ECLI:NL:RBUTR:2010:BO5242

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
718452 UE VERZ 10-1285 PK
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische omstandigheden met toepassing van het afspiegelingsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 november 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, [verweerder], door de besloten vennootschap Ordina Application Outsourcing en Projecten B.V. (Ordina AOP). Het verzoek tot ontbinding werd ingediend op basis van bedrijfseconomische omstandigheden. De werknemer, die sinds 1 december 2007 in dienst was bij een zustervennootschap van Ordina AOP, had zijn werkbelasting zien afnemen tot 14 uur per week. Ordina AOP voerde aan dat er onvoldoende werk was en dat de werknemer niet coöperatief was in het zoeken naar een andere functie binnen de organisatie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Ordina AOP niet voldoende had aangetoond dat de werknemer niet elders binnen de organisatie kon worden geplaatst. De rechter oordeelde dat de verschillende werkmaatschappijen binnen de Ordina-organisatie autonoom zijn in hun aanstellingsbeleid, en dat dit voor rekening van Ordina AOP komt. De kantonrechter wees erop dat de werknemer zich bereid had verklaard om bij externe opdrachtgevers te werken, maar dat Ordina AOP geen bewijs had geleverd van een eerdere weigering van de werknemer om dergelijke werkzaamheden te verrichten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen, met de overweging dat het afspiegelingsbeginsel van toepassing was en dat de werkgever niet had aangetoond dat er geen uitwisselbare functies waren. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van het afspiegelingsbeginsel in ontslagzaken en de verantwoordelijkheden van werkgevers bij het aantonen van bedrijfseconomische noodzaak voor ontbinding van arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 718452 UE VERZ 10-1285 PK
beschikking d.d. 29 november 2010
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ordina Application Outsourcing en Projecten B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
verder ook te noemen Ordina AOP,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. P. van den Berg,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. T.H.T.T. Nguyen.
1. Het verloop van de procedure
Ordina AOP heeft op 13 oktober 2010 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 17 november 2010 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. [verweerder], geboren op [1962], is op 1 december 2007 als contractmanager in dienst getreden van de zustervennootschap van Ordina AOP, Ordina Business & Enterprise Solutions B.V. Het dienstverband is aangegaan voor onbepaalde tijd. Op een gegeven moment heeft de Ordina-organisatie ervoor gekozen om competenties te clusteren. Het contractmanagement is toen ondergebracht bij Ordina AOP. Sinds 1 september 2009 is [verweerder] aldus van rechtswege bij Ordina AOP in dienst.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 5.800, per maand.
2.2. Met de ondernemingsraad van Ordina Holding B.V. is een sociaal plan overeengekomen van 1 maart 2009 tot en met 31 december 2009. Daarin is "reorganisatie" omschreven als: de herstructurering van de Ordina vennootschappen zoals beschreven in de adviesaanvragen. In dit sociaal plan is bij boventalligheid het afspiegelingsbeginsel van toepassing verklaard. Een dergelijke adviesaanvraag is niet ingediend.
3. De grondslag van het verzoek en het verweer
3.1. Ordina AOP verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van veranderingen van omstandigheden. Zij voert daartoe het volgende aan.
Toen [verweerder] overging naar Ordina AOP beliep zijn werkbelasting nog maar 14 uur per week. Zijn uren zijn vervolgens verdeeld over de andere contractmanagers. [A], de leidinggevende van [verweerder], heeft getracht ander werk voor hem te vinden binnen Ordina. Andere bedrijfsonderdelen zijn echter autonoom waar het gaat om de selectie en de aanname van medewerkers. In januari 2010 is [verweerder] door [A] voorgedragen voor de functie van “bidmanager”, maar daarvoor is hij niet voldoende geschikt bevonden. Voorts heeft [verweerder] in maart 2010 gesolliciteerd naar de functie van Business Developer, maar daarvoor kwam hij uiteindelijk niet in aanmerking omdat hij aangaf dat die functie tijdelijk zou moeten zijn en hij bovendien een terugkeergarantie eiste. In april 2010 is hij gewezen op een mogelijke functie als Business Unit Manager, maar dit bleek voor het betreffende bedrijfsonderdeel geen haalbare optie omdat het inkomen van [verweerder] niet paste bij die vacature. In mei 2010 heeft [A] [verweerder] nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van de bestuursvoorzitter van het moederbedrijf, maar ook dat bood geen uitzicht op een eventuele inzet van [verweerder] binnen de Ordina-organisatie. In juni 2010 is [verweerder] bij de afdeling sales onder de aandacht gebracht, echter zonder resultaat. In september 2010 heeft [A] [verweerder] voor de keuze gesteld: het onderzoeken van de mogelijkheden om hem eventueel in te zetten bij een opdrachtgever, of anders beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] bleek slechts bereid tijdelijk te worden uitgeleend aan een ander Ordinabedrijf. Ordina AOP verwijt [verweerder] dat hij zich weinig coöperatief opstelt en vasthoudt aan het werk van contractmanager. Sinds september 2009 heeft hij helemaal niets meer te doen gehad.
