Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 282878 / HA ZA 10-502
Vonnis van 17 november 2010
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P.H. Ruijzendaal te Zeist,
de stichting
STICHTING ABRONA,
gevestigd te Huis ter Heide,
gedaagde,
advocaat mr. S.C. Banga te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Abrona genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juni 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] lijdt aan een ernstige vorm van schizofrenie en is zwakbegaafd. Sinds 1997 verblijft hij in diverse instellingen, vanaf januari 2005 op basis van rechterlijke machtigingen in [instelling], een instelling van Abrona waar verstandelijk gehandicapten worden gehuisvest en behandeld.
2.2. Aanvankelijk verbleef [eiser] op de afdeling genaamd Orbis 1. Nadat hij op 12 augustus 2008 een medebewoner met een mes in de rug had gestoken werd [eiser] op 13 augustus 2008 overgeplaatst naar Orbis 8, een afdeling voor crisisopnamen in een gesloten groep. Van 13 tot 20 augustus 2008 verbleef hij, terwijl hij psychotisch was, in een separatieruimte van Orbis 8. Op 20 augustus 2008 betrok [eiser] zijn eigen kamer in Orbis 8. Sindsdien mocht hij zijn kamer alleen onder begeleiding van een medewerker van Abrona verlaten.
2.3. Op 21 augustus 2008 werd door Abrona een behandelingsplan (door partijen zorgplan genoemd) voor [eiser] opgesteld. De tekst hiervan is gelijkluidend aan die van het tot die datum van kracht zijnde zorgplan. In het zorgplan van 21 augustus 2008 is onder meer vermeld:
“Vraag
[eiser] kan onrust, verbale agressie en stemmingswisselingen vertonen. In het signaleringsplan (zie bijlage) staat vermeld hoe hiermee om te gaan. Een aantal vaste afspraken gelden om te voorkomen dat [eiser] psychotisch wordt of dat het gedrag escaleert in fysieke agressie.
Doel
Voorkomen psychose.
Voorkomen fysieke agressie.
Afspraken
Deur signalering alleen 's nachts aan. Overdag alleen bij onrust. [eiser] mag gesepareerd worden wanneer er sprake is van fysieke agressie, controle om de 15 min. [eiser] zijn kleding moet uit. Onderbroek mag hij aanhouden. Wanneer [eiser] extreem onrustig is en op zijn kamer niet tot rust kan komen, dan mag hij een separatie aangeboden krijgen. Om de 15 minuten bij hem kijken. De deur van de separeer gaat wel dicht. Wanneer [eiser] psychotisch is en de begeleiding denkt dat dit gedrag risico's met zich meebrengen, mag hij niet naar buiten.”
2.4. In een bijlage bij het zorgplan van 21 augustus 2008, opgesteld door een begeleider van [eiser] bij Abrona, [begeleider], is vermeld:
“[eiser] is sinds 13-08-2008 vanwege een incident op Orbis 1 op Orbis 8 gekomen als crisisopname. Vanwege deze verandering, zijn er een aantal veranderingen ontstaan in het zorgplan m.b.t. de begeleidingsstijl en afspraken die in het zorgplan staan. Hieronder zullen de veranderingen toegelicht worden: […]
2.2 begeleidingsstijl
[eiser] wordt vanaf zijn kamer begeleidt, de deur is niet op slot. [eiser] komt niet van zijn kamer af, mits hij naar de wc moet. Als hij begeleiding nodig heeft, kan hij op de zusteroproep drukken en begeleiding komt er z.s.m. aan. […]
4.5 Middelen en Maatregelen
Afspraak is nu dat [eiser] 24 uur per dag achter de deurverklikker zit.”
2.5. Op 23 augustus 2008 moest [eiser] gedurende een halfuur in de separatieruimte verblijven vanwege zeer onrustig, niet corrigeerbaar gedrag. Van 27 oktober 2008 tot 30 oktober 2008 verbleef hij eveneens in de separatieruimte vanwege verbale agressie en dreigende fysieke agressie in de richting van het personeel. Op 17 november 2008 werd de deur van de kamer van [eiser] tweemaal gedurende enige tijd op slot gezet. Ook in de nachten van 13 tot en met 15 december 2008 ging zijn kamer van 22.30 uur tot 7.30 uur op slot omdat hij naar een vrouwelijke medebewoner was gegaan en naar haar op dwingende wijze onzedelijke toespelingen had gemaakt. Op 16 december 2008 viel [eiser] een medewerker van Abrona aan waarbij hij hem schopte, sloeg en beet. Naar aanleiding hiervan moest hij tot 19 december 2008 in de separatieruimte verblijven. Op 19 december 2008 heeft [eiser] zijn eigen kamer weer betrokken.
