Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 294578 / KG ZA 10-884
Vonnis in kort geding van 15 november 2010
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDITTA B.V.,
gevestigd te Sittard,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDITTA ZORG B.V.,
gevestigd te Sittard-Geleen,
eiseressen,
advocaat: mr. drs. N.U.N. Kien,
de naamloze vennootschap
AVÉRO ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat: mr. drs. T.R.M. van Helmond.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk Meditta en Meditta Zorg worden genoemd en gezamenlijk Meditta c.s. Gedaagde zal hierna met Achmea worden aangeduid.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 11 oktober 2010;
- de producties (32) van de zijde van Meditta c.s.;
- de producties (5) van de zijde van Achmea;
- de mondelinge behandeling op 20 oktober 2010;
- de eis in reconventie;
- de pleitnota van Meditta c.s.;
- de pleitnota van Achmea.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Meditta c.s. is een samenwerkingsverband van huisartsen in de regio Midden Limburg en Westelijke Mijnstreek.
2.2. Meditta biedt als zorggroep een multidisciplinair zorgprogramma (ketenzorg) aan voor mensen met de chronische aandoening COPD. In een multidisciplinair zorgprogramma werken de verschillende disciplines als huisartsen, longartsen, doktersassistenten, diëtisten, fysiotherapeuten, thuiszorg en psychologen samen. Meditta Zorg biedt onder meer voor de chronische aandoening cardiovasculair risicomanagement (CVR) ketenzorg aan.
2.3. Achmea is een zorgverzekeraar. Achmea koopt op grond van haar zorgplicht zorg in bij zorgaanbieders opdat haar verzekerden de zorg kunnen krijgen waar zij op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) aanspraak hebben. Achmea heeft verzekerden die woonachtig zijn in de regio Midden Limburg en Westelijke Mijnstreek, hetgeen een buitenregio van Achmea betreft. CZ is hier de preferente zorgverzekeraar.
2.4. De ontwikkeling in de eerstelijnszorg voor chronische ziekten naar ketenzorg is actief gestimuleerd door de (voormalig) minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Van 2007 tot en met 2009 zijn diverse experimenten uitgevoerd naar onder meer de wijze van bekostiging. De minister is van mening dat voor de verbetering van de ketenzorg een functioneel/integraal bekostigingssysteem gewenst is. In dit bekostigingsysteem vergoedt de zorgverzekeraar niet rechtstreeks en afzonderlijk de handelingen van de betrokken zorgaanbieders maar sluit de zorgverzekeraar een overeenkomst met een zorggroep en betaalt per keten Diagnose Behandeling Combinaties (DBC) één prijs. In navolging hiervan is op 1 januari 2010 de beleidsregel ‘Prestatiebekostiging multidisciplinaire zorgverlening chronische aandoeningen’ voor diabetes (type 2) en CVR van de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) in werking getreden. Per 1 juli 2010 is deze beleidsregel gewijzigd, in die zin dat ook ketenzorg voor COPD onder de werking daarvan is gebracht. Op 1 januari 2010 is tevens in werking getreden de NZa-beleidsregel ‘Samenwerking ten behoeve van geïntegreerde eerstelijnszorgproducten’.
2.5. Op 11 augustus 2008 heeft Meditta in het kader van de beleidsregel ‘Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties’ van de Nza (de zogenaamde ‘experimentregeling’) een overeenkomst gesloten met de preferente zorgverzekeraar in de regio Midden Limburg en Westelijke Mijnstreek, CZ, tot inkoop van het ketenzorgprogramma COPD tegen een integrale prijs per 1 oktober 2008 voor de duur van drie jaar. Meditta heeft vervolgens Achmea verzocht om op dezelfde wijze als met zorgverzekeraar CZ gecontracteerd de zorgketen COPD bij haar in te kopen.
