Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 287056 / HA ZA 10-1178
Vonnis van 8 december 2010
de maatschap naar burgerlijk recht
KPMG [X] & CO,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres,
advocaat mr. O.R. van Hardenbroek van Ammerstol te Den Haag,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ “DE PLASHOEVE” BV,
gevestigd te Vinkeveen,
gedaagde,
advocaat mr. W.H. van Otterloo te Amsterdam.
Partijen zullen hierna KPMG [X] en De Plashoeve genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juli 2010;
- de fax van 14 september 2010 van KPMG [X] ten behoeve van de comparitie;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. De “Alina” is een jacht dat toebehoort aan de Maltezer vennootschap Sursum Velum Ltd. (hierna: Sursum Velum). Sursum Velum is gelieerd aan De Plashoeve. De Alina is op 3 november 2008 in beslag genomen door de Franse douane in verband met een geschil over de afdracht van omzetbelasting.
2.2. In haar mail van 19 november 2008 aan de heer [A] (directeur van De Plashoeve) schrijft mevrouw [B], senior tax manager bij Fidal Direction Internationale in Parijs (hierna: Fidal) onder meer:
“While the yacht was on way for maintenance works to the Netherlands, it was impounded by the French customs, (…).
As part of our assistance, we will first advice you on the steps to be taken in this litigation, according to the French Customs legislation. We anticipate that our fees for this memo would amount to € 8.000, excluding tax, costs and out-of-pocket expenses.
In addition, there will be steps to be taken before any seizure of the French Tax Courts, for (i) the release of the yacht and (ii) any answer to a possible collection notice as regards the import VAT. As regards said points, our fees will be calculated on a time-spent basis by applying an average hourly rate of € 380, excluding tax, costs and out-of-pocket expenses (…). With regard to our experience in similar cases, we estimate our fees will range between € 4.000 and € 7.000 excluding tax, costs and out-of-pocket expenses for this intervention. This fee quote excludes any intervention before French Tax Courts (Tribunal d’Instance/Tribunal correctionel).”
2.3. In zijn mail van 1 maart 2010 aan [B] reageert [Bultena] onder meer als volgt:
“I understand the proposal for your fees etc. And I do accept them on behalf of Sursum Velum Ltd. (…)
You do have my approval to negotiate with the french authorities aslong I have I final say to the results.”
2.4. Op 28 januari 2009 stuurt KPMG [X] een brief aan De Plashoeve (gericht aan [Bultena]) met als onderwerp “Wet identificatie bij dienstverlening/Wet melding ongebruikelijke transacties”, waarin zij onder meer schrijft:
“Bij brief van 13 januari jl. verzochten wij u, in verband met de identificatie van Exploitatiemaatschappij De Plashoeve B.V., om een kopie van uw geldig paspoort of rijbewijs. De legitimatie op grond van bovenstaande wetgeving hebben wij nodig voor de te verrichten werkzaamheden naar aanleiding van het verzoek aan ons kantoor om fiscale begeleiding voor het vrijgeven van de Alina te Frankrijk.”
2.5. Op 18 februari 2009 stuurt KPMG [X] een factuur aan De Plashoeve ten bedrage van EUR 9.996,- (inclusief BTW). Op de factuur is vermeld:
“Honorarium voor verrichte werkzaamheden en verstrekte adviezen, 8.400,00
volgens onderstaande specificatie:
- doorbelaste kosten Fidal Frankrijk inzake de memo zoals
besproken in de mail van 6 november 2008”
Deze factuur is op 12 juni 2009 door De Plashoeve betaald.
2.6. Op 18 mei 2009 en 19 januari 2010 stuurt KPMG [X] facturen aan De Plashoeve van respectievelijk EUR 5.355,- en EUR 22.610,- (beide inclusief BTW). Blijkens de facturen betreft het doorbelaste kosten van Fidal. Deze facturen zijn, ook na een betalingsherinnering en een sommatie door KPMG [X] van 3 februari 2010, onbetaald gebleven. De facturen vermelden een betalingstermijn van 14 dagen. In totaal staat een bedrag van EUR 27.965,- open.
2.7. In haar mail van 5 februari 2010 aan KPMG [X] schrijft De Plashoeve:
“Wij hebben al aangegeven bij KPMG [X] het niet eens te zijn met de genoemde facturen en zullen hier volgende week inhoudelijk op terug komen.”