2.6. Bij brief van 12 december 2008 heeft de advocaat van [eiser] diens behandelend arts, 1e geneeskundige [arts], namens [eiser] meegedeeld dat hij het niet eens was met de wijze waarop hij binnen de instelling in zijn vrijheid werd beperkt. Naar aanleiding hiervan vond op 16 december 2008 een telefoongesprek plaats tussen [arts] en de advocaat van [eiser]. Vervolgens heeft [arts] de gedragskundige van Abrona verzocht het zorgplan aan te passen. Naar aanleiding van het verzet van [eiser] tegen zijn behandeling hebben de behandelend psychiater en [arts] [eiser] geadviseerd over te stappen op andere anti-psychotica. [eiser], die tot dat moment geweigerd had eerdere adviezen tot wijziging van zijn depot-medicatie op te volgen, was nu wel bereid andere anti-psychotica te gebruiken.
2.7. Op 19 december 2008 is een aangepast zorgplan opgesteld, waarin is vermeld:
2.7 Diagnose en conclusie […]
[eiser] beschikt over weinig copingmechanismen om zich in de maatschappij te handhaven. Ingewikkelde situaties kan hij niet overzien waardoor hij snel in paranoïde gedrag vervalt. Dit kan hem heel angstig maken. Sterke angst kan veroorzaken dat [eiser] zichzelf niet meer goed onder controle heeft. Hij kan dan agressief gedrag gaan vertonen. Omdat [eiser] zich relatief sterk presenteert, is het gevaar voor overschatting groot. Ook overschat [eiser] zichzelf snel omdat zijn ziekte-inzicht beperkt is. Mede hierdoor kan [eiser], bij gebrek aan structuur, wegglijden in chaos en antisociaal gedrag. […]
In augustus 2008 is [eiser] overgeplaatst van Orbis 1 naar Orbis 8. Reden voor overplaatsing was een mesincident en algehele verslechtering in functioneren (inactiviteit). [eiser] kon niet of nauwelijks nog deelnemen aan de begeleiding op Orbis 1 en neemt al langere tijd geen deel aan enige vorm van dagbesteding. Er is sprake van zeer geringe draagkracht. Heldere momenten zijn slechts kortdurend, afgewisseld met overwegend psychotische episodes. Het lukt tot op heden slechts ten dele om zijn toestandsbeeld voldoende positief medicamenteus te beïnvloeden. […]
Afspraken
[…] [eiser] krijgt één op één begeleiding. Om onveilige situaties te voorkomen is er eventueel een tweede begeleiding op de achtergrond aanwezig. [eiser] wordt vanaf zijn kamer begeleid […]”
2.8. In een bijlage bij dit zorgplan is vermeld:
“[…] de deur is n.a.v. een incident op 16-12-2009 op slot en wordt [eiser] van achter slot begeleid. […]”
2.9. Op 6 januari 2009 heeft (de advocaat van) [eiser] een klacht ingediend tegen de wijze waarop hij door Abrona op Orbis 8 in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt. Deze klacht is behandeld door de Klachtencommissie van de Vereniging Gehandicaptenzorg Utrecht (hierna: de klachtencommissie). Bij schriftelijke uitspraak, gedateerd maart 2009, heeft de klachtencommissie de klacht gegrond verklaard.
2.10. Eind januari/begin februari 2009 vertoonde de toestand van [eiser] een lichte verbetering als gevolg van de gewijzigde depot-medicatie. Naar aanleiding daarvan werd het [eiser] vanaf omstreeks februari 2009 toegestaan om zich eenmaal per dag met een persoonlijke begeleider op de afdeling te begeven in aanwezigheid van medebewoners. Kort daarna is dit uitgebreid naar tweemaal per dag.
