parketnummer: 16.600793-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 december 2010
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Capelle aan de IJssel.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 november 2010, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met anderen heeft geprobeerd een inbraak te plegen, al dan niet met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer] of anderen.
2. samen met anderen drie pistolen in zijn bezit heeft gehad
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd een diefstal te plegen met geweld dan wel met bedreiging met geweld en dat hij wapens voorhanden heeft gehad. De officier van justitie baseert zich daarbij op de getuigenverklaring van [getuige 1], het door de verbalisant gegeven signalement van verdachte, de van verdachte gevonden vingerafdrukken en DNA-materiaal op de spullen die zijn aangetroffen op de plaats delict en op de vluchtroutes. De officier van justitie voert aan dat de door verdachte gegeven verklaring voor de aanwezigheid van zijn vingerafdrukken en DNA-materiaal op de spullen die zijn aangetroffen op en in de buurt van de plaats delict niet geloofwaardig zijn.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is ten aanzien van feit 1 primair van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de verklaring die verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn vingerafdrukken en DNA-materiaal op de aangetroffen spullen op de plaats delict en de vluchtroute. Verdachte heeft namelijk aangevoerd dat hij het vuurwapen een keer in handen heeft gehad toen dit hem getoond werd door een jongen die [A] heet en dat op die manier zijn DNA-materiaal daarop terecht is gekomen. Ook heeft hij deze jongen een aantal stuks kleding gegeven en een aantal knipscharen en vuilniszakken in een plastic tasje. Dit is de reden waarom er DNA-materiaal van hem op de baseball cap en vingerafdrukken op de vuilniszakken zijn gevonden. De raadsman voert subsidiair aan dat niet bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen naar de woning van de heer [slachtoffer] is gegaan om hem met geweld of bedreiging van geweld te beroven. Ten aanzien van feit 2 voert de raadsman aan dat niet bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen de twee pistolen van het merk CZ voorhanden heeft gehad, omdat op deze pistolen geen DNA-materiaal van hem is aangetroffen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 7 januari 2010 krijgen opsporingsambtenaren van de meldkamer de opdracht te gaan naar de [adres] te [woonplaats], omdat daar vermoedelijk door drie personen wordt ingebroken. Ter plaatse aangekomen hoort een van de verbalisanten breekgeluiden uit de achtertuin van de woning aan de [adres] of 27 en ziet vervolgens een man over een schutting klimmen en wegrennen. Uiteindelijk wordt deze man aangehouden en dit blijkt medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn. Een van de andere mannen die wegrent wanneer de politie arriveert wordt eveneens achtervolgd, maar ontsnapt. Tijdens de achtervolging laat deze man een zilverkleurig vuurwapen op de grond vallen. Het signalement van deze man luidt als volgt: donkere huidskleur, donkere haarkleur, dreadlocks tot over zijn nek, ongeveer 1,75 tot 1,80 meter lang en slank postuur. Voornoemd vuurwapen wordt gevonden op straat ter hoogte van de zijkant van het hoekhuis op de [adres].
Bij het ingestelde onderzoek ontdekken de verbalisanten dat met behulp van een breekijzer is gewrikt in de sluitnaad van het kozijn en de achterdeur van de woning aan de [adres] te [woonplaats].
De politie treft voorts in de tuin van voornoemde woning een zwarte sporttas aan met daarin onder andere een breekijzer en diverse plastic tassen. De politie treft voorts in de nabije omgeving nog een persoon aan bij een bushalte, die verklaart [medeverdachte 2] te heten en in een later stadium als medeverdachte wordt aangemerkt. De volgende dag worden er nog twee vuurwapens gevonden in de nabije omgeving van de [adres].
Het vuurwapen dat de hiervoor genoemde man tijdens de achtervolging door de politie heeft laten vallen betreft een pistool van het merk Bernardelli, model P-one, kaliber 9mm. In de houder bevonden zich 11 scherpe volmantelpatronen en een 12e patroon bevond zich in de kamer. Bij het aantreffen stond de veiligheidspal niet op safe, het pistool stond op scherp toen het werd aangetroffen. Alle patronen waren van het kaliber 9mm Luger. Het pistool is voor DNA-onderzoek aangeboden bij het Nederlands Forensisch Instituut en van het DNA in de bemonstering van het pistool is een DNA-mengprofiel verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van minimaal twee personen, waaronder minimaal een man. Het DNA-profiel van verdachte matcht met dit DNA-mengprofiel.
In de kleding van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een autosleutel aangetroffen, die past op het slot van een personenauto Hyundai, type E200, met kenteken [kenteken], die dezelfde avond in de [adres] wordt aangetroffen. [medeverdachte 1] verklaart dat hij in de tuin was met twee anderen en dat ze met zijn auto zijn gekomen. Wanneer de verbalisanten het navigatiesysteem van [medeverdachte 1]s auto uitlezen en daarbij de laatste 30 gezochte locaties uit het geheugen worden weergegeven, blijkt een van deze adressen [adres], [adres] te zijn. Dit adres is het adres waar verdachte woont.
In de onder medeverdachte [medeverdachte 1] inbeslaggenomen telefoon zijn meerdere sms-berichten (d.d. 25 augustus 2009, op 14 oktober 2009 en op 10 november 2009), gevonden met als inhoud: [adres]. Dit adres is het adres waar verdachte woont.
