ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3814

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600194-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van stiefvader en bedreiging van politieambtenaren

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 4 oktober 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 februari 2010 zijn (stief)vader heeft mishandeld en twee politieambtenaren heeft bedreigd. De verdachte heeft zijn stiefvader in Bilthoven meerdere keren tegen het hoofd gestompt en tegen het lichaam getrapt, wat leidde tot letsel en pijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte uit boosheid handelde, maar ook dat er een problematische relatie was tussen hem en zijn stiefvader, die vaak escalerend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen in FPA Roosenburg te Den Dolder, waar hij gedurende maximaal één jaar zal worden opgenomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de geestelijke gezondheid van de verdachte, die lijdt aan een schizofrene stoornis van het paranoïde type en cannabisafhankelijkheid. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, de politieambtenaren, niet-ontvankelijk verklaard, zodat zij hun vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen indienen. De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om zich te houden aan de voorschriften van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600194-10; tul 21/001114-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verblijvende in FPA Roosenburg te Den Dolder.
Raadsvrouwe: mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zijn (stief)vader heeft mishandeld;
feit 2: twee (politie)ambtenaren in functie heeft bedreigd;
feit 3: een (politie)ambtenaar in functie heeft mishandeld.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe refereert zich met betrekking tot het bewijs van de feiten 1, 2 en 3 aan het oordeel van de rechtbank.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte te Bilthoven op 19 februari 2010 zijn stiefvader heeft mishandeld gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris d.d. 22 februari 2010, voor zover inhoudende dat hij zijn stiefvader [aangever 1] meerdere tikken heeft gegeven;
- de aangifte van [aangever 1], die onder meer inhoudt dat op 19 februari 2010 te Bilthoven in zijn woning het volgende gebeurde:
Ik besloot naar boven te lopen. We stonden toen op de overloop en ik voelde dat hij me begon te stompen in mijn gezicht. Ik voelde een stuk of drie tot vier stompen. Ik voelde dat ze met kracht werden gegeven. Ik voelde dat ik onder andere op mijn linker slaap werd geraakt. Ik voelde meteen dat het pijn deed en ik voel het nu nog. Ik voelde dat ik achterover viel en op de grond terecht kwam. Toen ik op de grond lag voelde ik meerdere malen, ik denk twee keer, tegen mijn bovenlichaam werd getrapt. Ik heb geprobeerd af te weren met mijn handen. Ik voel momenteel pijn aan mijn rechterschouder en heb een blauwe pijnlijke plek op mijn rechter hand .
Feiten 2 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd en dat hij [verbalisant 2] heeft mishandeld. De volgende wettige bewijsmiddelen zijn daarvoor redengevend:
Aangever [verbalisant 1] heeft verklaard dat toen hij en zijn collega [verbalisant 2] na een melding van mishandeling op het adres [adres] te [woonplaats] aankwamen, verdachte naar buiten kwam. Hij had een honkbalknuppel in zijn hand en dreigde daarmee in hun richting. Hij hield de honkbalknuppel met twee handen boven zijn hoofd en maakte er slaande bewegingen mee in hun richting. Hij riep dat hij hen zou vermoorden als zij niet weg zouden gaan. Hij kwam in versnelde pas hun richting op. Hij hield de honkbalknuppel in beide handen en hief de honkbalknuppel op alsof hij hen wilde slaan. De verdachte heeft hen woordelijk bedreigd met “ga weg, anders sla ik je kop in, ik zoek op waar je woont en ik vermoord jou en je kinderen, pak je wapen maar, het maakt mij niet uit”.
Ook heeft aangever [verbalisant 1] verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een aantal keer (minimaal drie keer) steentjes van de grond gepakt heeft en deze in de richting van hem en zijn collega gooide.
Aangeefster [verbalisant 2] heeft de verklaring van aangever van [verbalisant 1] met betrekking tot de bedreiging bevestigd. Ook heeft zij verklaard dat verdachte een aantal keer steentjes van de grond heeft gegooid in hun richting. Hierbij is zij geraakt door een steen die haar hals raakte. Zij voelde hierbij een steek van pijn aan haar hals.