2.11. In maart 2009 is [eiser] verhuisd naar een appartement in een nieuw gebouw van Abrona (Orbis nieuw).
2.12. Bij brief van 10 maart 2009 stelde [eiser] Abrona aansprakelijk op grond van onrechtmatige vrijheidsbeperking. Abrona heeft aansprakelijkheid afgewezen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, samengevat, dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, voor recht verklaart dat Abrona aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, welke het gevolg is van het toerekenbaar tekortschieten van Abrona bij de uitvoering van de behandelovereenkomst jegens [eiser] en/of het onrechtmatig handelen van Abrona, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met wettelijke rente en de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2. Abrona voert verweer en concludeert tot niet ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, althans tot een vermindering daarvan, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met wettelijke rente, en met veroordeling van [eiser] in de nakosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voorafgaand aan deze procedure heeft [eiser] bij de klachtencommissie een klacht ingediend tegen de wijze waarop hij door Abrona in zijn bewegingsvrijheid is beperkt. De rechtbank merkt op dat op grond van artikel 41b Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) een patiënt een verzoekschrift bij de rechtbank kan indienen met het verzoek hem een schadevergoeding toe te kennen ten laste van de rechtspersoon die het betrokken psychiatrisch ziekenhuis in stand houdt, op de grond dat de beslissing waartegen de klacht is gericht, onrechtmatig is. In de memorie van toelichting is echter overwogen dat de in deze bepaling gecreëerde mogelijkheid geen afbreuk doet aan de mogelijkheid om via een onrechtmatigedaadprocedure een beslissing te verkrijgen over toe te kennen schadevergoeding. Dit brengt mee dat het de rechtbank vrijstaat om in deze dagvaardingsprocedure de vorderingen van [eiser] te beoordelen.
4.2. [eiser] betoogt dat Abrona hem zonder wettelijke basis in de periode van 13 augustus 2008 tot eind februari/begin maart 2009 in zijn bewegingsvrijheid heeft beperkt. Dit geldt volgens [eiser] zowel voor de perioden waarin hij is gesepareerd als voor de perioden waarin hij, al dan niet met de deur op slot, zijn kamer alleen mocht verlaten met een persoonlijke begeleider. Artikel 39 Wet Bopz en het daarop gebaseerde Besluit middelen en maatregelen Bopz (hierna: het Besluit) zijn volgens [eiser] van toepassing. De tijd die hij niet in de separatieruimte heeft doorgebracht moet volgens [eiser] volledig worden beschouwd als de uitvoering van de tijdelijke noodmaatregel van afzondering in de zin van artikel 39 Wet Bopz in samenhang met artikel 2 onder a van het Besluit. Aangezien de maatregel van afzondering op grond van artikel 3 van het Besluit slechts gedurende maximaal zeven opeenvolgende dagen mag geschieden en deze termijn vanaf 20 augustus 2008 ruimschoots is overschreden, heeft Abrona wanprestatie gepleegd althans onrechtmatig gehandeld, aldus [eiser].
4.3. Abrona betoogt dat van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad geen sprake is nu zij altijd heeft gehandeld in overeenstemming met de afspraken die zijn neergelegd in de zorgplannen en/of in overeenstemming met de artikelen 38 en 39 Wet Bopz. Met betrekking tot de periode van 20 augustus 2008 tot en met 16 december 2008 beroept zij zich voorts op artikel 40 lid 3 Wet Bopz.
4.4. In artikel 38 lid 5 van de Wet Bopz, in werking getreden op 1 juni 2008, is bepaald, voor zover in dit geding van belang:
“Indien het overleg over het behandelingsplan niet tot overeenstemming heeft geleid kan met betrekking tot de patiënt geen behandeling worden toegepast. Evenmin kan een behandeling worden toegepast indien weliswaar het overleg over het behandelingsplan tot overeenstemming heeft geleid doch de patiënt of, ingeval van toepassing van de tweede volzin van het tweede lid, de met het oog op overleg aangewezen persoon of personen zich daartegen verzetten met dien verstande dat, ook al is de desbetreffende toestemming van die persoon of die personen verkregen, de behandeling niet kan worden toegepast, indien de patiënt zich daartegen verzet. In afwijking van de beide voorgaande volzinnen kan niettemin het voorgestelde, onderscheidenlijk het overeengekomen behandelingsplan worden toegepast voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden. […]”
4.5. In artikel 39 Wet Bopz is bepaald:
1. Met betrekking tot een patiënt op wie hoofdstuk II toepassing heeft gevonden, kunnen, anders dan ter uitvoering van het behandelingsplan met inachtneming van artikel 38, 38b of 38c, geen middelen of maatregelen worden toegepast dan ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties welke door de patiënt in het ziekenhuis als gevolg van de stoornis van de geestvermogens worden veroorzaakt.