2.8. In zijn fax, gedateerd 8 september 2010, aan de raadsman van KPMG [X] geeft de heer [C] (VAT Director van Fidal) een overzicht van de door Fidal verrichte werkzaamheden.
3.1. KPMG [X] vordert – samengevat – veroordeling van De Plashoeve tot betaling van EUR 29.972,59, vermeerderd met rente, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan hoofdsom en rente, en kosten.
3.2. KPMG [X] legt blijkens haar dagvaarding en de ter zitting gegeven toelichting aan haar vorderingen ten grondslag dat tussen haar en De Plashoeve een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen ter zake van fiscale dienstverlening, hetgeen onder meer blijkt uit de brief van KPMG [X] van 28 januari 2009 (zie r.o. ?2.4). [Bultena] heeft de gevraagde informatie ook gegeven. Op grond van deze overeenkomst heeft KPMG [X] Fidal als hulppersoon ingeschakeld. Fidal heeft KPMG [X] gefactureerd voor de door haar verrichte werkzaamheden. KPMG [X] heeft deze facturen op haar beurt aan De Plashoeve doorbelast. Alleen in de eerste factuur van 18 februari 2009 heeft KPMG [X] (bovenop het bedrag van EUR 8.000,- voor Fidals werkzaamheden) een bedrag van EUR 400,- in rekening gebracht voor haar eigen werkzaamheden.
3.3. De Plashoeve voert verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van KPMG [X] althans tot afwijzing van haar vorderingen.
3.4. Zij voert daartoe aan dat er geen overeenkomst tussen haar en KPMG [X] tot stand is gekomen. Volgens De Plashoeve heeft zij rechtstreeks met Fidal gecontracteerd, hetgeen blijkt uit de mailcorrespondentie tussen [Bultena] en [B] (zie r.o. ?2.2 en r.o. ?2.3). KPMG [X] heeft haar slechts met Fidal in contact gebracht en fungeert uitsluitend als betaalkantoor. Uit het feit dat KPMG [X] bij brief van 28 januari 2009 om gegevens vroeg, blijkt volgens De Plashoeve evenmin dat er een overeenkomst tussen haar en KPMG [X] tot stand is gekomen. Deze gegevens had KPMG [X] nodig om aan Fidal te kunnen sturen.
Als er op haar enige betalingsverplichting rust, dan dient zij aan Fidal te betalen, aldus De Plashoeve. In dat geval moet worden beoordeeld of de facturen in overeenstemming zijn met de gemaakte prijsafspraak, waarbij zij verwijst naar de mailwisseling tussen [Bultena] en [B].
Weliswaar heeft De Plashoeve de eerste factuur van KPMG [X] betaald (zie r.o. ?2.5), maar daaruit kan volgens haar niet worden afgeleid dat zij de contractspartij van KPMG [X] is. De factuur is door de boekhouder van De Plashoeve betaald, omdat het gefactureerde bedrag voldeed aan de prijsopgave van Fidal en de boekhouder op de hoogte was van de betrokkenheid van KPMG [X]. De Plashoeve heeft de factuur namens Sursum Velum betaald en het betaalde bedrag is via de rekening-courant met Sursum Velum verrekend, aldus nog steeds De Plashoeve.
3.5. Subsidiair voert De Plashoeve aan dat, als er een overeenkomst met KPMG [X] tot stand is gekomen, zij evenmin gehouden is de openstaande facturen te voldoen, omdat deze in strijd met de prijsafspraak met Fidal zijn. In dit licht stelt De Plashoeve als verweer dat KPMG [X] tekort is geschoten door de facturen van Fidal rechtstreeks aan haar door te sturen zonder deze eerst inhoudelijk te beoordelen. Zodoende heeft KPMG [X] niet gewaakt voor haar belangen, aldus De Plashoeve.
3.6. In reactie hierop stelt KPMG [X] zich op het standpunt dat de financiële regeling slechts een prijsindicatie door Fidal betreft en geen vasteprijsafspraak. De Plashoeve heeft overigens geen reden de tweede factuur niet te betalen, gelet op haar erkenning dat deze factuur binnen de marges van de prijsafspraak valt. Evenmin is De Plashoeve gerechtigd betaling van de laatste factuur achter te houden, omdat zij Fidal maanden tegen een bekend uurtarief liet doorwerken. Zij mocht verwachten dat er nog een factuur zou volgen, aldus KPMG [X].