Een bevestiging voor de bewezenverklaring van deze feiten vindt de rechtbank in de verklaring van de verdachte bij de politie en bij de rechter-commissaris op 22 februari 2010. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij helemaal geflipt en boos was toen de politie kwam. Hij heeft toen een honkbalknuppel gepakt en gezegd met de honkbalknuppel in zijn hand dat ze weg moesten gaan. Met de honkbalknuppel wilde hij alleen maar dreigen. Voorts heeft hij verklaard dat hij wel grind uit de tuin heeft gegooid maar dat hij niet weet of hij iemand met dat grind heeft geraakt.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 19 februari 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, opzettelijk mishandelend zijn (stief)vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, te weten [aangever 1],
- meermalen tegen het hoofd heeft gestompt en
- tegen het lichaam heeft getrapt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
op 19 februari 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie regio Utrecht, district Binnensticht, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is en/of heeft verdachte opzettelijk (be)dreigend met een honkbalknuppel toegelopen naar / afgekomen op en / (vervolgens) die honkbalknuppel voorgehouden en daarmee slaande
bewegingen gemaakt in de richting van die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2],
terwijl die zich dichtbij verdachte bevonden en daarbij voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Als jullie niet weggaan, sla ik jullie kop in" en "Ik ga jullie vermoorden, als je in de buurt komt, pak je pistool dan" en
"Ik vermoord jou en je kinderen" en "Ik zoek je op, waar je woont" en "Ik ga je helemaal verrot slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 19 februari 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant 2], hoofdagent van politie regio Utrecht, district Binnensticht, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening een steen tegen de hals heeft gegooid, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Ter terechtzitting van 20 september 2010 heeft verdachte een beroep gedaan op een strafuitsluitingsgrond. Verdachte heeft namelijk verklaard dat zijn stiefvader is begonnen en dat hij door hem is uitgelokt. De tik zou hij uit zelfverdediging hebben gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake is van een strafuitsluitingsgrond. De verklaring van verdachte ter zitting wordt weerlegd door de bekennende verklaring die hij eerder bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd en die conform de verklaring van de aangever is. Hieruit volgt dat het verdachte is geweest die de confrontatie met zijn stiefvader heeft gezocht. Wel neemt de rechtbank aan dat de stiefvader bij dit incident een escalerende rol heeft gespeeld. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden, maar de verdachte had anders kunnen handelen. Hiermee komt hem geen beroep op noodweer toe.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: mishandeling, begaan tegen zijn (stief)vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden opname in FPA Roosenburg voor de duur van maximaal één jaar of zoveel korter als de behandelaren wenselijk achten en reclasseringstoezicht, met aftrek van het voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf heeft de officier van justitie afwijzing gevorderd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie met betrekking tot het voorwaardelijk deel zeer fors is. De raadsvrouwe heeft verzocht, indien een voorwaardelijk deel wordt opgelegd, om een lagere voorwaardelijke straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Volgens verdachte is er sprake van zelfverdediging. Gezien de omstandigheden dat verdachte al vanaf jonge leeftijd door zijn (stief)vader is mishandeld en uitgescholden, is het voor te stellen dat hij zijn zelfbeheersing heeft verloren. Bij de strafoplegging dient hiermee, alsmede met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, rekening te worden gehouden. Tevens heeft de raadsvrouwe met betrekking tot de strafoplegging verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte al een geruime tijd heeft vast gezeten, eerst in voorlopige hechtenis en vervolgens in de Roosenburg, en dat zijn vrijheden in de Roosenburg marginaal zijn.
De raadsvrouwe is het eens met de officier van justitie dat de vordering van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden afgewezen.
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen terzake van de feiten 2 en 3 heeft de raadsvrouwe verzocht om afwijzing daarvan gelet op het feit dat de verbalisanten bekend waren met de psychische toestand van verdachte; zij wisten, behalve dat hij agressief kon reageren, dat er meer met hem aan de hand was. Verdachte is geen voetbalhooligan. Verbalisanten kwamen ter plaatse om de situatie te sussen. In plaats van afstand te bewaren en de crisisdienst in te schakelen, hebben de verbalisanten pepperspray gebruikt, hetgeen niet heeft gezorgd voor de-escalatie van de situatie ter plaatse.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat het eerste feit een bewogen voorgeschiedenis kent. Vanaf het ontstaan van psychische problemen bij verdachte zou de verstandhouding van verdachte met zijn (stief)vader problematisch geworden zijn waardoor zij steeds vaker conflicten met elkaar kregen. Verdachte is van mening dat hij het slachtoffer is van het verbale geweld van zijn (stief)vader. De rechtbank acht het aannemelijk dat de (stief)vader een escalerende rol heeft gespeeld, mede gelet op de verklaring van de zus en de moeder van verdachte die het verhaal van verdachte bevestigen dat de (stief)vader vaak begon met de verbale agressie. Hier zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf rekening mee houden in het voordeel van de verdachte.