2. De middelen en maatregelen die kunnen worden toegepast in gevallen als bedoeld in het eerste lid, worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Daarbij worden termijnen aangegeven, gedurende welke ten hoogste de onderscheidene middelen en maatregelen met betrekking tot een bepaalde patiënt mogen worden toegepast.
3. […]”
4.6. Artikel 40 lid 3 Wet Bopz luidt, voorzover in deze procedure relevant, als volgt:
“Beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid in en rond het ziekenhuis overeenkomstig de daarvoor geldende huisregels kunnen, anders dan als middel of maatregel, aangegeven bij algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 39, tweede lid, worden opgelegd:
a. […]
b. indien dit […] ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk is, […]”
4.7. In het Besluit is bepaald:
“Artikel 2
Als middelen en maatregelen, die kunnen worden toegepast in gevallen als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet, worden aangewezen:
a. afzondering, waaronder wordt verstaan het voor verzorging, verpleging en behandeling insluiten van een patiënt in een speciaal daarvoor bestemde eenpersoonskamer;
b. separatie, waaronder wordt verstaan het voor verzorging, verpleging en behandeling insluiten van een patiënt, niet zijnde een patiënt verblijvend in een verpleeginrichting, in een speciaal daarvoor bestemde en door onze minister als separeerverblijf goedgekeurde afzonderlijke ruimte;
c. […]
Artikel 3
De in artikel 2 bedoelde middelen en maatregelen worden ten hoogste gedurende zeven opeenvolgende dagen toegepast.”
4.8. De rechtbank zal eerst ingaan op het verblijf van [eiser] in zijn kamer in Orbis 8 van 20 augustus 2008 tot maart 2009. Daarna zullen de separaties worden besproken.
4.9. Op enkele uitzonderingen na (zie 4.17) werd de kamerdeur van [eiser] niet van buitenaf op slot gedaan in de periode van 20 augustus 2008 tot en met 16 december 2008, maar mocht hij zijn kamer alleen onder begeleiding van een personeelslid van Abrona verlaten. In de praktijk kwam het erop neer dat [eiser] in die periode vrijwel altijd in zijn kamer zat en deze alleen onder begeleiding verliet om naar de wc te gaan of om buiten een sigaret te roken. De deurverklikker stond 24 uur per dag aan, zodat het voor Abrona onmiddellijk kenbaar was indien [eiser] zijn kamer zonder toestemming en zonder begeleiding wilde verlaten. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat de vrijheidsbeperking van [eiser] onder deze omstandigheden moet worden beschouwd als afzondering zoals omschreven in artikel 2 onder a van het Besluit, nu dit neerkomt op insluiting.
4.10. De in 4.9 beschreven wijze van afzondering is opgenomen in een bijlage van het zorgplan van 21 augustus 2008 (zie 2.4). Naar het oordeel van de rechtbank moet deze bijlage worden beschouwd als een onderdeel van het zorgplan zelf, gelet op de aanhef in de bijlage en op de omstandigheid dat het ondertekeningsblad van het zorgplan gevoegd is achter deze bijlage en een andere bijlage (het signaleringsplan), terwijl op het ondertekeningsblad als kop is vermeld: “ingestemd met dit zorgplan”.
4.11. Naar aanleiding van het geweldsincident op 16 december 2008 verbleef [eiser] tot 19 december 2008 opnieuw in een separatieruimte. Vanaf 19 december 2008 verbleef hij weer op zijn eigen kamer. Ook nu mocht hij deze kamer alleen onder begeleiding verlaten (zie 2.7). In afwijking van de periode tot en met 16 december 2008 werd zijn kamerdeur voortdurend van buitenaf afgesloten (zie 2.8). De rechtbank beschouwt ook deze vorm van vrijheidsbeperking als afzondering zoals omschreven in artikel 2 onder a van het Besluit.
