ECLI:NL:RBUTR:2010:BO7224

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-350160-03
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte met een geestelijke stoornis

In de zaak met parketnummer 16/350160-03 heeft de rechtbank Utrecht op 10 december 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de verdachte, die in een FPC verblijft. De officier van justitie had op 26 november 2010 de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. De verdachte was niet ter zitting verschenen, maar had schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. Zijn raadsman, mr. E.N. Bouwman, heeft de rechtbank geïnformeerd over de wensen van de verdachte en de rechtbank heeft besloten om de zaak zonder zijn aanwezigheid te behandelen. De rechtbank heeft de deskundige A.M. Besselink gehoord, die de geestelijke toestand van de verdachte heeft beoordeeld. De deskundige concludeerde dat de geestelijke stoornis van de verdachte en het risico op recidive nog steeds aanwezig zijn, wat een verlenging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt. De rechtbank heeft ook eerdere vonnissen en rapporten in overweging genomen, waaronder een rapport van FPC Veldzicht, dat adviseerde om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De rechtbank oordeelde dat de behandeling van de verdachte moeizaam verloopt en dat er geen zicht is op een snelle verbetering. Daarom heeft de rechtbank besloten om de terbeschikkingstelling van de verdachte met twee jaar te verlengen, in het belang van de veiligheid van anderen. Deze beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/350160-03
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
verblijvende F.P.C. Veldzicht, locatie Grittenveld (Kinholtsweg 7) te Hoogeveen,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 18 september 2003, waarbij [verdachte] (hierna: [verdachte]) is veroordeeld voor afpersing en ter beschikking is gesteld met voorwaarden.
- een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 27 september 2004, waarbij de verpleging van overheidswege van [verdachte], is gelast, die is ingegaan op 29 maart 2006;
- de beslissing van deze rechtbank van 21 december 2009, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd voor de duur van één jaar;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 20 oktober 2010, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met twee jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte] over de periode van maart 2006 tot en met 14 oktober 2010;
- het rapport van FPC Veldzicht d.d. 7 oktober 2010, opgemaakt door P. Bakx, 1e geneeskundige, en J.B. Blekkink, hoofd van de inrichting, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld om de terbeschikkingstelling van [verdachte] met twee jaren te verlengen.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 26 november 2010, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de raadsman van [verdachte], mr. E.N. Bouwman, advocaat te Zwolle, en de deskundige A.M. Besselink, namens FPC Veldzicht.
[verdachte] is behoorlijk opgeroepen maar niet ter terechtzitting verschenen. [verdachte] heeft bij schriftelijke verklaring afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. De raadsman van [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij [verdachte] zeer recentelijk nog heeft gesproken en dat het de uitdrukkelijke wens is van [verdachte] dat de vordering ter zitting van 26 november 2010 buiten zijn aanwezigheid wordt behandeld, waarbij [verdachte] de raadsman uitdrukkelijk heeft gemachtigde om diens standpunt te verwoorden.
Gelet op deze uitdrukkelijke wens van [verdachte] en de bezwaren die voor hem aan een bevel tot medebrenging zijn verbonden, het gegeven dat hij ter terechtzitting vertegenwoordigd is door een door hem gemachtigde raadsman en in aanmerking nemend dat de rechtbank geen inhoudelijke redenen ziet om de persoonlijke verschijning van [verdachte] te gelasten, heeft de rechtbank, gehoord de officier van justitie en de deskundige, besloten om in het belang van [verdachte], invulling te geven aan diens recht om te worden gehoord op de door hem gewenste wijze, dat wil zeggen middels vertegenwoordiging door zijn raadsman.
2. De beoordeling
Voormeld advies van FPC Veldzicht d.d. 7 oktober 2010 houdt onder meer het volgende in:
Patiënts delictgevaar ligt met name in het omgaan met problemen door het slikken van medicatie en als dit niet voor handen is, dit af te dwingen door agressief gedrag.
Om het delictgevaar te minimaliseren is het noodzakelijk dat patiënt niet de noodzaak ervaart medicatie of andere zaken af te dwingen met agressief gedrag.
Het is de afgelopen jaren niet mogelijk gebleken patiënt inzicht te geven in dit gedragspatroon en dit patroon te veranderen. Patiënts problematiek is nog onverminderd aanwezig en de verwachting is dat hij hierin ook minimaal kan veranderen. Hij is afhankelijk van de omgeving om adequaat te kunnen functioneren. Zonder een structurerende omgeving is het delictgevaar hoog. Gezien het bovenstaande menen wij u te moeten adviseren de terbeschikkingstelling met een periode van 2 jaar te doen verlengen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de deskundige Besselink, afgelegd ter zitting. Dit houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in:
Het doel is om het komende half jaar te bekijken of het mogelijk is om [verdachte] op den
duur te plaatsen in een woonvorm buiten de kliniek waar 24 uur begeleiding is. Dit
is een gestructureerde setting. Als dit niet lukt, dan heeft het onze voorkeur om
[verdachte] in een andere Tbs-kliniek te plaatsen. Dan kan worden onderzocht of een
andere kliniek andere behandelmogelijkheden ziet.
De raadsman heeft ter zitting -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:
Het advies van de kliniek sluit aan bij wat cliënt wil. Hij wil in de omgeving van Amersfoort begeleid wonen. De toekomstverwachting van de kliniek is naar mijn mening niet binnen één jaar gerealiseerd. Deze toekomstverwachting gaat echter bij cliënt een eigen leven leiden. Dit is jammer. Ik bepleit wel een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Als cliënt naar een andere Tbs-kliniek moet, dan heb ik, gezien de zwakke begaafdheid van cliënt, een somber toekomstbeeld.
Gelet op voormeld advies van het FPC Veldzicht is de rechtbank van oordeel dat de ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij [verdachte] en het daarmee samenhangende gevaar voor recidive van een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen nog steeds aanwezig zijn en wel in die mate dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereist dat de terbeschikkingstelling van [verdachte] wordt verlengd.
Met betrekking tot de termijn van de verlenging overweegt de rechtbank als volgt.
Tot op heden verloopt de behandeling zeer moeizaam. Momenteel is nog geen sprake van een situatie waarin begeleid verlof is toegestaan en het is voorzienbaar dat de behandeling binnen het TBS-kader nog meerdere zal jaren vergen, voordat eventueel sprake zou kunnen zijn van een doorplaatsing naar een woonvorm buiten de TBS-kliniek. Derhalve kan met een verlenging van de termijn met minder dan twee jaar niet worden volstaan.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
3. De beslissing.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] met TWEE JAREN.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. A. Kuijer en
mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.F.R. Storij en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 december 2010.