ECLI:NL:RBUTR:2010:BO5684

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
295889 / KG ZA 10-959
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van een schaatscoach tegen de KNSB inzake intrekking van besluiten en tuchtrechtelijke procedures

In deze zaak vorderde een schaatscoach, eiseres, de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond (KNSB) om de besluiten die op 15 oktober 2010 waren genomen, in te trekken. De coach stelde dat de KNSB niet het algemeen bestuur, maar de tuchtcommissie had moeten inschakelen voor haar zaak. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de tuchtregels niet van toepassing waren, omdat de coach op het moment van het besluit geen lid was van de KNSB. De rechter concludeerde dat er geen strafmaatregelen waren opgelegd aan de coach, waardoor de KNSB niet verplicht was de tuchtprocedure te volgen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de coach af en oordeelde dat de KNSB haar besluiten op een rechtmatige manier had genomen. De coach had geen recht op een trainerslicentie, omdat zij sinds 1 juli 2008 geen lid meer was van de KNSB. De rechter benadrukte dat de KNSB haar besluit had gebaseerd op een onafhankelijk onderzoeksrapport en dat de media-aandacht rondom de zaak de KNSB verplichtte om een standpunt in te nemen. De vorderingen van de coach werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de KNSB, die op EUR 1.376,-- werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 295889 / KG ZA 10-959
Vonnis in kort geding van 1 december 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. E.W. Kingma te Leeuwarden,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE SCHAATSENRIJDERS BOND,
gevestigd te Amersfoort en kantoorhoudende te Hoogland,
gedaagde,
advocaat mr. M.I. van Dijk te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de KNSB genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 november 2010;
- de producties van de zijde van [eiseres] (17);
- de producties van de zijde van de KNSB (18);
- de mondelinge behandeling van 17 november 2010;
- de pleitnota van [eiseres];
- de pleitnota van de KNSB.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] was in 2006 als begeleider van de schaatster [A] (hierna: [A]) aanwezig op de Olympische Spelen in Turijn. [A] had daar voor de ‘5000 meter dames’ geen startrecht verworven.
2.2. Op 13 december 2009 heeft Studio Sport een reportage uitgezonden waarin werd beweerd dat [eiseres] betrokken zou zijn bij een omkoopschandaal. De Poolse schaatster [B] (thans [B], hierna te noemen: [B]) stelde in deze reportage dat haar door [eiseres] tijdens de Olympische Spelen in Turijn geld is geboden om geen gebruik te maken van haar recht om te starten op de ‘5000 meter dames’. Wanneer zij van haar deelnamerecht geen gebruik had gemaakt, zou [A] als eerste reserve alsnog op deze afstand hebben mogen starten.
2.3. Deze bewering door [B] is voor het Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF) en de KNSB aanleiding geweest om een “Commissie Turijn 5000 Meter Dames” (hierna: de Commissie) in het leven te roepen.
2.4. De Commissie heeft diverse personen schriftelijk en/of mondeling vragen gesteld. De Commissie heeft met [eiseres] één gesprek gevoerd. Daarna zijn, op verzoek van [eiseres], de resterende vragen schriftelijk aan haar voorgelegd. Deze zijn door haar beantwoord.
2.5. De Commissie heeft op 1 juli 2010 haar eindrapportage uitgebracht. In deze rapportage wordt ten aanzien van de toepasselijke regelgeving geconcludeerd dat alle leden van het Nederlands Olympisch Team Turijn 2006 gehouden waren aan de bepalingen van de toen geldende versie van de IOC Code of Ethics.
2.6. Naar aanleiding van het feitenonderzoek heeft de Commissie in haar eindrapportage het volgende geconcludeerd.
“4.3. De Commissie acht de bewering van de Poolse [B] (KBC) feitelijk bewezen in die zin dat KBC zelf en/of personen in de eerste kring van personen die dicht bij haar staan, voorafgaand aan de 5000 m dames benaderd is (zijn) om af te zien van deelname (startplek) aan de 5000 m dames op 25 februari 2006 in ruil voor een materiële tegenprestatie(s).
