ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9384

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.600622-10 en 16.610327-06 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor meerdere bedrijfsinbraken met aanzienlijke materiële schade

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 8 december 2010 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich in een periode van twee maanden schuldig heeft gemaakt aan drie bedrijfsinbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte inbraken heeft gepleegd bij verschillende bedrijven, waarbij aanzienlijke materiële schade is ontstaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de voorwaardelijke straf van 3 weken gevangenisstraf, opgelegd in een eerdere zaak, ten uitvoer gelegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij een veelpleger is op het gebied van inbraken en diefstallen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten en de herhaling van strafbare feiten geen ruimte bieden voor een lichtere straf. De benadeelde partij, [bedrijf 2], is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16.600622-10 en 16.610327-06 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Thailand),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, Huis van Bewaring Nieuwegein,
raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 november 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. omstreeks 17 juni 2010 samen met anderen bij [bedrijf 1] heeft ingebroken en daarbij computerbeeldschermen heeft gestolen of gestolen computerbeeldschermen in zijn bezit heeft gehad of verhandeld
2. op 20 mei 2010 samen met anderen bij [bedrijf 2] heeft ingebroken en daarbij elektronische goederen heeft gestolen
3. op 29 mei 2010 samen met anderen bij [bedrijf 3] heeft ingebroken en daarbij computers en beeldschermen heeft gestolen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 primair en de feiten 2 en 3 heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hij deze inbraken samen met verdachte heeft gepleegd, de verklaring van getuige [getuige], terzake feit 1 de historische telefoongegevens waaruit blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte zich op 18 juni 2010 rond het middernachtelijke uur bevonden op de route Hilversum-Bilthoven-Zeist-Hilversum op 8 minuten afstand van het adres van [bedrijf 1], en terzake de feiten 2 en 3 de herkenning van verdachte en zijn medeverdachte door meerdere verbalisanten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] zijn niet betrouwbaar, omdat hij deze verklaringen mogelijk in zijn eigen belang heeft afgelegd. De herkenning van verdachte door de verbalisanten is niet betrouwbaar, omdat de kwaliteit van de camerabeelden niet zodanig is dat op grond daarvan herkenning van een persoon kan volgen. De raadsman concludeert primair tot vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten en subsidiair tot slechts een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 18 juni 2010 doet [slachtoffer] namens het bedrijf [bedrijf 1] aangifte van inbraak in het bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingplaats] tussen 17 juni 2010 te 23.10 uur en 18 juni 2010 te 00.10 uur. Zij verklaart dat zij het pand op 17 juni 2010 had afgesloten en in goede staat had achtergelaten. Op 18 juni 2010 zag zij dat één van de twee ramen in de gevel van het pand open stond en dat dit raam door de sluiting heen naar binnen toe open was geduwd. Verder verklaart zij dat er 6 beeldschermen van het merk Dell en 1 beeldscherm van het merk Apple zijn weggenomen en dat verschillende kabels die bevestigd waren aan deze beeldschermen zijn doorgeknipt. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze inbraak heeft gepleegd samen met verdachte en dat zij samen de buitgemaakte beeldschermen bij een computerwinkel hebben gebracht en ze daar hebben verkocht.
Ten aanzien van het verweer met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] overweegt de rechtbank dat [medeverdachte] niet alleen belastend verklaart over verdachte, maar dat hij ook vrijuit verklaart over zijn eigen rol in de gepleegde feiten. Hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat verdachte de verklaring slechts in zijn eigen belang heeft afgelegd, om zijn eigen straatje schoon te vegen. Om die reden houdt de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dan ook voor betrouwbaar.
Verdachte heeft steeds ontkend bij de inbraak betrokken te zijn geweest en daarbij verklaard dat hij de betreffende avond Hilversum niet heeft verlaten. Uit de uitgelezen historische gegevens van zijn telefoon blijkt echter dat zijn telefoon op 17 juni 2010 om 23.04 uur een paallocatie heeft aangestraald aan de Steynlaan te Zeist. De afstand tussen deze paallocaties en het bedrijfspand van [bedrijf 1] te [vestigingplaats] is 11,1 km met een reisafstand van circa 11 minuten. Nu verdachte bovendien heeft verklaard zijn telefoon niet uit te lenen , concludeert de rechtbank dat niet alleen verdachtes telefoon op genoemde datum en tijdstip zich op korte afstand van het bedrijfspand heeft bevonden, maar dat ook verdachte daar ter plaatse is geweest. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die samen met medeverdachte [medeverdachte] de inbraak in het bedrijfspand van [bedrijf 1] aan de [adres] te [vestigingplaats] heeft gepleegd.