2.6. In de periode juni 2009 tot en met december 2009 hebben partijen meerdere pogingen ondernomen om een bespreking in te plannen. Achmea heeft daarbij steeds aangegeven dat de beslissing tot het volgen van de overeenkomst met de preferente zorgverzekeraar CZ voor de zorgketen COPD pas door haar genomen kan worden nadat er meer duidelijkheid is over de totstandkoming van de prijzen van Meditta en de inhoud van het zorgprogramma in relatie tot de kosten
2.7. Op 24 december 2009 heeft Achmea een e-mailbericht gestuurd aan Meditta met – voor zover thans van belang – de navolgende inhoud:
“(...) Zoals al aangegeven heeft Achmea Zorg het inkoopbeleid voor de ketenzorg vastgesteld in het kader van de recente beleidswijziging van het ministerie van VWS. De ontwikkelingen rondom de invoering van het keten DBC COPD maakten het noodzakelijk om een goede visie te bepalen over de ketenzorg.
In de brief wordt uitleg gegeven over de toedracht van de beslissing van Achmea Zorg om niet te volgen. Het Diabetes Beter Project in Zwolle heeft de afgelopen 10 jaar laten zien dat integrale zorg tot goede resultaten leidt. Naast deze goede resultaten is ook gebleken dat integrale zorg extra inzet vergt en dat daar ook een adequate vergoeding tegenover moet staan. De opvatting van minister Klink dat integrale bekostiging daarvoor de beste methodiek is echter naar het idee van Achmea Zorg nog niet een vaststaand feit. Door de zorggroepen via de integrale bekostiging te financieren ontstaat er een organisatiestructuur die tot extra administratieve lasten en hogere kosten leidt, en Achmea Zorg is niet overtuigd van het feit dat dit tot betere resultaten en tot goede integrale zorg leidt.
Ook het feit dat de keten COPD niet per 1 januari 2010 zal worden gefinancierd via de nieuwe beleidsregel “Multidisciplinaire Prestatiebekostiging” omdat er nog geen definitieve consensus over de zorgstandaard COPD bestaat, heeft Achmea Zorg doen besluiten vanaf heden geen nieuwe COPD ketenzorg in te kopen onder de beleidsregel Innovatie, vanwege de onduidelijkheid die er nog heerst over de inrichting van de keten. Op dit moment wordt er ervaring opgedaan via een aantal experimentele ketens (pilots) in de kerngebieden van Achmea Zorg, waarvan de eerste resultaten worden afgewacht. De beleidsregel Innovatie geeft aan dat verre verzekeraars niet verplicht zijn om de regionaal dominante verzekeraar te volgen.
Wij begrijpen dat dit belangrijke consequenties heeft voor jullie bedrijfsvoering, en willen daarom meedenken over eventuele gevolgen. (...) Voor zorggroepen uit buitenregionale gebieden die al voor deze tijd een verzoek bij ons tot volgen van de overeenkomst met de preferente verzekeraar hebben gedaan, en mogelijk al COPD zorg hebben geleverd aan Achmea Zorg verzekerden willen wij zoals gezegd voor 2009 kijken naar een oplossing, zodat wel de geleverde zorg wordt vergoed vanaf de datum van binnenkomst van de aanvraag bij Achmea. Wij willen niet dat jullie in de problemen komen vanwege de financiën, en bieden daarom op basis van een marktconforme prijs een vergoeding voor de gemaakte kosten van de geleverde zorg.
Ook willen wij nogmaals benadrukken dat het niet onze bedoeling is dat Achmea verzekerden geen COPD zorg meer ontvangen. Onze verzekerden hoeven niet van het zorgprogramma te worden uitgesloten. Achmea Zorg wil wel voor de integrale zorg betalen. De zorg die geleverd wordt kan vanaf 1 januari 2010 op de reguliere manier gedeclareerd worden. Daarnaast is Achmea Zorg aan het zoeken naar een manier om de overhead- en organisatiekosten die gemaakt worden, op een andere manier te vergoeden. Hierover is Achmea Zorg nog in gesprek met het ministerie van VWS.
(...)”
2.8. Bij brief van 8 januari 2010 heeft Achmea haar inkoopbeleid ten aanzien van onder meer CVR- en COPD-ketenzorg per 1 januari 2010 bekendgemaakt. De inhoud van deze brief luidt – voor zover thans van belang – als volgt:
“(...)
Zolang niet duidelijk is of er een mogelijkheid is om integrale zorg via een opslagtarief
te financieren, maakt Achmea Zorg gebruik van de overgangsregeling van 3 jaar die door
VWS/NZa in de beleidsregels “Prestatiebekostiging Multidisciplinaire zorgverlening
chronische aandoeningen” en “Innovatie” wordt geboden. Gedurende deze periode willen
wij door middel van pilots kennis en ervaring opdoen met ketenzorg om na evaluatie
hiervan de zorg op verantwoorde wijze in te kunnen kopen.