De vraag welke persoon/personen concrete biedingen aan de Poolse hebben overgebracht kan in die zin worden beantwoord dat aannemelijk is dat [eiseres] aanwezig was in een gesprek waarin € 40.000,= is genoemd en dat vast staat dat [A] een briefje aan de Poolse heeft overhandigd waarop (o.a.) een bedrag van € 50.000,= stond. (…)”
en
“5. Conclusie
De slotsom van de Commissie is dat het feitenonderzoek de bevestiging heeft opgeleverd dat de bewering van [B] dat haar geld is geboden om niet te starten, waar is.
Wat de Commissie feitelijk niet heeft kunnen achterhalen is wie er naast [A] en [eiseres] bij betrokken zijn geweest, omdat de mogelijke hoofdrolspelers niet toegeven/verklaren een rol te hebben gespeeld. Naar de mening van de Commissie is [A] niet de hoofdrolspeler en heeft [eiseres] (hoewel zij dit niet bevestigt) wellicht een belangrijker rol gespeeld dan [A] zelf.
Wel is het een hard feit dat [A] degene is geweest die persoonlijk het laatste schriftelijke bod aan KBC ter hand heeft gesteld. Zij heeft zelf geen anderen kunnen noemen die bij de voorbereiding van die bieding betrokken waren en anderen hebben zich daar ook niet voor gemeld, ook niet degenen die toen in deze kwestie [A] het meeste na stonden. De Commissie vindt het aannemelijk dat [eiseres] in het Holland-Heineken House een bedrag van € 40.000,-- heeft genoemd of heeft laten noemen.”
2.7. [eiseres] heeft samen met haar toenmalige raadsman op 15 juli 2010 een reactie op de eindrapportage opgesteld, die zij aan de KNSB en de NOC*NSF heeft toegezonden. In deze reactie stelt zij dat de beschuldiging dat zij [B] EUR 50.000,-- zou hebben geboden niet hard gemaakt kan worden door de Commissie en dat de conclusies in de eindrapportage veelal zijn gebaseerd op vermoedens en niet op feiten.
2.8. Begin oktober 2010 is [eiseres] door de heer [C] (hierna: [C]) namens NOC*NSF uitgenodigd voor een gesprek op 14 oktober 2010. Tijdens dit gesprek heeft [C] [eiseres] in kennis gesteld van het besluit van NOC*NSF dat ten minste tot en met de Olympische Spelen van Sochi in 2104 door NOC*NSF geen samenwerking met [eiseres] zou worden aangegaan.
2.9. De voorzitter van de KNSB, de heer [D], heeft op 15 oktober 2010 de volgende brief aan [eiseres] verzonden.
“Geachte mevrouw [eiseres],
Het bestuur van de KNSB en het NOC*NSF bestuur hebben kennis genomen van de Eindrapportage “Commissie Turijn 5000 Meter Dames”. Het bestuur heeft bovendien kennis genomen van uw nagezonden schriftelijke reactie d.d. 15 juli 2010.
Gezamenlijk is vastgesteld dat belangrijke - Olympische - normen en waarden, zoals “fairplay” en “respect” zijn geschonden, naast meer algemene normen zoals door de KNSB (en door NOC*NSF) worden uitgedragen. Door de KNSB en NOC*NSF zijn inmiddels maatregelen genomen om in de toekomst soortgelijk gedrag te voorkomen.
Er moet worden vastgesteld dat u een aandeel heeft gehad in het schenden van de hier bedoelde normen en waarden. Uw handelwijze, zoals in de rapportage benoemd, is (daarnaast) in strijd met de Statuten en Reglementen KNSB, althans er is sprake van onbehoorlijk optreden in de meest brede zin, waardoor de belangen van de KNSB in het bijzonder en van de schaatssport in het algemeen zijn geschaad.
Het bestuur van de KNSB heeft op basis van de constateringen besloten voor de duur van één (1) jaar, ingaande 1 oktober 2010;
1. u niet in aanmerking te laten komen voor een trainerslicentie volgens het Reglement Technische Licentie (c.q. u deze licentie te ontnemen);
2. met u geen verdere samenwerking aan te gaan die ziet op een aanstelling als trainer/coach/begeleider;
3. u geen accreditatie te (laten) verlenen voor nationale wedstrijden en toernooien;
4. u niet aanwezig te zullen laten zijn als trainer/coach/begeleider bij nationale wedstrijden.
De ISU zal over de gang van zaken schriftelijk worden geïnformeerd en worden verzocht erop toe te zien dat dit besluit (internationaal) wordt overgenomen.