4.12. Als gevolg van de brief van de advocaat van [eiser] van 12 december 2008 (zie 2.6) werd het [arts] duidelijk dat [eiser] zich verzette tegen zijn behandeling. [eiser] betoogt echter dat al vanaf augustus 2008 sprake was van een onvrijwillige behandeling. In verband daarmee voert [eiser] aan dat hij eind augustus 2008 telefonisch tegen zijn advocaat heeft gezegd dat hij opgesloten zat en dat hij dat niet wilde, alsmede dat zijn advocaat vervolgens telefonisch een verpleegkundige van Abrona heeft gevraagd om contact op te nemen met de patiëntenvertrouwenspersoon, die zou kunnen bekijken of een klacht moest worden ingediend. Volgens Abrona heeft [eiser] zich echter pas in december 2008 tegen zijn behandeling verzet. [arts] had minstens één keer per week contact met [eiser] en daaruit bleek hem dat [eiser] het eens was met zijn situatie en ook van de verpleegkundigen heeft [arts] nooit gehoord dat [eiser] het er niet mee eens was, aldus Abrona.
4.13. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan hetgeen door partijen is aangevoerd met betrekking tot de onvrijwilligheid van [eiser] vanaf eind augustus 2008. Onder de door [eiser] geschetste omstandigheden moet het aan de verpleegkundige duidelijk zijn geweest dat [eiser] het niet eens was met zijn afzondering. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat [eiser] zich al vanaf eind augustus 2008 tegen zijn behandeling verzette. Uit hetgeen door Abrona is aangevoerd kan worden afgeleid dat de verpleegkundige dit verzet van [eiser] niet aan [arts] heeft meegedeeld. Dit is echter een omstandigheid die aan Abrona kan worden toegerekend.
4.14. Op grond van de derde volzin van artikel 38 lid 5 Wet Bopz kan het voorgestelde behandelingsplan, indien de patiënt zich daartegen verzet, worden toegepast voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden. Op 12 augustus 2008 heeft [eiser] een medebewoner in zijn rug gestoken. Uit de diagnose, opgenomen in het zorgplan van 19 december 2008, blijkt dat bij [eiser] in de periode augustus tot en met december 2008 sprake was van een zeer geringe draagkracht met slechts kortdurende heldere momenten die werden afgewisseld met overwegend psychotische episodes (zie 2.7). Bovendien was eind oktober 2008 sprake van dreigende fysieke agressie van [eiser] naar het personeel en heeft [eiser] op 16 december 2008 een verpleegkundige geschopt, geslagen en gebeten.
4.15. In januari 2009 trad als gevolg van de gewijzigde medicatie een lichte verbetering op in de toestand van [eiser]. Dit heeft ertoe geleid dat [eiser] zich aanvankelijk eenmaal per dag met een persoonlijke begeleider onder zijn medebewoners op de afdeling mocht begeven en later tweemaal per dag. [eiser] stelt dat deze situatie eind februari/begin maart 2009 is ingetreden, terwijl dit volgens Abrona al een maand eerder het geval was. Naar oordeel van de rechtbank kan het exacte aanvangsmoment echter in het midden blijven. Ook indien de rechtbank er veronderstellenderwijs van uitgaat dat het programma van [eiser] eind februari/begin maart 2009 is aangepast, kan niet worden geconcludeerd dat Abrona onzorgvuldig heeft gehandeld door deze aanpassing niet eerder toe te passen. Niet gesteld of gebleken is immers dat de verbetering in de toestand van [eiser] zodanig was dat een versoepeling van het regime waaraan [eiser] was onderworpen eerder mogelijk was.
4.16. Onder de hiervoor in 4.14 en 4.15 beschreven omstandigheden kon Abrona naar het oordeel van de rechtbank in de periode van 20 augustus 2008 tot maart 2009 de conclusie trekken dat [eiser] een gevaar vormde voor zijn medebewoners en voor het personeel van Abrona in Orbis 8 en dat langdurige, voortgezette afzondering in zijn kamer volstrekt noodzakelijk was om dat gevaar af te wenden. Nu het hier gaat om afzondering waarin het zorgplan heeft voorzien en voldaan is aan de vereisten van artikel 38 lid 5, derde volzin Wet Bopz, missen artikel 39 Wet Bopz en artikel 3 Besluit toepassing, zodat Abrona niet gebonden was aan de beperking van maximaal zeven dagen.