Wat er verder ook zij van de specifieke gebeurtenissen voorafgaande aan het eerste tenlastegelegde feit, duidelijk is dat verdachte uit boosheid zijn (stief)vader op 19 februari 2010 heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te stompen en tegen het lichaam te trappen waardoor hij letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn (stief)vader.
Nadat het slachtoffer melding had gemaakt van de mishandeling door verdachte, zijn twee politieambtenaren ter plaatse gegaan.
Vervolgens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van deze twee politieambtenaren, onder meer door met een honkbalknuppel op hen af te komen. Ook heeft hij een politieambtenaar mishandeld door tegen haar hals een steen te gooien waardoor zij pijn heeft ondervonden.
Verdachte heeft door aldus te handelen de betreffende politiefunctionarissen angst aangejaagd en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van één van hen. Dat de situatie voor hen bedreigend was, blijkt ook uit het feit dat de politieambtenaren zich tijdens de confrontatie met de verdachte genoodzaakt zagen pepperspray te gebruiken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de over verdachte uitgebrachte psychiatrische rapportage van drs. H.A. Gerritsen en de psychologische rapportage van drs. A.D. Wallace.
Het rapport d.d. 27 april 2010 van de psycholoog A.D. Wallace houdt onder meer het volgende in als beantwoording van de vraagstelling - zakelijk weergegeven -:
Onderzochte lijdt aan een schizofrene stoornis van het paranoïde type en aan cannabisafhankelijkheid. De neiging tot overmatig alcoholgebruik is eveneens aanwezig. Voorts is er sprake van een symbiotische relatie met zijn moeder en een conflictueuze relatie met zijn stiefvader. De schizofrene stoornis van het paranoïde type, de negatieve invloed van cannabis (en ook alcohol) op zijn ziekelijke stoornis en de problematische relaties met zijn moeder en stiefvader beïnvloedden het gedrag van onderzochte ten tijde van de tenlastelegging. In het kader van een schizofrene stoornis van het paranoïde type en van cannabisafhankelijkheid (en vermoedelijk ook van alcoholgebruik) was onderzochte geagiteerd, dan agressief en paranoïde psychotisch geworden. Vandaar uit handelde onderzochte in overeenstemming met deze gevoelens en paranoïde gedachten en ideeën. Hij voelde zich beledigd en aangevallen en reageerde met agressieve impulsdoorbraken. Geadviseerd wordt onderzochte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De interactie tussen de stoornissen en de aanwezigheid van mensen zoals de moeder en de stiefvader van onderzochte kan het functioneren van onderzochte snel ondermijnen waardoor soortgelijke delicten kunnen gebeuren. Een adequate behandeling van de schizofrene stoornis van het paranoïde type is geïndiceerd. Voorts is behandeling van de cannabisafhankelijkheid van groot belang. Het besef van onderzochte dat zijn afhankelijkheid aan drugs en alcohol zijn psychiatrische ziekte kan verergeren en zijn psychische functioneren en met name zijn agressieregulatie ernstig kan ondermijnen dient beslist te worden vergroot.
Geadviseerd wordt om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met verplicht toezicht van de reclassering en met bijzondere voorwaarden. Belangrijkste voorwaarde is behandeling in een psychiatrische setting uitgerust met personeel en behandelmodulen gericht op behandeling van mensen met ernstige psychiatrische-, beheers- en verslavingsproblematiek. De locatie Roosenburg te Den Dolder beschikt over dergelijke faciliteiten.
Vervolgens wordt geadviseerd om onderzochte wederom te begeleiden in een begeleid woonproject en te assisteren in het vergroten van zijn vermogen om zelfstandig te functioneren en in het zich losmaken van zijn moeder en stiefvader.