(…)”
2.10. De KNSB en NOC*NSF hebben op 16 oktober 2010 een persbericht doen uitgaan waarin de genomen besluiten jegens [eiseres] werden verwoord en toegelicht.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert veroordeling van de KNSB bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de door haar genomen besluiten zoals verwoord in haar brief van 15 oktober 2010 in te trekken;
2. om de intrekking van de besluiten binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis via een persbericht, waarvan de tekst aan [eiseres] vooraf ter goedkeuring wordt voorgelegd, aan de media kenbaar te maken;
3. om de intrekking van de besluiten binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tevens via een faxbrief, waarvan de tekst aan [eiseres] vooraf ter goedkeuring wordt voorgelegd, aan de ISU kenbaar te maken;
4. om zich te onthouden van het doen van negatieve uitlatingen over [eiseres] totdat naar aanleiding van het onderzoeksrapport een zorgvuldige procedure heeft plaatsgevonden op basis van hoor- en wederhoor;
5. zulks met betrekking tot de vorderingen sub 1 tot en met 4 op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de KNSB in gebreke mocht blijven aan het vonnis te voldoen;
6. met veroordeling van de KNSB in de kosten van de procedure.
3.2. De KNSB voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De KNSB heeft het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen betwist. [eiseres] heeft ter zake gesteld dat de uitkomsten van het onderzoek door de Commissie en het besluit van 15 oktober 2010 (hierna: het besluit) van grote invloed zijn op haar carrière en haar dagelijks leven. Van diverse kanten in de nationale en internationale sportwereld is haar aangegeven dat men niet langer met haar wil spreken over mogelijke samenwerkingsverbanden totdat vaststaat dat haar geen blaam treft met betrekking tot het voorval in Turijn. Ook haar huidige werkzaamheden als prestatiemanager bij de Stavanger Skøyteklubb in Noorwegen staan door het besluit van 15 oktober 2010 onder druk. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] haar spoedeisend belang bij haar vorderingen voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
4.2. [eiseres] stelt zich primair op het standpunt dat het besluit nietig dan wel vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) omdat het in strijd met de statuten, het Algemeen Reglement KNSB en het Reglement op de Bondsrechtspraak is genomen. [eiseres] stelt dat op grond van de statuten en reglementen niet het algemeen bestuur van de KNSB, maar de Tuchtcommissie dan wel de Geschillencommissie bevoegd is om op te treden tegen strafbare feiten dan wel inzake geschillen die op de schaatssport betrekking hebben. Daarnaast is de in de reglementen voorgeschreven procesgang niet gevolgd en heeft er voorafgaand aan het opleggen van de maatregelen geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. De door de KNSB opgelegde maatregelen vallen bovendien niet onder de straffen de ingevolge artikel 4 van het Reglement op de Bondsrechtspraak kunnen worden opgelegd.
[eiseres] stelt subsidiair dat het besluit nietig dan wel vernietigbaar is wegens strijd met artikel 2:8 lid 1 BW. Door de tuchtrechtprocedure niet te volgen is bij de totstandkoming van dit besluit in strijd gehandeld met de redelijkheid en de billijkheid die door een rechtspersoon en degenen die bij haar organisatie zijn betrokken in acht moet worden genomen, aldus [eiseres].
4.3. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] sinds 1 juli 2008 geen lid of licentiehouder meer is geweest van de KNSB. Gelet hierop was [eiseres] ten tijde van het nemen van het besluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan de statuten en de reglementen van de KNSB onderworpen, waardoor ook de tuchtrechtspraakregeling en de geschillenregeling niet op haar van toepassing waren. Deze regelingen gelden ingevolge de artikelen 23 en 24 van de statuten immers alleen voor - kort gezegd - leden en licentiehouders. Gelet hierop is het besluit van de KNSB niet vernietigbaar wegens strijd met de statuten en de reglementen van de KNSB.
4.4. Nu [eiseres] ten tijde van de totstandkoming van het besluit geen verenigingsrechtelijke relatie met de KNSB meer had, mist ook artikel 2:8 BW toepassing. Daaraan doet niet af dat [eiseres] ten tijde van de haar verweten gedragingen tijdens de Olympische Spelen in Turijn wel lid en licentiehouder van de KNSB was en dat de KNSB haar gedragingen heeft getoetst aan de verenigingsrechtelijke normen. Het besluit van de KNSB is derhalve ook niet vernietigbaar wegens strijd met deze bepaling.