4.17. Op 17 november 2008 en van 13 tot en met 15 december 2008 werd de kamerdeur van [eiser] gedurende delen van de dag respectievelijk de nacht van buitenaf afgesloten (zie 2.5). Ten aanzien van 13 tot en met 15 december 2008 voert Abrona aan dat [eiser] hiermee instemde. [eiser] heeft dit niet weersproken, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat sprake is van vrijwilligheid. Met betrekking tot 17 november 2008 moet worden getoetst aan artikel 39 Wet Bopz en artikel 3 Besluit, nu het afsluiten van de deur op die dag niet met instemming van [eiser] geschiedde en die wijze van afzondering niet in het toen van kracht zijnde zorgplan was opgenomen. In verband daarmee overweegt de rechtbank het volgende. In de “Samenvattende maandrapportage november 2008” (onderdeel van productie 4 bij de dagvaarding), opgesteld door de begeleider van [eiser], is vermeld dat [eiser] in die maand na een activiteit (een wandeling, buiten roken, met medebewoners koffie drinken) vaak een wat gespannen, onrustige indruk maakte, zich uitend in boze/donkere blikken, weinig oogcontact, kortaf zijn in de communicatie, lichamelijke onrust (trillende lichaamsdelen) en regelmatig tegen de afspraak in en zonder duidelijke aanleiding van zijn kamer afkomen. Voorts staat in die rapportage dat [eiser] op
16 november 2008 zijn schoenen kapot heeft gemaakt en zijn veters in zijn kamer heeft verstopt. Omdat [eiser] eerder lichaamsdelen had afgebonden bestond bij de begeleider het vermoeden dat [eiser] dit opnieuw wilde proberen. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het afsluiten van de deur op 17 november 2008 is geschied als tijdelijke noodmaatregel, in overeenstemming met artikel 39 Wet Bopz. Nu de termijn van maximaal zeven dagen niet is overschreden is ook voldaan aan artikel 3 Besluit.
4.18. [eiser] betoogt dat de beslissing om een patiënt af te zonderen door een arts kan worden genomen maar dat die beslissing kort daarna door een psychiater moet worden getoetst. Volgens [eiser] volgt dit uit het Varbanov-arrest van het Europese hof tot bescherming van de rechten van de mens (EHRM) van 5 oktober 2000 (nummer 31365/96). Abrona betwist dit. De rechtbank overweegt naar aanleiding hiervan het volgende. In artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is bepaald in welke gevallen iemand zijn vrijheid mag worden ontnomen. Daartoe behoort het geval van rechtmatige detentie van geesteszieken (lid 1 onder e). Gelet op de jurisprudentie van het EHRM moet het begrip detentie ruim worden uitgelegd en gaat het om de vraag of sprake is van vrijheidsberoving. De rechtbank is van oordeel dat de afzondering van [eiser] moet worden beschouwd als vrijheidsberoving. In het Varbanov-arrest heeft het EHRM overwogen dat vrijheidsberoving van een geesteszieke in strijd is met artikel 5 lid 1 onder e EVRM indien deze is gelast zonder het advies van een medisch deskundige in te winnen. Hoofdregel is dat dit advies voorafgaand aan de vrijheidsberoving moet worden ingewonnen. In spoedeisende gevallen kan dit ook na aanvang van de vrijheidsberoving. Uit het arrest volgt voorts dat het advies kan worden ingewonnen bij een medisch deskundige die verbonden is aan de instelling waarin hij is opgenomen. In de situatie die aan het EHRM ter beoordeling was voorgelegd ging het om een man, Varbanov, die werd verdacht van bedreiging. Op bevel van de officier justitie is hij opgenomen in een psychiatrische kliniek zonder dat daaraan voorafgaand het advies van een medisch deskundige was ingewonnen en zonder dat de officier justitie na opname van Varbanov in de kliniek advies heeft ingewonnen bij een in die kliniek werkzame arts.
4.19. Toegepast op de situatie van [eiser] brengt voorgaande mee dat van schending van artikel 5 lid 1 onder e door Abrona geen sprake is. [arts], die de beschermde titel arts zwakzinnigenzorg voert, kan immers worden beschouwd als een medisch deskundige, die alvorens te beslissen dat [eiser] in zijn vrijheid moest worden beperkt op een wijze die met afzondering overeenkomt, de situatie van [eiser] heeft beoordeeld. Daarbij is van belang dat de diagnose ten aanzien van [eiser], anders dan in het geval van Varbanov, al was gesteld (ruim) voordat hij in Orbis 8 werd opgenomen. De toetsing van de vraag of [eiser] moest worden afgezonderd mocht door Abrona dan ook aan de Haan worden overgelaten en afzonderlijke toetsing door een psychiater of andere medisch deskundige was niet noodzakelijk.