3.7. Volgens De Plashoeve is het doorwerken door Fidal na de tweede factuur, te verklaren door het feit dat deze factuur is blijven liggen. Zij stelt dat zij na de ontvangst van de derde factuur bij KPMG [X] heeft geklaagd. Ook voert De Plashoeve aan dat, anders dan Fidal in haar fax van 8 september 2010 schrijft (zie r.o. ?2.8), de verlaging van de boete en het BTW-bedrag het gevolg is van haar eigen werkzaamheden.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Partijen zijn verdeeld over de vraag of tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het voor de beantwoording van de vraag of De Plashoeve gehouden is de facturen van KPMG [X] te betalen, niet van belang is of een overeenkomst tot stand is gekomen tussen hetzij KPMG [X] en De Plashoeve, hetzij Fidal en De Plashoeve. Zij overweegt daartoe als volgt.
4.2. Als het standpunt van De Plashoeve juist is, namelijk dat er tussen haar en Fidal een overeenkomst tot stand is gekomen en de betrokkenheid van KPMG [X] er alleen uit bestond dat zij als betaalkantoor fungeerde, dan is voor de beantwoording van de vraag of De Plashoeve deze facturen moet betalen slechts van belang of de gefactureerde bedragen in overeenstemming zijn met de prijsopgave in de mail van [B] van 19 november 2008 (zie r.o. ?2.2). KPMG [X] stond immers buiten deze afspraken.
Uit de ter zitting gegeven toelichting van KPMG [X] leidt de rechtbank af dat het niet gebruikelijk is dat een door KPMG [X] ingeschakelde hulppersoon zelfstandig financiële afspraken maakt met klanten van KPMG [X], maar dat dit in het onderhavige geval vanwege de urgentie wel is gebeurd. Hierin en in de overige stellingen van KPMG [X] ligt besloten dat zij zich gehouden acht aan de afspraken tussen Fidal en De Plashoeve. Hieruit volgt dat, ook als het standpunt van KPMG [X] juist is dat tussen haar en De Plashoeve een overeenkomst tot stand is gekomen en Fidal hulppersoon is, de door KPMG [X] verzonden facturen in overeenstemming moeten zijn met de prijsafspraken.
Beoordeeld moet daarom worden of de door KPMG [X] verzonden facturen in overeenstemming zijn met de financiële afspraken tussen Fidal en De Plashoeve. Als dit het geval is, is De Plashoeve gehouden deze facturen te betalen – ongeacht of er een overeenkomst met Fidal dan wel KPMG [X] tot stand is gekomen.
4.3. De rechtbank stelt vast dat De Plashoeve tijdens de comparitie heeft erkend dat de tweede factuur van 18 mei 2009 binnen de marges van de prijsafspraken valt. Met KPMG [X] is zij daarom van oordeel dat De Plashoeve deze factuur moet betalen. De vordering van KPMG [X] zal op dit punt worden toegewezen.
4.4. Met betrekking tot de vraag of De Plashoeve gehouden is de derde factuur van 19 februari 2010 (die betrekking heeft op werkzaamheden van Fidal in de maanden 1 mei tot en met 31 december 2009) te betalen, overweegt zij als volgt.
In de mail van [B] is een prijsindicatie gegeven van de kosten van de te verrichten werkzaamheden. Deze prijsindicatie heeft niet het karakter van een vaste prijs of van een maximumprijs. In de mail wordt in algemene bewoordingen vermeld welke werkzaamheden zullen worden verricht en tegen welk uurtarief gedeclareerd zal worden. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen de initiële advisering en vervolgwerkzaamheden (met uitzondering van het voeren van fiscale procedures). Met betrekking tot deze vervolgwerkzaamheden geeft Fidal aan dat zij verwacht dat voor deze werkzaamheden tussen EUR 4.000,- en EUR 7.000,- in rekening zal brengen.
4.5. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de genoemde prijs van EUR 7.000,- een bovengrens is, waarbij een beperkte overschrijding moet worden aanvaard. In het onderhavige geval is echter sprake van een aanzienlijke overschrijding van de prijsindicatie: het geraamde honorarium voor vervolgwerkzaamheden is uiteindelijk bijna verviervoudigd. Deze overschrijding is – nu gesteld noch gebleken is dat voor een zodanige overschrijding is gewaarschuwd – in beginsel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en dus niet toelaatbaar. Hierover moet anders worden geoordeeld als op verzoek of met medeweten van De Plashoeve door Fidal nadere werkzaamheden of andere werkzaamheden zijn verricht buiten de geoffreerde werkzaamheden (meerwerk). In dit licht moet de stelling van KPMG [X] worden beoordeeld dat De Plashoeve Fidal maanden liet doorwerken tegen een bij haar bekend uurtarief.