Wij willen benadrukken dat het niet onze bedoeling is dat Achmea verzekerden geen integrale zorg ontvangen. Onze verzekerden hoeven niet van het zorgprogramma’s te worden uitgesloten. Achmea Zorg wil wel voor de integrale zorg betalen. De zorg die geleverd wordt kan, zoals gebruikelijk, ook vanaf 1 januari 2010 op de reguliere manier gedeclareerd worden. Daarnaast is Achmea Zorg zoals gezegd aan het zoeken naar een manier om de overhead- en organisatiekosten die gemaakt worden, op een andere manier te vergoeden. Hierover is Achmea Zorg nog in gesprek met het ministerie van VWS.
(...)
Cardio Vasculair Risico Management (CVR)
Ondanks het feit dat de beleidsregel van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) het mogelijk maakt om de keten CVR in een keten-DBC te financieren, kiest Achmea ervoor om deze keten vooralsnog niet in te kopen. Achmea heeft een aantal pilots (...) opgestart. (...)
COPD
Op dit moment is er nog geen landelijke zorgstandaard COPD. De verwachting is dat per 1 juli 2010 de beleidsregel ‘multidisciplinaire zorgverlening’ ook op de COPD-keten van toepassing zal zijn. Tot die tijd koopt Achmea de keten COPD ook niet in onder de beleidsregel Innovatie. Ook voor integrale COPD-zorg heeft Achmea Zorg een aantal pilots lopen.
Buitenregionale aanvragen
In de gebieden waar Achmea geen leider is, (...)
Voor de COPD en CVR zorgketens geldt dat Achmea zorg deze niet in de buitenregio’s inkoopt, ook niet als er een overeenkomst met de preferente verzekeraar is afgesloten. Ook hier is het niet onze bedoeling dat Achmea verzekerden geen integrale zorg meer ontvangen. Onze verzekerden hoeven niet van het zorgprogramma te worden uitgesloten. De zorg die geleverd wordt kan ook door deze zorggroepen vanaf 1 januari 2010 op de reguliere manier gedeclareerd worden. Daarnaast is Achmea Zorg zoals gezegd nog in gesprek met het ministerie van VWS om een manier te zoeken om de overhead- en organisatiekosten die gemaakt worden te kunnen vergoeden. (...)”
2.9. Op 26 januari 2010 heeft Achmea schriftelijk aan Meditta bevestigd de door Meditta met zorgverzekeraar CZ gemaakte afspraken voor de zorgketen COPD voor de periode 1 oktober 2008 tot en met 31 december 2009 te volgen.
2.10. Op 8 februari 2010 heeft Meditta Zorg in het kader van de beleidsregel ‘Prestatiebekostiging multidisciplinaire zorgverlening chronische aandoeningen’ een overeenkomst gesloten met zorgverzekeraar CZ tot inkoop van het ketenzorgprogramma CVR tegen een integrale prijs per 1 januari 2010 voor duur één jaar. Meditta Zorg heeft op 9 februari 2010 Achmea verzocht op dezelfde wijze als met zorgverzekeraar CZ gecontracteerd de zorgketen CVR bij haar in te kopen.
