ECLI:NL:RBUTR:2010:BO6025

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/311 F
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing faillissement en toepassing schuldsanering na ernstige lichamelijke problemen verzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 november 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot opheffing van het faillissement van de verzoekster, die in 2004 failliet was verklaard. De verzoekster heeft verzocht om gelijktijdig de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster niet binnen de termijn van artikel 3 lid 1 van de Faillissementswet een aanvraag tot toelating tot de schuldsanering heeft ingediend, maar dat er omstandigheden zijn die haar niet kunnen worden toegerekend. De verzoekster heeft aangetoond dat zij in de relevante periode ernstige lichamelijke problemen had, waardoor zij niet in staat was om tijdig een verzoekschrift in te dienen. De rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden voldoende zijn om het faillissement op te heffen en de schuldsaneringsregeling toe te passen.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er nog geen verificatievergadering in het faillissement heeft plaatsgevonden en dat het verzoekschrift voldoet aan de gestelde eisen. Er zijn geen gronden voor afwijzing van het verzoek aangetoond. De rechtbank heeft ook de faillissementskosten en het salaris van de curator vastgesteld op basis van een voorstel van de curator. Indien de kosten van publicaties niet uit de boedel kunnen worden voldaan, zullen deze ten laste van de Staat komen. De rechtbank heeft besloten dat de bewindvoerder een voorschot op het salaris kan aanvragen voor de duur van de schuldsaneringsregeling.

In de beslissing heeft de rechtbank het faillissement van de verzoekster opgeheven, het salaris van de curator en de verschotten vastgesteld, en een voorschot op het salaris van de bewindvoerder toegekend. Tevens is de bewindvoerder belast met het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. van Rens.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer: 04/311 F
uitspraakdatum: 29 november 2010
uitspraak op grond van artikel 15 b van de Faillissementswet
(“toepassing schuldsanering na faillissement”)
enkelvoudige kamer
[verzoeker],
wonende [adres], [woonplaats],
hierna: de verzoekster.
De verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van het op 30 juni 2004 uitgesproken faillissement van verzoekster onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De verzoekster heeft gemotiveerd gesteld dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat zij wegens haar toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3 lid 1 Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend. De verzoekster heeft verklaringen overlegd waaruit blijkt dat zij in de genoemde periode kampte met zeer ernstige lichamelijke problemen. De rechtbank is van oordeel dat de problemen van verzoekster van een zodanige ernst waren dat de verzoekster de genoemde omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt.
In het faillissement is nog geen verificatievergadering gehouden.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Ten aanzien van verzoekster is voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet. Van een grond voor afwijzing van het verzoek is niet gebleken.
De rechtbank zal het bedrag van de faillissementskosten en het salaris van de curator vaststellen op een daartoe strekkend voorstel van de curator. Indien de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties niet uit de boedel kunnen worden voldaan, zullen deze ten laste van de Staat komen.
De rechtbank gaat ervan uit dat de bewindvoerder verzoekt voor de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling een voorschot op het salaris toe te kennen.
Gelet op artikelen 295 lid 3 en 320 lid 2 en lid 6 van de Faillissementswet.
Beslissing
De rechtbank:
heft het faillissement van verzoekster op;
stelt het salaris van de curator en de verschotten vast op een daartoe strekkend voorstel;
spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende [adres], [woonplaats],
benoemt tot rechter-commissaris mr. M.H.F. van Vugt,
en tot bewindvoerder [Z],
[adres]
[woonplaats],
verhoogt, vooralsnog, het bedrag bedoeld in artikel 295 lid 2 Fw in die zin, dat buiten de boedel wordt gelaten een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met dien verstande dat waar in dat artikel staat: "negentig" of "90" wordt gelezen: "95", of, indien de schuldenares inkomen uit arbeid verkrijgt, gedurende de periode(s) waarin zij dat inkomen verkrijgt: "100";
kent toe, voorzover de boedel zulks toelaat, voor de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, een voorschot op het salaris van de bewindvoerder van een telkens aam het eind van de maand opeisbaar bedrag, gelijk aan het overeenkomstig artikel 2 van het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2001, 81) te berekenen salaris, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2010.