ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3680
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van faillissementsvordering en stuiting door aanmaningsbrief
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 november 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nationale-Nederlanden Financiële Diensten B.V. (hierna: NNFD) en een gedaagde, die in het verleden een lening van NNFD had ontvangen. De gedaagde had een bedrag van EUR 7.664,67 niet voldaan, en NNFD vorderde betaling van in totaal EUR 18.570,93, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de vordering van NNFD was verjaard. De rechtbank diende te beoordelen of de verjaring was gestuit door een aanmaningsbrief die NNFD op 3 maart 2006 had verzonden, en of de curator van de gedaagde bevoegd was om deze aanmaning te ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat de aanmaningsbrief van 3 maart 2006 niet had geleid tot stuiting van de verjaring, omdat deze brief de gedaagde niet had bereikt, maar slechts de curator. De rechtbank stelde vast dat de curator geen algemene bevoegdheid had om de gedaagde te vertegenwoordigen voor het ontvangen van verklaringen of aanmaningen. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de aanmaningsbrief niet kon worden aangemerkt als een verklaring betreffende de boedel in de zin van de Faillissementswet, waardoor de verjaring niet was gestuit. De rechtbank concludeerde dat NNFD niet binnen de vereiste termijn een nieuwe eis had ingesteld na de opheffing van het faillissement van de gedaagde, waardoor de vordering van NNFD als verjaard werd beschouwd.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van NNFD af en veroordeelde NNFD in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die op dat moment waren begroot op EUR 1.314,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.W. Frieling.