2.11. Op 15 juni 2010 heeft bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Achmea heeft zich tijdens deze bespreking bereid verklaard om bij wijze van pilot aan Meditta een voorstel te doen voor het zorgprogramma COPD tegen een integraal tarief per 1 januari 2010. Het voorstel dat Achmea in navolging hiervan op 17 juni 2010 heeft gedaan is niet door Meditta aanvaard.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Meditta c.s. vordert in conventie - na wijziging van eis - dat de voorzieningen-rechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Ten aanzien van het zorgprogramma COPD
I. primair: Achmea zal gebieden met Meditta een overeenkomst aan te gaan voor het zorgprogramma COPD vanaf 1 januari 2010 tot 1 oktober 2011 op dezelfde wijze als dit gecontracteerd is door CZ, dan wel
II. subsidiair: Achmea zal gebieden de onderhandelingen voort te zetten met Meditta om te komen tot een overeenkomst voor het zorgprogramma COPD en/of waarbij in de onderhandelingen:
a. uitgegaan moet worden van een integraal zorgprogramma tegen een integraal tarief, en/of
b. er vanuit gegaan moet worden dat het zorgprogramma van Meditta ongewijzigd blijft;
III. meer subsidiair: Achmea zal gebieden om het zorgprogramma COPD vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 op dezelfde wijze aan Meditta uit te betalen als dit voor 2009 is gebeurd;
IV. meer meer subsidiair: een in goede justitie te bepalen voorziening zal treffen;
Ten aanzien van het zorgprogramma CVR
I. primair: Achmea zal gebieden met Meditta Zorg een overeenkomst aan te gaan voor het zorgprogramma CVR vanaf 5 februari 2010 tot 31 december 2010 op dezelfde wijze als dit gecontracteerd is door CZ, dan wel
II. subsidiair: Achmea zal gebieden de onderhandelingen voort te zetten met Meditta Zorg om te komen tot een overeenkomst voor het zorgprogramma CVR en/of waarbij er in de onderhandelingen:
a. uitgegaan moet worden van een integraal zorgprogramma tegen een integraal tarief, en/of
b. er vanuit gegaan moet worden dat het zorgprogramma van Meditta Zorg ongewijzigd blijft;
III. meer subsidiair: een in goede justitie te bepalen voorziening zal treffen;
een en ander met veroordeling van Achmea in de kosten van dit geding.
3.2. Achmea voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.3. Achmea vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Meditta c.s. met ingang van de datum van dit vonnis, althans een in goede justitie te bepalen termijn, zal verbieden om verzekerden van Achmea het ketenzorgprogramma actief aan te bieden dat Meditta c.s. voeren voor COPD-en CVRzorg, met bepaling dat Meditta c.s. bij overtreding van dit verbod hoofdelijk een dwangsom verbeurt van € 100.000,-- per overtreding en tevens voor elk(e) dag(deel) dat die overtreding voortduurt;
II. Meditta c.s. zal verbieden om aan verzekerden van Achmea mede te delen, impliciet of expliciet, dat Achmea goede zorg of losse onderdelen van de keten aan haar verzekerden niet (of niet altijd) vergoedt, met bepaling dat Meditta c.s. bij overtreding van dit verbod hoofdelijk een dwangsom verbeurt van € 100.000,-- per overtreding en tevens voor elk(e) dag(deel) dat die overtreding voortduurt;
een en ander met hoofdelijke veroordeling van Meditta c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis.
3.4. Meditta c.s. voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Met betrekking tot het spoedeisend belang is de voorzieningenrechter van oordeel dat de omstandigheden van het geval op zichzelf genomen een kort geding voldoende rechtvaardigen.
4.2. De vorderingen Meditta c.s. strekken ertoe dat Achmea een gebod wordt opgelegd om een overeenkomst met haar te sluiten voor de zorgprogramma’s COPD en CVR tegen een integraal tarief althans dat Achmea wordt veroordeeld de onderhandelingen voort te zetten. Meditta c.s. baseert haar vorderingen op de stelling dat Achmea onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld door in strijd met de eisen van de precontractuele goede trouw de zorgprogramma’s COPD en CVR niet tegen een integraal tarief bij Meditta c.s. in te kopen althans de onderhandelingen daarover te beëindigen. Meditta c.s. lijdt als gevolg hiervan schade.
4.3. De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling van het gevorderde voorop dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de precontractuele fase waarin onderhandelingen op een gegeven ogenblik niet meer eenzijdig mogen worden afgebroken en de contractuele fase van de rompovereenkomst. Alleen in deze laatste fase kan uit reeds bestaande wilsovereenstemming de verplichting om te contracteren voorvloeien. Gesteld noch gebleken is dat partijen overeenstemming hebben bereikt over (alle essentialia voor) de inkoop van de zorgprogramma’s COPD en CVR tegen integraal tarief en dat (bijvoorbeeld) de overeenkomst slechts nog op schrift moet worden gesteld. Dit brengt mee dat de vordering van Meditta c.s. tot het opleggen van een gebod aan Achmea om met haar een contract te sluiten, zoals primair wordt gevorderd, reeds om die reden niet voor toewijzing vatbaar is.
