ECLI:NL:RBUTR:2010:BO5678

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
691132 UC EXPL 10-7056 PK
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarende bepalingen in huurovereenkomst studiemateriaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Van Dijk Educatie B.V. en een gedaagde die studiemateriaal had gehuurd. Van Dijk vorderde betaling van een bedrag van € 486,10 aan hoofdsom, plus bijkomende kosten, omdat de gedaagde de gehuurde boeken niet tijdig had ingeleverd. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de algemene voorwaarden van Van Dijk onredelijk bezwarend waren. De kantonrechter heeft de algemene voorwaarden van Van Dijk beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en de Europese richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

De kantonrechter oordeelde dat de bepaling in de algemene voorwaarden die Van Dijk het recht gaf om de waarde van niet ingeleverde boeken bindend vast te stellen, onredelijk bezwarend was. Dit was in strijd met de wettelijke bepalingen die de rechten van consumenten beschermen. De rechter stelde vast dat de gedaagde onvoldoende gelegenheid had gekregen om kennis te nemen van de inhoud van de algemene voorwaarden, wat leidde tot de vernietigbaarheid van de betreffende bepaling. Hierdoor kwam de grondslag van de vordering van Van Dijk te vervallen.

De vordering werd afgewezen en Van Dijk werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en redelijkheid in algemene voorwaarden, vooral in consumentenovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 691132 UC EXPL 10-7056 PK
vonnis d.d. 8 december 2010
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Dijk Educatie B.V.,
gevestigd te Kampen,
verder ook te noemen Van Dijk,
eisende partij,
gemachtigde: De Jong-Kistemaker, gerechtsdeurwaarder,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
1. Verloop van de procedure
Van Dijk heeft een vordering ingesteld.
[gedaagde] heeft geantwoord op de vordering.
Van Dijk heeft voor repliek en [gedaagde] heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] heeft van Van Dijk boeken gehuurd voor het schooljaar 2007/2008.
2.2. De algemene voorwaarden van Van Dijk luiden voor zover in deze zaak van belang als volgt:
“7.1 Inleveren van gehuurde leermiddelen bij einde schooljaar
(…)
7.1.2 De huurder dient de gehuurde leermiddelen volledig, onbeschadigd en onbeschreven in te leveren op school op de inleverdatum zoals vermeld op het door VDE (Van Dijk, kantonrechter) aan de leerling verstrekte inleverformulier. En in ieder geval uiterlijk vóór 1 augustus 2008, voldoende gefrankeerd, per post te hebben gezonden aan VDE (…).
7.1.3 Ingeval huurder niet (volledig) aan zijn verplichtingen op grond van 7.1.2 voldoet, is huurder een schadebedrag aan VDE verschuldigd ter hoogte van het verschil tussen de huurprijs en de verkoopprijs van een nieuw leermiddel alsmede een boete van € 5,70 voor één of meer beschadigde, beschreven of ontbrekende boeken of een boete van € 25, indien het gehele pakket niet is ingeleverd, onverminderd het recht van VDE op volledige schadevergoeding. De leermiddelen zijn vanaf het moment van volledige betaling aan VDE eigendom van de leerling.
7.1.4 Leermiddelen die na de uiterste datum van augustus 2008 worden ingeleverd, worden door VDE bindend getaxeerd. De leerling kan deze leermiddelen niet retour vragen.
(…)
8.7 (…) Eventuele geschillen zullen worden voorgelegd aan de daartoe volgens de wet bevoegde rechter”.
2.3. [gedaagde] heeft de door hem gehuurde leermiddelen niet vóór 1 augustus 2008 aan Van Dijk geretourneerd omdat hij vergeten was dit te doen.
2.4. Bij factuur van 21 augustus 2008 heeft Van Dijk aan [gedaagde] in rekening gebracht een bedrag van € 543,75 in verband met niet ingeleverde boeken.
2.5. Op 10 september 2008 heeft [gedaagde] de boeken alsnog ingeleverd.
2.6. Bij factuur van 24 september 2008 heeft Van Dijk een bedrag van € 57,65 aan [gedaagde] gecrediteerd in verband met de opbrengst van de inmiddels door hem ingeleverde boeken. Van Dijk heeft de ingeleverde boeken niet aan [gedaagde] geretourneerd.
3. De vordering
3.1. Van Dijk vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
a. € 486,10 aan hoofdsom;
b. € 75, aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 83,89 aan contractuele rente tot 24 januari 2010;
d. de contractuele rente ad 1% per maand vanaf 16 april 2010 tot de voldoening;
e. de proceskosten.
3.2. Van Dijk legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de gehuurde boeken te laat heeft ingeleverd en dat hij op grond van de algemene voorwaarden gehouden is de hoofdsom en de bijkomend kosten te voldoen.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Voor zover nodig zal de kantonrechter daarop in het navolgende ingaan.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter stelt voorop dat de onderhavige verbintenis aan te merken is als een consumentenovereenkomst.
4.2. [gedaagde] stelt zelf dat hij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden heeft “aangevinkt”, waarmee hij de toepasselijkheid erkent.
