RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 720730 BU 10-1383
CJIB-nummer: [nummer]
beslissing d.d. 20 december 2010
inzake
[betrokkene],
wonende te [woonplaats], [adres],
verder ook te noemen: betrokkene.
Verloop van de procedure
Bij brief van 25 juni 2010, ontvangen op 8 juli 2010, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, gegeven op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), bekend onder bovengenoemd CJIB-nummer.
Betrokkene is in de gelegenheid gesteld alle op het beroepschrift betrekking hebbende stukken in te zien.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is behandeld ter zitting van 6 december 2010. Betrokkene is in persoon ter zitting verschenen. Namens de officier van justitie is verschenen mr. N. Brands, werkzaam bij de CVOM.
Vervolgens heeft de kantonrechter deze beslissing gegeven.
Beoordeling van het beroep
Aan betrokkene is een sanctie van € 160,00 opgelegd terzake van de in de inleidende beschikking aangeduide gedraging op 29 januari 2010 om 16.40 uur te Houten, Viswater, met de personenauto, kenteken [nummer]:
als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden.
Betrokkene voert, kort samengevat, aan dat zij het niet eens is met de beslissing van de officier van justitie. Zij heeft namelijk haar telefoon niet met haar hand vastgehouden. De telefoon zat in haar hoofddoek naast haar rechteroor.
Betrokkene heeft inmiddels een klacht ingediend tegen de betreffende verbalisanten, aangezien één van deze zei: “Jullie worden steeds creatiever”. Dit gebeurde naar aanleiding van het feit dat de verbalisante zag dat betrokkene haar telefoon in haar hoofddoek naast haar rechteroor had zitten. Dit bevestigt ook dat betrokkene haar telefoon niet vast had.
De klachtenbehandelaar van de politie heeft betrokkene per e-mail op de hoogte gebracht. Daarin stond vermeld dat de verbalisanten aan het twijfelen waren. Dit lijkt betrokkene geen juiste basis om een bekeuring uit te schrijven.
De officier van justitie heeft de kantonrechter verzocht het beroep van betrokkene ongegrond te verklaren.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel:
De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 61a Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Deze bepaling houdt het volgende in: “het is degene die een motorvoertuig, bromfiets of invalidenvoertuig bestuurt verboden tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden.”
Naar de kantonrechter - met de officier van justitie- begrijpt wordt betrokkene niet verweten dat zij een mobiele telefoon met haar hand(en) heeft vastgehouden, maar (slechts) dat zij een mobiele telefoon tussen haar hoofddoek en haar oor geklemd had zitten.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat “vasthouden” zoals bedoeld in artikel 61a RVV 1990 ruim moet worden uitgelegd, zodat ook de onderhavige gedraging daaronder valt.
De Nota van Toelichting bij het Besluit van 4 februari 2002 tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (verbod handmatig telefoneren), Stb. 2002, 67, houdt onder meer in:
"Het handmatige telefoneren en het gelijktijdig besturen van een motorvoertuig, invalidenvoertuig of bromfiets vormt een gevaar voor de verkeersveiligheid. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid schat dat per jaar in het verkeer enkele tientallen doden en bijna driehonderd gewonden vallen door het gebruik van de mobiele telefoon. De oorzaak hiervan is gelegen in een tweetal factoren. Ten eerste is bij het handmatig telefoneren - vaak gedurende enige tijd - slechts één hand beschikbaar voor het verrichten van de noodzakelijke verkeershandelingen. Ten tweede wordt de aandacht van de bestuurder door het voeren van een telefoongesprek afgeleid van de verkeerssituatie. Door de combinatie van deze twee factoren ontstaat een niet te veronachtzamen risico voor de verkeersveiligheid. (...)
In artikel 61a RVV 1990 wordt gesproken van het vasthouden van een mobiele telefoon en niet van telefoneren. Hiervoor zijn verschillende redenen te geven. Ten eerste wordt hiermee de afwijzing van het fysieke aspect van het handmatig telefoneren beter tot uitdrukking gebracht. Onder vasthouden wordt verstaan het in de hand houden, het tussen oor en schouder geklemd houden etc. (...)
Ten vierde heeft het openbaar ministerie aangegeven dat een verbod op het telefoneren aanzienlijk moeilijker te handhaven is dan een verbod op het vasthouden van een mobiele telefoon.".
Uit de inhoud van de Nota van Toelichting volgt dat het begrip "vasthouden" in de zin van artikel 61a RVV 1990, met het oog op de verkeersveiligheid en de mogelijkheid tot handhaving, ruim moet worden uitgelegd.
Met betrekking tot het geklemd houden van een telefoon tussen een hoofddoekje en het oor overweegt de kantonrechter het volgende.
Anders dan bij een telefoon met een “oortje” kan betrokkene bij een telefoon die geklemd zit tussen een hoofddoekje en het oor niet zien welke toets van de telefoon zij moet indrukken in het geval zij wordt gebeld, in het geval zij een telefoongesprek wil beëindigen dan wel in het geval zij andere functies van de telefoon wil bedienen (bijvoorbeeld aanpassing van het volume). Dat brengt met zich dat niet alleen het telefoongesprek afleidt van de verkeerssituatie, maar dat ook het risico toeneemt dat de bestuurder te veel betrokken is bij het op de tast bedienen van het telefoontoestel. Bovendien is zij daardoor minder goed in staat de benodigde verkeershandelingen te verrichten. Blijkens de Nota van Toelichting ontstaat juist door deze combinatie van factoren een niet te veronachtzamen risico voor de verkeersveiligheid en is om deze reden het verbod ingevoerd. Om deze reden is de kantonrechter van oordeel dat betrokkene de telefoon heeft vastgehouden zoals in art. 61a RVV 1990 is bedoeld. Zo is (bijvoorbeeld) ook het aan de pols bevestigd hebben van een telefoon aan te merken als vasthouden in de zin van art. 61a RVV 1990 (Gerechtshof Leeuwarden, 15 februari 2006, www.rechtspraak.nl, LJN: AV3538).
Gelet op het absolute karakter van het verbod zijn de door de betrokkene aangevoerde omstandigheden ongenoegzaam om af te zien van een sanctie of tot matiging van het bedrag van de opgelegde sanctie te besluiten. Derhalve ziet de kantonrechter geen aanleiding om de sanctie te matigen dan wel op nihil te stellen.
De kantonrechter zal, gelet op het bovenstaande, beslissen als volgt.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 december 2010.