4.4. Voor de beoordeling van de verplichting tot dooronderhandelen bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen (vgl. Hoge Raad 12 augustus 2005, NJ 2005, 467). In het licht van deze – strenge en tot terughoudendheid nopende – maatstaf dienen de door Meditta c.s. (in hoofdzaak twee) aangevoerde stellingen beoordeeld te worden.
4.5. Meditta c.s. heeft allereerst betoogd dat zij, in het licht van het wettelijk kader waarbinnen de inkoop van zorg door zorgverzekeraars plaatsvindt in samenhang met het beleid van de minister van VWS om op zo kort mogelijk termijn doch uiterlijk per 1 januari 2013 integrale bekostiging van ketenzorg in te voeren, er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Achmea met haar zou contracteren voor de zorgprogramma’s COPD en CVR tegen een integraal tarief. Hierbij heeft Meditta c.s. erop gewezen dat zorgaanbieders op grond van artikel 7:453 BW verplicht zijn om de in de COPD- en CVRzorgstandaard neergelegde ketenzorg aan patiënten te verlenen. Diezelfde verplichting kan volgens Meditta c.s. ook voor zorgverzekeraars worden afgeleid uit artikel 11 Zorgverzekeringswet (Zvw). Meditta c.s. hoefde er in ieder geval geen rekening mee te houden dat Achmea niet tegen integrale bekostiging zou contracteren omdat deze wijze van bekostiging een noodzakelijke voorwaarde is om aan de hiervoor genoemde zorgverplichting voor zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders te voldoen, aldus Meditta c.s.
4.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter treft dit betoog geen doel. Allereerst is van belang om vast te stellen dat zorgverzekeraars op dit moment niet verplicht zijn om declaraties voor ketenzorg op het gebied van CVR en COPD tegen integrale prijs te accepteren. De beleidsregel ‘Prestatiebekostiging multidisciplinaire zorgverlening chronische aandoeningen’ biedt in artikel 7 immers uitdrukkelijk een keuze en houdt daarmee de mogelijkheid open om andere wijzen van bekostiging te hanteren. Het inkoopbeleid van Achmea om per 1 januari 2010 geen gebruik te maken van bekostiging tegen integraal tarief is, anders dan Meditta c.s. meent, ook niet in strijd met het doel waarvoor de minister van VWS de keuzemogelijkheid van artikel 7 heeft ingesteld. In de toelichting van de beleidsregel wordt immers uitdrukkelijk door de NZa bevestigd dat ook aan zorgverzekeraars de keuze wordt geboden om ofwel te declareren tegen een integrale prijs ofwel te declareren middels de bekostigingsregels zoals die gelden voor de betreffende deelprestaties. Verder wordt ook in de brieven van de minister van VWS aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in dit verband herhaaldelijk aangegeven dat beide partijen niet verplicht zijn om gebruik te maken van de mogelijkheid om keten-prestaties te contracteren. Zo schrijft de minister in de voorhangbrief ‘keten-DBCs en huisartsenbekostiging’ van 13 juli 2009:
“(...) Noch verzekeraars, noch aanbieders zijn verplicht om vanaf 1/1/2010 gebruik te maken van de mogelijkheid om keten-DBCs te contracteren. (...)”
En in de voorhangbrief ‘keten-DBCs en huisartsenbekostiging’ van 23 oktober 2009:
“(...) Tot slot wil ik nogmaals benadrukken dat niemand verplicht is via de keten DBCs chronische zorg te leveren per 2010. Via de bestaande tarieven kunnen de zorgactiviteiten ten behoeve van deze chronische patiënten gewoon worden gedeclareerd. (...)”
4.7. Op dit moment zijn er dan ook naast integrale bekostiging van ketenzorg op het gebied van CVR en COPD nog andere mogelijkheden om aanvullende bekostiging te verwerven ter dekking van de kosten voor samenwerking en derhalve voor ketenzorg. Dit kan onder meer op grond van de op 1 januari 2010 in werking getreden beleidsregel ‘Samenwerking ten behoeve van geïntegreerde eerstelijnszorgproducten (GEZ)’. Deze beleidsregel maakt het mogelijk dat ‘samenwerking tussen multidisciplinaire zorgverleners’ voor wat betreft het leveren van geïntegreerde eerstelijnszorgproducten kan worden bekostigd via ‘losse’ bekostiging, het zogenaamde koptarief. Dit koptarief mag door het ‘organisatorische verband’ worden gedeclareerd bovenop de individuele declaraties van zorgaanbieders bij de zorgverzekeraar op basis van de tariefbeschikkingen van de NZa.