4.3. [gedaagde] beroept zich echter op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden nu hem geen redelijke mogelijkheid is geboden van de inhoud daarvan kennis te nemen. Hij stelt dat hij de bestelling online heeft gedaan, en dat daarbij moet worden aangevinkt dat men akkoord gaat met deze voorwaarden. Zij zijn echter niet aan hem opgestuurd, en op de factuur is niet naar deze voorwaarden verwezen. Bij repliek brengt van Van Dijk daartegen in dat het bij het aanvinken mogelijk is de algemene voorwaarden te lezen en op te slaan, zodat zij naderhand nogmaals gelezen kunnen worden. Bij dupliek stelt [gedaagde]: “Het kan allemaal wel zo zijn dat (hij) op allerlei manieren kennis had kunnen nemen van de leveringsvoorwaarden”, maar dat het een feit is dat zij niet fysiek ter hand zijn gesteld noch bij de factuur zijn gevoegd.
4.4. De kantonrechter overweegt dienaangaande het volgende.
Uit art. 6:234 lid sub c Burgerlijk Wetboek volgt dat de gebruiker van de algemene voorwaarden, in dit geval Van Dijk, aan de wederpartij, in dit geval [gedaagde], de mogelijkheid heeft geboden van de inhoud van de voorwaarden kennis te nemen als hij deze bij het sluiten van een overeenkomst langs elektronische weg, zoals in dit geval, ter beschikking heeft gesteld op zodanige wijze dat deze door hem kunnen worden opgeslagen. Van Dijk heeft gesteld dat dit het geval is geweest, en [gedaagde] heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken (“Het kan allemaal wel zo zijn…”, zoals hierboven geciteerd).
De algemene voorwaarden komen dus op de hier door [gedaagde] aangevoerde grond niet voor vernietiging in aanmerking.
4.5. [gedaagde] beroept zich echter tevens op de onredelijke bezwarendheid van de algemene voorwaarden, nu er sprake is van een onevenredig voordeel voor Van Dijk.
4.6. Dit verweer treft doel.
Uit art. 6:136 aanhef en onder n BW volgt dat onredelijk bezwarend is een in de algemene voorwaarden voorkomend beding dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan hetzij de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, hetzij door een of meer arbiters, tenzij het de wederpartij een termijn gunt van tenminste een maand nadat de gebruiker zich schriftelijk jegens haar op het beding heeft beroepen, om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen.
In het onderhavige geval beroept Van Dijk zich op art. 7.1.4 van haar algemene voorwaarden, dat bepaalt dat bij te laat inleveren van de gehuurde boeken de waarde daarvan bindend door Van Dijk wordt vastgesteld en dat de leerling deze boeken niet retour kan vragen. Aldus heeft Van Dijk de beslechting van ieder geschil omtrent de waarde van de te laat ingeleverde boeken geheel aan zich gehouden, welke situatie gelijk te stellen is aan het in voormeld artikel geregelde geval waarin de beslechting van het geschil aan een ander is opgedragen dan aan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn. Weliswaar bepaalt art. 8.7 van de algemene voorwaarden dat eventuele geschillen zullen worden voorgelegd aan de daartoe volgens de wet bevoegde rechter, maar dat maakt deze conclusie niet anders. Art. 7.1.4 van de algemene voorwaarden bepaalt immers (tevens) ongeclausuleerd dat de waarde bindend door Van Dijk wordt vastgesteld, zodat de rechter in het voorkomende geval bij instandlating van art. 7.1.4 van de algemene voorwaarden niet anders kan doen dan de door Van Dijk getaxeerde waarde overnemen.
Voor zover omtrent het voorgaande anders geoordeeld zou moeten worden is art. 7.1.4 van de algemene voorwaarden van Van Dijk vernietigbaar op grond van art. 6:133 aanhef en onder a BW, welke artikel moet worden uitgelegd conform Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De Bijlage bij deze richtlijn vermeldt onder q als een oneerlijk beding een beding dat tot gevolg heeft: “het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren, met name door de consument te verplichten zich uitsluitend tot een niet onder een wettelijke regeling ressorterend scheidsgerecht te wenden, door de bewijsmiddelen waarop de consument een beroep kan doen op ongeoorloofde wijze te beperken of hem een bewijslast op te leggen die volgens het geldende recht normaliter op een andere partij bij de overeenkomst rust”.
Het beding dat de ingeleverde boeken bindend door Van Dijk worden getaxeerd is naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een belemmering van het instellen van een rechtsvordering althans als een beperking van de bewijsmiddelen waarop de consument een beroep kan doen. De eventueel benaderde rechter is op grond van de algemene voorwaarden immers gebonden aan de taxatie van Van Dijk. Bovendien wijkt art. 7.1.4 af van de algemene regel dat de partij die stelt schade te hebben geleden door een tekortkoming van de wederpartij, die schade zal hebben aan te tonen althans aannemelijk te maken. Op grond van dit artikel is Van Dijk van deze bewijslast ontheven. Dat Van Dijk deze bepaling ook aldus toepast leidt de kantonrechter af uit de omstandigheid dat Van Dijk de berekening van zijn schade ook na het verweer van [gedaagde] in deze procedure in het geheel niet nader onderbouwd heeft.
4.7. Het in art. 7.1.4 van de algemene voorwaarden vervatte beding komt dus voor vernietiging in aanmerking.
4.8. Nu aldus de grondslag aan de vordering is komen te ontvallen, is de vordering niet toewijsbaar.
4.9. Van Dijk zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Van Dijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 december 2010.