ECLI:NL:RBUTR:2010:BO4938
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte met schizofrenie en antisociale persoonlijkheidsstoornis
In de zaak met parketnummer 16/111271-98 heeft de rechtbank Utrecht op 17 september 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De officier van justitie had gevorderd de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, gezien het recidiverisico en de noodzaak voor de verdachte om het door de kliniek geadviseerde traject te doorlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die sinds 2008 in de Oostvaarderskliniek verblijft, een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft een werkplek gevonden, brengt tijd door met zijn gezin en er hebben zich geen incidenten voorgedaan in het afgelopen jaar. Echter, de rechtbank benadrukt dat er nog steeds onzekerheid bestaat over hoe de verdachte zal omgaan met de geboden vrijheden en dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat zonder begeleiding.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere beslissingen, waaronder de terbeschikkingstelling die in 1999 is opgelegd en de verlenging daarvan in 2009. De verdachte heeft een geschiedenis van psychotisch gedrag en middelengebruik, wat heeft geleid tot zijn huidige situatie. De rechtbank concludeert dat, om herhaling van incidenten te voorkomen, de verdachte het geadviseerde traject moet blijven volgen. Daarom is besloten de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, zodat de verdachte de kans krijgt om verder te stabiliseren en zijn toekomstperspectief te verbeteren.
De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, zoals artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, in overweging genomen bij het nemen van deze beslissing.