4.6. De rechtbank stelt vast dat De Plashoeve op zichzelf niet heeft betwist dat Fidal in de periode van 1 mei tot en met 31 december 2009 werkzaamheden heeft verricht. Dit is ook in overeenstemming met de fax van 8 september 2010 van Fidal (zie r.o. ?2.8) waarin onder meer wordt geschreven: “When dealing with the case, other elements have been disclosed to us by Mr. [Bultena], which have brought a lot of complexity in this case (…).” Voorts wordt in de fax een opsomming gegeven van de uitgevoerde werkzaamheden. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat Fidal, zoals KPMG [X] stelt, met medeweten van De Plashoeve haar werkzaamheden heeft voortgezet.
4.7. Met haar verweer dat het doorwerken door Fidal na de tweede factuur te verklaren is door het feit dat deze factuur is blijven liggen, bedoelt De Plashoeve kennelijk te zeggen dat zij weliswaar op de hoogte was van het doorwerken door Fidal, maar dat zij niet wist dat de indicatieve bovengrens van EUR 7.000,- door deze werkzaamheden werd overschreden. Dit verweer wordt gepasseerd. Van een bedrijfsmatig handelende partij als De Plashoeve mag worden verwacht dat zij haar financiële administratie op orde heeft. Het feit dat de tweede factuur is blijven liggen, komt – indien al juist – voor haar eigen rekening en risico en kan zij niet aan KPMG [X] tegenwerpen.
4.8. De rechtbank begrijpt het verweer van De Plashoeve dat de verlaging van de boete en het BTW-bedrag het gevolg is van haar eigen inspanningen aldus dat de diensten van Fidal niet het beoogde resultaat hebben opgeleverd. Voor zover zij hiermee betoogt dat Fidal tekort is geschoten, zodat zij de laatste factuur niet hoeft te betalen, passeert de rechtbank ook dit verweer. Nog daargelaten dat De Plashoeve dit standpunt niet nader heeft onderbouwd (hetgeen gelet op de betwisting door KPMG [X] ter zitting wel op haar weg had gelegen), ontslaat een tekortkoming van een schuldeiser de schuldenaar niet van zijn betalingsverplichtingen. Dit is anders als de schuldenaar de overeenkomst (volledig) heeft ontbonden (waarvan hier geen sprake is), omdat partijen in dat geval van hun verbintenissen zijn bevrijd.
4.9. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat De Plashoeve gehouden is ook de derde factuur te betalen. Zij zal worden veroordeeld tot betaling van EUR 27.965,- ter zake van openstaande facturen.
Voor de volledigheid voegt zij hieraan toe dat het subsidiaire verweer van De Plashoeve dat KPMG [X] haar zorgplicht heeft geschonden, dit oordeel niet anders maakt. Aan dit standpunt ligt de veronderstelling ten grondslag dat KPMG [X] kennis had van de prijsafspraak tussen De Plashoeve en Fidal. Omdat vaststaat dat KPMG [X] hiervan niet op de hoogte was, valt niet in te zien dat zij de facturen in het licht van deze afspraak inhoudelijk had moeten beoordelen.
4.10. KPMG [X] vordert tevens vergoeding van de wettelijke handelsrente. De rechtbank stelt vast dat De Plashoeve hiertegen op zichzelf geen verweer heeft gevoerd, zodat deze vordering op de in het dictum te vermelden wijze zal worden toegewezen.
4.11. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II – worden afgewezen. Uit de door KPMG [X] gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan KPMG [X] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.12. De Plashoeve zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KPMG [X] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 87,93
- vast recht 660,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.905,93
5.1. veroordeelt De Plashoeve aan KPMG [X] te betalen een bedrag van EUR 27.965,00 (zevenentwintigduizend negenhonderd vijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, telkens vanaf de vijftiende dag na de respectieve factuurdata tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt De Plashoeve in de proceskosten, aan de zijde van KPMG [X] tot op heden begroot op EUR 1.905,93,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2010.?