3.2. [verweerder] voert verweer. Hij erkent dat er te weinig werk is voor het huidige aantal contractmanagers. Hij stelt echter dat het afspiegelingsbeginsel ten onrechte niet is toegepast. Binnen de afdeling Regie zijn omstreeks 30 contractmanagers werkzaam van wie er diverse korter in dienst zijn dan hij. Hij is van mening dat [A] ten onrechte op basis van willekeur contractmanagers vraagt om vrijwillig te vertrekken.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is.
4.2. Ordina AOP voert aan dat [verweerder] de aandacht probeert af te leiden door een inofficiële reorganisatie voor te wenden. Naar de kantonrechter begrijpt stelt zij zich op het standpunt dat het afspiegelingsbeginsel niet van toepassing is. Naar het oordeel van de kantonrechter is het nog maar de vraag of Ordina AOP geen adviesaanvraag zoals bedoeld in het sociaal plan had behoren in te dienen, nu immers sprake was van clustering van de contractmanagers vanuit diverse werkmaatschappijen in één werkmaatschappij. Deze vraag kan echter in het midden blijven, nu in de onderhavige situatie naar het oordeel van de kantonrechter reflexwerking toekomt aan de toepasselijkheid van het afspiegelingsbeginsel zoals bedoeld in artikel 4:2 van het Ontslagbesluit. Het gaat immers om boventalligheid van werknemers met uitwisselbare functies. Ordina AOP stelt zich weliswaar op het standpunt dat geen sprake is van uitwisselbare functies, maar de kantonrechter gaat daaraan voorbij. Zij heeft er immers slechts op gewezen dat het niveau van functioneren en de langjarige ervaring van de andere contractmanagers niet vergelijkbaar zijn met die van [verweerder]. Ordina AOP heeft geen overzicht overgelegd van de bij haar in dienst zijnde contractmanagers en de datum waarop deze in dienst zijn getreden, noch van de contracten en de complexiteit daarvan die de andere contractmanagers onder hun hoede hebben, noch heeft zij functiebeschrijvingen van de functie van [verweerder] en die van de andere contractmanagers overgelegd, ook niet nadat [verweerder] zich in zijn verweerschrift op het afspiegelingsbeginsel had beroepen. [verweerder] heeft wél een functieprofiel overgelegd. De daarin vermelde competenties hebben betrekking op contractmanager I, II en III, waar de competenties in zwaarte oplopen van I naar III. [verweerder] is aangesteld als contractmanager III. Mede gelet hierop dat het op de weg van Ordina AOP gelegen duidelijker aan te geven om welke reden geen sprake zou zijn van uitwisselbare functies. Dat hij als contractmanager III is aangesteld in verband met de hoogte van het loon dat hij voordien verdiende is in dit verband onvoldoende.
4.3. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat Ordina AOP evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat het aan [verweerder] te wijten is geweest dat hij niet elders binnen de Ordina-organisatie een andere functie heeft aanvaard. Dat iedere werkmaatschappij binnen de Ordina-organisatie (die naar [verweerder] onbetwist heeft gesteld 3800 werknemers omvat) autonoom is in haar aanstellingsbeleid, wat daar overigens ook van zij, komt voor rekening van Ordina AOP. Ordina AOP heeft bovendien volstaan met te stellen dat zij [verweerder] “onder de aandacht van” de bestuursvoorzitter van de moedermaatschappij heeft gebracht.
Ter zitting heeft [verweerder] zich overigens bereid verklaard om bij externe opdrachtgevers geplaatst te worden. Ordina AOP heeft geen stukken overgelegd waaruit een eerdere weigering van [verweerder] om dergelijke werkzaamheden te doen blijkt.
4.4. Op grond van het voorgaande zal het ontbindingsverzoek worden afgewezen.
De proceskosten zullen gezien de aard van het geschil worden gecompenseerd.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 november 2010.