Feit 2
Op 20 mei 2010 doet [aangever 1] namens het bedrijf [bedrijf 2] aangifte van een inbraak in het bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingplaats] op diezelfde dag tussen 21.30 uur en 23.50 uur. Hij verklaart dat met een steen de ruit van het kantoor is ingegooid en dat vanuit het kantoor een laptop met docking station, een beeldscherm en een connector voor de muis is weggenomen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze inbraak samen met verdachte heeft gepleegd. De beveiliger van het bedrijfsterrein heeft verklaard dat hij tijdens zijn rondje op 20 mei 2010 omstreeks 21.29 uur -terwijl hij het bedrijfsterrein van [bedrijf 2] opreed- een lichtgroene personenauto van het merk Renault met 2 inzittenden het terrein af zag rijden. De beveiliger heeft voorts verklaard dat hij dacht dat het kenteken van die auto [kenteken] was, maar dat het zo snel ging dat het kan zijn dat hij een lettercombinatie verwisseld heeft. Nader onderzoek wijst uit dat verdachte een groene personenauto van merk Renault, voorzien van kenteken [kenteken], op zijn naam heeft staan. Omdat de beveiliger de situatie verdacht vond is hij direct om het gebouw gelopen en daar zag hij dat een ruit van de kantoorruimte was vernield. Op de camerabeelden die van de inbraak beschikbaar zijn en ter terechtzitting zijn getoond blijkt dat er twee personen bij de inbraak zijn betrokken. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet alleen de auto van verdachte is geweest die door de beveiliger op de plaats van het delict is aangetroffen, maar dat het ook verdachte is geweest die samen met medeverdachte [medeverdachte] deze inbraak heeft gepleegd.
Feit 3
Op 29 mei 2010 doet [aangever 2] namens het bedrijf [bedrijf 3], aangifte van een inbraak in het bedrijfspand gevestigd aan het [adres] te [vestigingplaats] op diezelfde dag tussen 17.00 uur en 17.20 uur. Hij verklaart dat hij zag dat een ruit midden in het kantoor ingegooid dan wel ingeslagen was en dat er een baksteen lag op de vloer naast het bureau voor het ingeslagen raam. Verder zag hij diverse doorgeknipte computerbedrading en hij zag ook dat op de andere bureaus geen computers meer stonden. Uit het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 29 juni 2010 blijkt dat de diefstal zeven computers en zeven beeldschermen betrof. Ook ten aanzien van deze inbraak heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij deze heeft gepleegd samen met verdachte. Van deze inbraak zijn beelden beschikbaar waarop de personen te zien zijn die verdacht worden van het plegen van de inbraak. Wanneer deze beelden getoond worden tijdens een briefing bij de politie, verklaren twee verbalisanten dat zij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voor 100% herkennen als de op de foto’s zichtbare verdachten.
Ter terechtzitting zijn de beelden van deze inbraak getoond. De rechtbank is van oordeel dat deze beelden van een zodanige kwaliteit zijn dat een betrouwbare herkenning kan plaatsvinden door iemand die de daarop getoonde personen reeds persoonlijk kent.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] ook deze inbraak heeft gepleegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Primair
omstreeks 17 juni 2010 te [vestigingplaats] tezamen en in vereniging met een ander met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand
(gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
- zes beeldschermen (merk Dell) en
- een beeldscherm (merk Apple),
toebehorende aan [slachtoffer] en/of communicatiebureau [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben
verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een raam en verbreking van computerkabels;
2.
op 20 mei 2010 te [vestigingplaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand (van [bedrijf 2]) (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een laptop en een docking station (Levono R60) en een beeldscherm (Samsung Supermaster) en een connector voor de muis, toebehorende aan de [bedrijf 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van voornoemd pand;
3.
op 29 mei 2010 te [vestigingplaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand (van [bedrijf 3]) (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen zeven computers en beeldschermen toebehorende aan [bedrijf 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen
onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van voornoemd pand.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;
Feit 2, 3 (telkens): Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn gewijzigd in die zin dat verdachte op dit moment werk heeft en dat de omgangsregeling met zijn zoon is opgestart. De raadsman heeft gesteld dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf waarvan de duur langer is dan de duur van het voorarrest deze positieve ontwikkeling bij verdachte zou doorkruisen en om die reden niet dient te worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan in totaal drie bedrijfsinbraken. Het spreekt voor zich dat de door deze feiten ontstane materiële schade groot is geweest. Niet alleen werden uit die bedrijfspanden goederen weggenomen, maar daarbij werden die bedrijfspanden zelf vaak ook beschadigd. Dit heeft voor de slachtoffers tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ergernis en ongemak hebben ondervonden.
Het is niet de eerste keer dat verdachte zich aan soortgelijke feiten schuldig maakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het op verdachte betrekking hebbende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 23 juni 2010. Hieruit blijkt dat verdachte veelpleger is op het gebied van inbraken en diefstallen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat zijn persoonlijke omstandigheden zijn veranderd en dat hij nu op het rechte pad is, is dit voor de rechtbank geen reden om de straf te matigen. Wel ziet de rechtbank hierin aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf noodzakelijk is voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [bedrijf 2] vordert een schadevergoeding van € 1.482,03 voor feit 2.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt, omdat deze vordering niet is onderbouwd met gespecificeerde facturen die betrekking hebben op de op 20 mei 2010 ontstane schade. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van drie weken gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Utrecht op 26 januari 2009 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g en 57 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;
Feit 2, 3 (telkens): Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 26 januari 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/610327-06 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 3 weken gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] in de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 december 2010.