In de zwarte sporttas die in de achtertuin is aangetroffen bevinden zich onder meer twee vuilniszakrollen en een Albert Heijn plastic tas. Uit forensisch onderzoek volgt dat op twee van de afgerolde vuilniszakken en de Albert Heijntas dactyloscopische sporen (vingerafdrukken) zijn gevonden, afkomstig van verdachte.
Verder is in de achtertuin van de woning aan de [adres] een baseball cap aangetroffen. Naar aanleiding van forensisch onderzoek is een DNA-mengprofiel verkregen uit het DNA in de bemonstering van de baseball cap. Het DNA-mengprofiel bevat DNA-kenmerken van minimaal twee personen, waarvan minimaal één man.
Het DNA-profiel van verdachte matcht met dit DNA-mengprofiel.
Verdachte ontkent bij dit feit betrokken te zijn geweest en geeft een verklaring voor de sporen die in de richting wijzen van zijn deelname aan het gebeuren op 7 januari 2010. De rechtbank is echter van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig is. Verdachte heeft geen verklaring voor het feit waarom hij voor een voor hem relatief onbekende jongeman boodschappen gaat doen, te weten vuilniszakken en een knipschaar, terwijl deze jongeman, zo verklaarde verdachte ter terechtzitting, ter plaatse bij de supermarkt aanwezig is en zelf ook deze boodschappen zou kunnen doen. De verklaring die verdachte aflegt met betrekking tot de dag waarop hij het vuurwapen van deze jongen heeft vastgehouden is niet consistent. Bovendien acht de rechtbank het niet aannemelijk dat juist het DNA-materiaal van verdachte maanden nadat hij dit vuurwapen korte tijd zou hebben vastgehouden, nog op het vuurwapen wordt aangetroffen, terwijl dit vuurwapen in de visie van verdachte toebehoort aan een ander en door een ander dan verdachte op de avond van 7 januari 2010 moet zijn vastgehouden toen deze ander het op de vlucht voor de politie heeft laten vallen.
Dit maakt dat de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie komt dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld op 7 januari 2010.
De hiervoor genoemde verschillende sporen bestaande uit:
- het door de verbalisant gegeven signalement dat past bij de persoon van verdachte
- de van verdachte gevonden vingerafdrukken op de afgerolde vuilniszakken en de Albert Heijntas
- het DNA-materiaal op de baseball cap en het vuurwapen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte en
- het gevonden adres van verdachte in het navigatiesysteem van de auto die door medeverdachte [medeverdachte 1] werd gebruikt
kunnen gezamenlijk deze conclusie dragen.
De rechtbank acht het onder 1. primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Wanneer verdachte zelf geen helderheid verschaft ten aanzien van het voornemen waarmee hij de woning aan de [adres] heeft benaderd dient aan de hand van de uiterlijke verschijningsvorm te worden bezien waar de opzet van verdachte op gericht was. Uit het feit dat verdachte met een doorgeladen - en dus schietklaar - vuurwapen op pad ging, leidt de rechtbank af dat verdachte van plan was geweld te gebruiken dan wel met geweld te dreigen tegen ofwel de eigenaar van de woning, [slachtoffer], of andere personen op het moment dat dit nodig zou blijken.
Met betrekking tot feit 2 acht de rechtbank op de gronden zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte op 7 januari 2010 te IJsselstein een pistool van het merk Bernardelli met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Niet bewezen acht de rechtbank dat verdachte samen en in vereniging met anderen ook de andere vuurwapens voorhanden heeft gehad. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat verdachte wist dat zijn medeverdachten vuurwapens voorhanden hadden. Om die reden zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van het tenlastegelegde onder feit 2 vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 07 januari 2010 te IJsselstein ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of anderen, te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- met een (geladen) vuurwapen en/of (diverse) breekvoorwerpen naar voornoemde
woning gegaan en/of
- in de tuin van voornoemde woning geklommen/gegaan en/of
- (aldaar) met een (breek)voorwerp in de sluitnaad van het kozijn en een
(achter)deur van die woning gewrikt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
op 07 januari 2010 te IJsselstein, een wapen van categorie III, en (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten,
- pistool (merk Bernardelli, model P-one, kaliber 9mm) met (daarin) (bijbehorende) munitie (kaliber 9 mm Luger)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 primair: poging tot diefstal, gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat geen dan wel een lagere straf dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie geëist, omdat de verdediging tot vrijspraak of een andere bewezenverklaring concludeert. De raadsman heeft verzocht om verdachte geen vrijheidsstraf op te leggen, zodat hij in staat is aan het werk te gaan en bij zijn vriendin te verblijven.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak met geweld en/of bedreiging met geweld en hij was daarbij in het bezit van een schietklaar wapen. Een inbraak levert niet alleen materiële schade op voor de maatschappij, maar veroorzaakt ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Wat de rechtbank met name zorgwekkend en ernstig vindt aan dit feit, is dat verdachte een doorgeladen vuurwapen bij zich heeft gedragen. Verdachte probeert niet alleen om ten koste van anderen snel aan geld te komen, want uit het enkele feit dat hij een schietklaar vuurwapen bij zich draagt kan worden afgeleid dat hij van plan is daarbij ook nietsontziend te werk te gaan. Dat verdachte op deze manier de veiligheid van personen in de samenleving in gevaar brengt in zijn zucht naar geld, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie betreffende de persoon van verdachte d.d. 11 oktober 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder een zeer ernstig levensdelict heeft gepleegd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht en op artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 primair: poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. M.H.L. Schoenmakers en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 december 2010.
Mr. Schoenmakers was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.