4.8. Achmea heeft bij emailbericht van 24 december 2010 en met haar inkoopbeleid bij brief van 8 januari 2010 aan Meditta c.s. te kennen gegeven dat het niet haar bedoeling is dat Achmea verzekerden geen COPD- en CVRketenzorg meer ontvangen en dat haar verzekerden niet van het COPDzorgprogramma hoeven te worden uitgesloten. Achmea is bereid, en heeft herhaaldelijk aan Meditta c.s. aangegeven, de COPD- en CVRketenzorg voor haar verzekerden op basis van dit koptarief te vergoeden. Dit betekent dat, anders dan Meditta c.s. stelt, Achmea haar verzekerden geen ketenzorg onthoudt. Achmea is alleen niet bereid voor de ketenzorg op het gebied van COPD en CVR een integraal tarief te betalen, althans voor het zorgprogramma COPD niet de door Meditta voorgestelde integrale tariefprijs te betalen. Op grond van het voorgaande kan het betoog van Meditta c.s., zoals weergegeven onder 4.5., niet leiden tot toewijzing van de subsidiaire vordering om Achmea te verplichten om door te onderhandelen over een contract tegen integraal tarief.
4.9. Meditta c.s. heeft in de tweede plaats betoogd dat gedurende de onderhandelingen tussen partijen in de periode van juni 2009 tot en met het emailbericht van 24 december 2010 en de brief van 8 januari 2010 met het inkoopbeleid van Achmea, Achmea bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat een overeenkomst van het soort waarover partijen met elkaar onderhandelden, te weten de inkoop van het zorgprogramma COPD tegen integraal tarief, uit die onderhandelingen zou resulteren. Voor het zorgprogramma CVR begrijpt de voorzieningenrechter dat Meditta c.s. stelt dat dit vertrouwen is gewekt in de periode vanaf 9 februari 2010, nu zij op dat moment een eerste voorstel voor dit programma aan Achmea heeft verzonden (zie 2.10).
4.10. De voorzieningenrechter volgt Meditta c.s. evenmin in dit betoog. Gebleken is dat Achmea na de door Meditta c.s. genoemde periode bereid is gebleken om in het kader van een pilot in onderhandeling te treden over de inkoop van het zorgprogramma COPD tegen integraal tarief. Achmea heeft daartoe op 17 juni 2010 zelfs een voorstel aan Meditta gedaan. Meditta heeft dit voorstel niet geaccepteerd en heeft evenmin een tegenvoorstel gedaan. Daarmee kan niet gezegd worden dat Achmea de onderhandelingen rondom het COPDprogramma met Meditta heeft afgebroken. Verder is niet gebleken dat - voor zover al aangenomen zou kunnen worden dat Achmea onderhandelingen over COPD en/of CVRprogramma heeft afgebroken (overigens heeft Meditta voor wat betreft CVR daarover in het geheel niets gesteld) – deze onderhandelingen zodanig ver waren gevorderd dat het afbreken daarvan onaanvaardbaar was. Immers, op grond van de feiten zoals die in dit kort geding zijn gebleken, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter noch ten aanzien van het COPDprogramma noch ten aanzien van CVRprogramma sprake (geweest) van echte onderhandelingen tussen partijen, nu slechts één bespreking tussen partijen heeft plaatsgevonden op 15 juni 2010 en verder het contact beperkt is gebleven tot enkele e-mailberichten en telefoongesprekken. Omstandigheden op grond waarvan het gerechtvaardigd vertrouwen bij Meditta c.s. kan zijn gewekt dat een overeenkomst tot stand zou komen, zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet aanwezig.
4.11. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat ook de subsidiaire vordering van Meditta c.s. moet worden afgewezen.
4.12. Ook de meer subsidiaire vordering van Meditta c.s. tot betaling tegen integraal tarief van het zorgprogramma COPD voor het jaar 2010 moet worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat partijen overeenstemming hebben over dit integrale tarief. Ook voor de (meer) meer subsidiair gevorderde in goede justitie te bepalen voorziening wordt geen aanleiding gezien.