4.5. [eiseres] heeft ter zitting meer subsidiair gesteld dat de KNSB ter bescherming van de waarborging van artikel 6 EVRM ook in dat geval voorafgaand aan het nemen van het besluit de tuchtrechtprocedure of een daarmee vergelijkbare procedure had moeten volgen. Door dit niet te doen heeft de KNSB volgens [eiseres] onrechtmatig jegens haar gehandeld. Hierbij moet volgens [eiseres] worden meegewogen dat zij ten tijde van de haar verweten gedragingen tijdens de Olympische Spelen in Turijn wel lid en licentiehouder van de KNSB was. Door in het besluit te overwegen dat de handelwijze van [eiseres] in strijd is met de statuten en reglementen van de KNSB, heeft de KNSB haar verenigingsrechtelijke normen toegepast op haar gedrag in deze periode. De in het besluit opgelegde maatregelen zijn individueel tegen [eiseres] gericht en hebben het karakter van een strafmaatregel. Er had daarom voorafgaand aan het opleggen van de maatregelen een met waarborgen omklede procedure moeten worden gevolgd met hoor en wederhoor en de mogelijkheid om verweer te voeren naar aanleiding van een concreet geformuleerde klacht bij een onafhankelijk orgaan van de KNSB.
4.6. De voorzieningenrechter volgt [eiseres] niet in haar stelling dat haar door de KNSB bij het besluit sancties of strafmaatregelen zijn opgelegd. Het besluit houdt geen straffen in die ingevolge artikel 4 van het Reglement op de Bondsrechtspraak kunnen worden opgelegd en er zijn [eiseres] bij het besluit ook overigens geen rechten ontnomen of verplichtingen opgelegd. Het besluit houdt in dat het bestuur gedurende een jaar niet met [eiseres] in zee zal gaan. Voor de maatregel om [eiseres] voor de duur van één jaar niet in aanmerking te laten komen voor een trainerslicentie, geldt dat [eiseres] hierdoor geen trainerslicentie is ontnomen, omdat zij al sinds 1 juli 2008 geen licentie meer heeft. [eiseres] heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat zij ten tijde van het besluit van 15 oktober 2010 geen concreet voornemen had om een licentie aan te vragen, omdat zij destijds niet over een team beschikte. Indien [eiseres] binnen de genoemde periode van één jaar toch een licentie zou willen aanvragen, zal zij de door de KNSB aangekondigde weigering alsdan kunnen aanvechten. De KNSB heeft ter zitting gesteld dat in dat geval een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat met de mogelijkheid van hoor en wederhoor. Dit is door [eiseres] niet betwist. Ten aanzien van de overige maatregelen stelt de KNSB terecht dat deze zien op de gebruikmaking van haar contractsvrijheid en beoordelingsvrijheid.
Dit betekent dat niet kan worden geoordeeld dat vanwege de aard van de getroffen maatregelen de tuchtrechtelijke procedure gevolgd had moeten worden en/of dat de KNSB onrechtmatig heeft gehandeld door niet – op de in het tuchtreglement voorziene of daarmee te vergelijken wijze – een klacht tegen [eiseres] in te dienen en te (doen) behandelen.
4.7. De KNSB heeft zich uitgelaten over (vermeende) handelingen van [eiseres] ten tijde van haar lidmaatschap tegen de achtergrond van de verenigingsrechtelijke normen en haar besluit daarop gebaseerd. Dat op zich kan echter voorshands niet als onrechtmatig worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat de KNSB haar besluit heeft gebaseerd op een onderzoeksrapport van een onafhankelijke commissie die [eiseres] ook heeft gehoord en voorts dat de uitzending van Studio Sport en het uitbrengen van het rapport van de Commissie veel media aandacht teweeg hebben gebracht en het – mede gelet op haar statutaire doelstelling – op de weg van de KNSB lag om daarover een standpunt in te nemen en dat naar buiten kenbaar te maken.
4.8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd haar vorderingen niet kan dragen zodat die zullen worden afgewezen.
4.9. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de KNSB worden begroot op:
- vast recht EUR 560,--
- salaris advocaat 816,--
Totaal EUR 1.376,--
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de KNSB tot op heden begroot op EUR 1.376,--;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.?