4.20. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat geen sprake is van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad van Abrona jegens [eiser], door hem af te zonderen op de wijzen zoals hiervoor beschreven. De omstandigheid dat de klachtencommissie de klacht van [eiser] gegrond heeft verklaard doet daaraan niet af. De klachtencommissie heeft zich (terecht) niet uitgelaten over de vraag of Abrona onrechtmatig heeft gehandeld dan wel wanprestatie heeft gepleegd.
4.21. Met betrekking tot de afzonderingen van [eiser] in de periode van 20 augustus tot en met 16 december 2008 beroept Abrona zich ook op artikel 40 lid 3 Wet Bopz. Omdat de rechtbank al heeft geconcludeerd dat van een onrechtmatige daad of wanprestatie geen sprake is, hoeft dit verweer niet te worden besproken.
4.22. Ook ten aanzien van de perioden die [eiser] in de separatieruimte heeft doorgebracht (zie 2.2 en 2.5) betoogt [eiser] dat deze separaties wanprestatie dan wel onrechtmatige daad jegens hem opleveren. In verband hiermee voert hij aan dat de artikelen 38 en 39 Wet Bopz separatie toestaan wanneer een noodsituatie moet worden overbrugd. Hieruit leidt de rechtbank af dat [eiser] bedoelt dat van noodsituaties geen sprake was. De rechtbank overweegt met betrekking tot de separaties het volgende.
4.23. [eiser] is van 13 tot en met 20 augustus 2008 onvrijwillig gesepareerd. De tekst van het zorgplan dat op dat moment van kracht was, was voor separatie gelijk aan het zorgplan van 21 augustus 2008 (zie 2.3). Op grond daarvan mocht [eiser] gesepareerd worden ingeval van fysieke agressie en, gelet op de onvrijwilligheid van [eiser] (verzet), op voorwaarde dat voldaan is aan artikel 38 lid 5 derde volzin Wet Bopz. Op 12 augustus 2008, toen [eiser] een medebewoner met een mes in zijn rug heeft gestoken, was sprake van fysieke agressie. De hierop volgende separatie was dan ook in overeenstemming met het toen geldende zorgplan en was volstrekt noodzakelijk om gevaar voor anderen te voorkomen. De separatie van 16 tot en met 19 december 2008, die volgde op een incident waarbij [eiser] een personeelslid van Abrona heeft geslagen, geschopt en gebeten, was ook in overeenstemming met het toen geldende zorgplan van 21 augustus 2008 en was, gelet op de hevigheid van ook dit geweld, naar het oordeel van de rechtbank eveneens volstrekt noodzakelijk om gevaar voor anderen te voorkomen. Deze beslissingen tot separatie zijn dan ook in overeenstemming met artikel 38 lid 5 Wet Bopz genomen.
4.24. De separatie gedurende een half uur op 23 augustus 2008 volgde op zeer onrustig, niet corrigeerbaar gedrag. Weliswaar was geen sprake van fysieke agressie, zodat deze separatie niet op het zorgplan kon worden gebaseerd, maar Abrona voert onweersproken aan dat [eiser] toen vrijwillig de separatieruimte inging. De separatie in de periode van 27 tot 30 oktober 2008 vond plaats naar aanleiding van verbale en dreigende fysieke agressie. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit niet worden gelijkgesteld met fysieke agressie, waarover in het zorgplan wordt gesproken. In de “Samenvattende maandrapportage oktober 2008” (onderdeel van productie 4 bij de dagvaarding), opgesteld door de begeleider van [eiser], is vermeld dat [eiser] in die maand erg onrustig was en dat hij op 27 oktober 2008 veel verbale agressie en dreigende fysieke agressie naar het personeel vertoonde, niet meer voor rede vatbaar was, niet meer corrigeerbaar was op zijn gedrag en dat rust aanbieden op zijn kamer niet het gewenste effect had. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [eiser] op grond van artikel 39 Wet Bopz mocht worden gesepareerd. Nu de separatie drie aaneengesloten dagen heeft geduurd is geen sprake van strijd met artikel 3 Besluit.
4.25. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat ook de separaties geen wanprestatie of onrechtmatige daad jegens [eiser] opleveren.
4.26. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Abrona worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.167,00
De nakosten, waarvan Abrona betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Abrona tot op heden begroot op EUR 1.167,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, mr. H. Phaff en mr. A.S. Penders en gesproken op 17 november 2010.?