4.13. Meditta c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.079,00
4.14. Achmea vordert een verbod jegens Meditta c.s. om de verzekerden van Achmea actief in het ketenzorgprogramma van Meditta c.s. ten aanzien van COPD en CVR op te nemen. Zij stelt daartoe dat Meditta c.s. op grond van de beleidsregel ‘Prestatiebekostiging multidisciplinaire zorgverlening chronische aandoeningen’ geen keten-DBCs mag declareren zonder schriftelijke overeenkomst tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Nu tussen partijen geen overeenkomst tot vergoeding van keten-DBCs bestaat, wordt door het actief aanbieden van ketenzorg aan de verzekerden van Achmea door Meditta c.s. kosten gecreëerd, terwijl Achmea niet gehouden en op grond van artikel 35 Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) zelfs niet bevoegd is tot vergoeding van die kosten, aldus Achmea.
4.15. De voorzieningenrechter is met Meditta c.s. van oordeel dat het gevorderde verbod onbegrijpelijk is in het licht van het feit dat, zoals hiervoor in conventie reeds is overwogen, Achmea uitdrukkelijk heeft aangegeven dat het niet haar bedoeling is dat Achmea verzekerden per 1 januari 2010 geen COPD- en CVRzorg meer ontvangen en/of haar verzekerden van het COPDzorgprogramma worden uitgesloten. Voor zover de vordering is ingesteld om te voorkomen dat de door Meditta c.s. aan de verzekerden van Achmea geleverde ketenzorg moet worden afgerekend tegen integraal tarief, wordt overwogen dat vanuit de huidige omstandigheden van een dergelijke afrekening geen sprake kan zijn. Hierover dient immers eerst overeenstemming te worden bereikt. Evenmin kan er bij Meditta c.s. het gerechtvaardigd vertrouwen zijn ontstaan dat tegen integraal tarief zou worden afgerekend, nu Achmea bij e-mailbericht van 24 december 2010 en haar brief van 8 januari 2010 direct heeft aangegeven dat de geleverde zorg vanaf 1 januari 2010 op de reguliere manier gedeclareerd kan worden en geen betaling zal plaatsvinden tegen het integrale tarief. Dat voor de geleverde zorg op enigerlei wijze zal moeten worden betaald staat vast, nu Achmea zelf om de voortzetting van die zorg heeft verzocht, maar daarvoor zal een andere methode dan het integrale tarief moeten worden gehanteerd, tenzij partijen daarover alsnog overeenstemming bereiken. De vordering van Achmea onder I. zal dan ook op grond van het vorenstaande worden afgewezen.
4.16. Achmea vordert voorts een verbod jegens Meditta c.s. om aan verzekerden van Achmea mede te delen, expliciet of impliciet, dat Achmea goede zorg of losse onderdelen van de keten aan haar verzekerden niet (of niet altijd) vergoedt. Meditta c.s. handelt, zo stelt Achmea, onrechtmatig jegens haar door haar kritiek op het inkoopbeleid van Achmea op een voor Achmea zeer schadelijke, onzorgvuldige en feitelijk onjuiste wijze naar derden te verwoorden. Achmea lijdt als gevolg van dit handelen ernstige imagoschade.
4.17. Achmea heeft ter onderbouwing van haar stelling allereerst verwezen naar de patiëntenbrief, die Meditta c.s. bij brief van 27 mei 2010 heeft aangekondigd aan de verzekerden van Achmea te zullen sturen. In deze brief worden de volgende uitingen gedaan, waarvan Achmea stelt dat deze onjuist en onzorgvuldig zijn gedaan:
“(...)