Het rapport d.d. 26 april 2010 van de psychiater H.A. Gerritsen houdt onder meer het volgende in als beantwoording van de vraagstelling - zakelijk weergegeven -:
Onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie van het paranoïde type, cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik naast de kwetsbare karaktertrek verhoogde krenkbaarheid/slecht tegen onrecht kunnen gecombineerd met een slechte agressieregulatie. Tevens is er sprake van systeemproblematiek (symbiotische relatie met moeder, slechte relatie met stiefvader). Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen, leed betrokkene aan de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er bestaat een evidente relatie tussen de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, en de psychopathologie. Voorafgaand aan en tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten was onderzochte evident achterdochtig. Voor zover na te gaan was hij niet psychotisch in de zin van duidelijke wanen. Wel was betrokkene onder invloed van alcohol, die mogelijk een bijdrage hebben geleverd aan de achterdocht. Tenslotte zijn er aanwijzingen dat betrokkene de periode voorafgaand aan het plegen van de ten laste gelegde feiten zijn medicatie niet trouw heeft geslikt. Het gebruik van alcohol en drugs kan gezien worden als een manier voor onderzochte om zijn angst en achterdocht te bestrijden. Ondergetekende adviseert om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De kans op herhaling van het ten laste gelegde is onder de huidige sociale omstandigheden (thuis wonen) (sterk) verhoogd. De enige manier om het recidiverisico substantieel te verminderen is door de psychiatrische behandeling van onderzochte zo snel mogelijk te continueren en intensiveren. Hierbij moet in eerste instantie gedacht worden aan een klinische behandeling op de Forensisch Psychiatrische Afdeling van Altrecht GGZ te Den Dolder, gericht op de schizofrenie van het paranoïde type, de verslavingsproblematiek (cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik), de persoonlijkheidstrek verhoogde krenkbaarheid/slecht tegen onrecht kunnen gecombineerd met het slecht kunnen reguleren van zijn agressie, de spanningsvolle thuissituatie en de slechte sociaalmaatschappelijke inbedding. Aansluitend aan de behandeling op de FPA kan onderzochte het beste worden geplaatst in een beschermde/beschutte woonvorm die toegesneden is op zijn niveau van functioneren. Tijdens de gehele behandeling is het van belang om zowel moeder als stiefvader bij de behandeling te betrekken. Ook is er speciaal aandacht voor het goed instellen op een antipsychoticum noodzakelijk. De behandeling kan het beste opgelegd worden als bijzondere voorwaarde bij vonnis, gecombineerd met een verplicht reclasseringscontact, waarbij de Reclassering betrokkene aanmeldt voor behandeling en de behandeling evalueert.
Uit de hiervoor genoemde rapporten neemt de rechtbank de conclusie inzake de geestesgesteldheid van verdachte en de adviezen en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare. De bewezen verklaarde feiten kunnen de verdachte derhalve in verminderde mate worden toegerekend.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het rapport van de Reclassering Nederland d.d.
14 september 2010, opgemaakt door M. Ramdhani, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: meldingsgebod, behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank –conform de officier van justitie- van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen met daaraan onder meer gekoppeld de bijzondere voorwaarde inhoudende een behandeling van verdachte in FPA Roosenburg. De op te leggen straf lijkt wellicht een zware straf voor de bewezenverklaarde feiten, maar de rechtbank is van oordeel dat de opname in FPA Roosenburg die samenhangt met de psychiatrische stoornis van verdachte en waarbij verdachte de nodige vrijheden heeft, van een heel andere aard is dan een gevangenisstraf. Met de officier van justitie en de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat de termijn van de opname in FPA Roosenburg maximaal één jaar mag duren, of zo veel korter als de inrichting wenselijk acht.
7. De benadeelde partijen
De benadeelde partijen [verbalisant 2] en [verbalisant 1] vorderen een immateriële schadevergoeding van respectievelijk € 125,00 voor de feiten 2 en 3 en
€ 100,00 voor feit 2.
Gelet op de persoon van verdachte, zijn stoornis en de verminderde toerekenbaarheid van verdachte, mede gelet op het verweer terzake acht de rechtbank de vorderingen niet van zo eenvoudige aard dat die zich lenen voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Zij kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Het beslag
6.4. De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring omdat het feit daarmee is gepleegd.
9. De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten aangezien de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen voor feiten die dateren van 25 november 2006 niet opportuun meer wordt geacht.
10. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
11. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: mishandeling, begaan tegen zijn (stief)vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal laten opnemen en behandelen in FPA Roosenburg te Den Dolder, gedurende de termijn van maximaal één jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een honkbalknuppel die in twee stukken is gebroken;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
- heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op tegen de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. I. Bruna en N. van der Velden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 oktober 2010.