ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9301

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600571-10 en 16/600936-09 (vordering tenuitvoerlegging)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van ex-vriendin met opzet en gevolgen voor strafoplegging

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 1 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van zijn ex-vriendin. De mishandeling vond plaats op 5 juni 2010 in Utrecht, waar de verdachte, na een conflict met het slachtoffer, haar meermalen in het gezicht en tegen het lichaam heeft gestompt en haar tegen het onderlichaam heeft geschopt. Het slachtoffer deed op 6 juni 2010 aangifte van deze mishandeling, waarbij zij aangaf pijn te hebben ondervonden en bloedde uit haar neus. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting erkend dat hij het slachtoffer heeft mishandeld, maar heeft zijn daden niet volledig ontkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 60 uren opgelegd, die kan worden omgezet in hechtenis indien de verdachte deze niet naar behoren verricht. Voor een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf van 22 dagen, die de verdachte had gekregen, is in plaats daarvan een taakstraf van 44 uren opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor huiselijk geweld.

De rechtbank heeft ook geadviseerd om de verdachte te laten behandelen voor zijn psychische problemen, die zijn ontstaan door een persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. De kans op herhaling is als verhoogd ingeschat, en behandeling is noodzakelijk geacht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en de belangen van het slachtoffer en de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600571-10 en 16/600936-09 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 november 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 juni 2010 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe overweegt zij als volgt.
Op 6 juni 2010 deed [slachtoffer] aangifte van mishandeling. Haar verklaring houdt in dat zij zich op 5 juni 2010 in haar woning in Utrecht bevond. Aldaar waren een aantal vrienden aanwezig. [verdachte] – verdachte – was daar ook aanwezig. Nadat de vrienden waren weggegaan ontstond er onenigheid tussen haar en [verdachte]. Op een gegeven moment sloeg [verdachte] haar met zijn vuist op haar rug. Zij voelde pijn aan haar rug. Daarop voelde zij dat [verdachte] haar begon te schoppen. Dit deed hij met geschoeide voet. Hij bleef haar schoppen tegen haar onderlichaam. Zij voelde pijn in haar onderlichaam. Daarna sloeg [verdachte] haar met zijn vuist in haar gezicht. Zij voelde een hevige pijn aan haar neus. Zij zag en voelde dat zij bloedde uit haar neus. Daarna voelde zij dat [verdachte] haar nog een vuistslag in haar gezicht gaf.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij op 5 juni 2010 bij [slachtoffer] in haar woning in Utrecht aanwezig was. Op een gegeven moment ontstond er onenigheid tussen hen beiden. Daarop heeft hij [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht en het lichaam gestompt en geslagen en meermalen tegen het onderlichaam geschopt.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem is ten laste gelegd, met dien verstande dat
hij op 5 juni 2010 te Utrecht opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen in het gezicht en tegen het lichaam heeft gestompt en meermalen tegen het onderlichaam heeft geschopt waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen in de hoofdzaak een werkstraf van 60 uur met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en in de zaak van de vordering tenuitvoerlegging toewijzing van de vordering en vervolgens omzetting van 22 dagen gevangenisstraf in een werkstraf van 44 uur.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat aan verdachte in de hoofdzaak uitsluitend een voorwaardelijke straf zal worden opgelegd en dat in de zaak van de vordering tenuitvoerlegging de proeftijd zal worden verlengd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich aan een ernstig feit schuldig gemaakt. Hij heeft [slachtoffer], zijn ex-vriendin, met wie hij nog een zakelijke relatie had, in haar woning mishandeld door haar meermalen te stompen en te schoppen. Het slachtoffer heeft daarvan pijn ondervonden.
Zij wil door het gebeurde niets meer met verdachte te maken hebben.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op
- een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 oktober 2010, waaruit blijkt dat verdachte in het jaar 2009 terzake van huiselijk geweld tegen hetzelfde slachtoffer tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende verdachte d.d. 8 november 2010, opgemaakt door
Mw. I. Koppelman, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland te Utrecht;
- een psychologisch rapport betreffende verdachte d.d. 26 augustus 2010, opgemaakt door mr.drs. R.A. Sterk, klinisch psycholoog. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens geconstateerd in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven) met ontwijkende en narcistische trekken. Voorts is er sprake van misbruik van alcohol. Van de beschreven psychische problematiek was sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Betrokkene moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht zijn wil geheel in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om betrokkene ten aanzien van het ten laste gelegde – indien bewezen – enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De kans op herhaling wordt als verhoogd ingeschat.
Vanuit forensisch oogpunt is behandeling geïndiceerd. Een dergelijke behandeling kan aangeboden worden door de forensisch psychiatrische kliniek De Waag te Utrecht.
Geadviseerd wordt om de behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/600936-09
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 2 september 2009 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 dagen, met aftrek van de preventieve hechtenis, waarvan 22 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde toegezonden.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast en dat deze straf wordt omgezet in een werkstraf van 44 uren.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor bewezen verklaarde feit, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank acht termen aanwezig de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten, doch zij zal in plaats daarvan een taakstraf van na te melden duur gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust voorts op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWEE MAANDEN.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde (één of meer van) na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen, ook als dat inhoudt:
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd een behandeling ondergaat bij de Forensische Psychiatrische Polikliniek De Waag te Utrecht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van ZESTIG uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van parketnummer 16/600936-09:
Gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 22 dagen, een taakstraf, bestaande deze straf uit: een werkstraf voor de duur van VIER EN VEERTIG uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door Mr. P. Bender, voorzitter, Mrs. J.M. Bruins en Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 december 2010.