Onze zorggroep is blij met de nieuwe werkwijze en heeft op basis van het ketenzorgprogramma inmiddels met CZ, de grootste verzekeraars in deze regio, afspraken gemaakt. U bent echter verzekerd bij Achmea Zorg. Deze zorgverzekeraar heeft de zorggroep laten weten de afspraken die Meditta met CZ heeft gemaakt over de chronische zorg, niet voor alle ketenzorgprogramma’s te willen maken. In de afgelopen maanden is eerst getracht Achmea Zorg te overtuigen van onze aanpak. Helaas moeten wij constateren dat we met Achmea Zorg niet tot overeenstemming kunnen komen. Dit heeft gevolgen voor uw deelname aan het ketenzorgprogramma voor COPD en/of CVRM. Omdat er geen contract is tussen Meditta en Achmea Zorg kunt u, als verzekerde bij Achmea Zorg vanaf 1 januari 2010 helaas niet deelnemen aan het ketenzorgprogramma voor risico’s op hart,- en vaatziekten. Als arts vind ik dit zeer te betreuren, omdat het nieuwe programma volgens de huisartsen de beste zorg is en nu niet van deze zorg gebruik kunt maken. U ontvangt in plaats van de nieuwe zorgprogramma’s de normale reguliere zorg van de huisarts, de fysiotherapeut en de diëtist. Voor onderdelen van deze reguliere zorg geldt, in tegenstelling tot het nieuwe ketenzorgprogramma uw eigen bijdrage.
(...)”
4.18. Achmea heeft voorts verwezen naar de navolgende passage het persbericht van Meditta c.s. van 18 oktober 2010:
“(...)
‘Het is de patiënt die vanwege dit steekspel tussen zorgverzekeraar en Minister de dupe zal worden. Als een zorgverzekeraar de zorg niet inkoopt, krijgt de patiënt immers geen toegang tot de zorg of moet de patiënt de zorg gedeeltelijk zelf gaan betalen. Dit is wrang, temeer omdat andere verzekerden in de regio wel van het zorgaanbod van Meditta gebruik kunnen maken.
(...)”
4.19. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Meditta c.s. in voornoemde uitingen en onjuiste voorstelling van zaken geeft. De mededelingen dat verzekerden van Achmea goede zorg mislopen, hen de toegang tot goede zorg wordt ontzegd en zij de dupe zijn een steekspel tussen de zorgverzekeraar en de minister zijn feitelijk onjuist. Achmea heeft immers, als gezegd, herhaalde malen benadrukt dat het niet haar bedoeling is dat haar verzekerden geen COPD- en CVRketenzorg meer ontvangen en vergoeding via de gebruikelijke tarieven (met een koptarief) aangeboden. Het is weliswaar het goed recht van Meditta om het niet eens te zijn met het beleid van Achmea om de COPD- en CVRketenzorg via de methode van de losse bekostiging (met een koptarief) te vergoeden, maar de suggestie dat Achmea niet aan haar verplichtingen als zorgverzekeraar voldoet, werpt op het functioneren van Achmea een onjuist beeld. Dit klemt temeer nu de betreffende communicatiemiddelen juist voldoende ruimte bieden om duidelijker c.q. vollediger onder woorden brengen waarop het geschil tussen partijen betrekking heeft. De mededelingen kunnen leiden tot onrechtmatige imagoschade en moeten, gelet op de belangen van partijen, als een (dreigende) onrechtmatige daad jegens Achmea worden aangemerkt.
4.20. Meditta c.s. voert als verweer dat zij op grond van artikel 38 Wmg en de Richtsnoer Informatieverstrekking Zorgaanbieders van de NZa verplicht is de onderhavige informatie aan de verzekerden van Achmea te verstrekken. Deze stelling treft geen doel. Deze verplichting ziet immers enkel op de voor de prestatie in rekening te brengen tarieven en laat onverlet dat Meditta c.s. jegens Achmea gehouden is de eisen van zorgvuldigheid in acht te nemen.
4.21. De voorzieningenrechter zal op grond van het vorenstaande de vordering van Achmea onder II. toewijzen. Voor het opleggen van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter, gelet op de toezegging van Meditta c.s. zich overeenkomstig de te geven beslissing te zullen gedragen, geen aanleiding.
4.22. Meditta c.s. zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op EUR 408,00 voor salaris advocaat. De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Meditta en Meditta Zorg hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op EUR 1.079,00;
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
5.4. verbiedt Meditta en Meditta Zorg om aan verzekerden van Achmea mede te delen, impliciet of expliciet, dat Achmea goede zorg of losse onderdelen van de keten aan haar verzekerden niet (of niet altijd) vergoedt;
5.5. veroordeelt Meditta en Meditta Zorg hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op EUR 408,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis;
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Bongers en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2010.?