ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3671

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
296166 / HA RK 10-452
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in strafzaak met verzoek om getuigen en geluidsfragmenten

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 2 november 2010, heeft de strafkamer een verzoek tot wraking van de rechters afgewezen. De verzoeker, gedetineerd in PI Utrecht-HvB, had zijn raadsman, mr. S. Schuurman, opdracht gegeven om de wraking in te dienen. De wrakingsgronden waren gericht tegen de afwijzing van het verzoek om twee getuigen, [X] en [Y], te horen, alsook tegen de afwijzing om geluidsfragmenten aan het dossier toe te voegen. De raadsman betoogde dat deze afwijzingen de waarheidsvinding belemmerden en dat de strafkamer daardoor niet langer onpartijdig kon worden geacht.

De rechtbank overwoog dat de strafkamer op basis van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens diende te beoordelen of er sprake was van onpartijdigheid. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissingen van de strafkamer werden als procesbeslissingen beschouwd en de rechtbank vond geen aanleiding om te oordelen dat deze beslissingen onbegrijpelijk waren.

De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en stelde vast dat er geen misbruik van het recht tot wraking was. De zaak zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de meervoudige wrakingskamer, en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 296166 / HA RK 10-452
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 2 november 2010
in de zaak van
[verzoeker],
gedetineerd in PI Utrecht-HvB, locatie Nieuwegein te Nieuwegein,
verzoeker,
advocaat mr. S. Schuurman te Breukelen.
tegen
mr. [A], voorzitter,
mr. [B] en mr. [C], rechters,
van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van deze rechtbank (hierna te noemen: de strafkamer).
1. de procedure
1.1. Ter zitting van 2 november 2010 heeft de strafkamer de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak onder parketnummer 16/711261-10 behandeld. Tijdens deze zitting heeft de raadsman van verzoeker, namens verzoeker, de strafkamer gewraakt. De zitting is geschorst. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2. De strafkamer heeft niet in de wraking berust.
1.3. Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 2 november 2010. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. De bovengenoemde rechters van de strafkamer zijn eveneens verschenen. Tevens was aanwezig mr. M. van Leent, officier van justitie.
2. het verzoek
2.1. De wrakingsgronden richten zich tegen de afwijzing door de meervoudige kamer van het verzoek om twee getuigen, [X] en [Y], te horen en de afwijzing van het verzoek om een band met geluidsfragmenten (hierna: geluidsfragmenten) aan het dossier toe te voegen. De raadsman betoogt dat de afwijzende beslissing van de strafkamer in strijd is met het belang van de waarheidsvinding. De raadsman heeft de geluidsfragmenten zelf uitgeluisterd en geconstateerd dat de transcriptie die zich in het dossier bevindt niet compleet is. Volgens de raadsman bevatten de geluidsfragmenten een verklaring van getuige [X] die tegenstrijdig is met hetgeen hij bij de politie heeft verklaard. Volgens hem is dit van belang voor het onderzoek naar de toedracht van de zaak en de mate van schuld van zijn cliënt en van de andere partij. Nu de strafkamer de getuigen niet wil horen en de geluidsfragmenten niet wil toevoegen aan het dossier, belemmert zij de waarheidsvinding. Dat is volgens de raadsman nadelig voor zijn cliënt. De strafkamer kan daarom niet langer onpartijdig worden geacht.
3. het standpunt van de strafkamer
3.1. De strafkamer verwijst naar de beslissing zoals deze is verwoord in het concept proces-verbaal van de zitting waarin – voor zover hier van belang – het volgende is vermeld:
“(…) dat de officier van justitie dient uit te zoeken hoe de toestand ten tijde van het ongeval was met betrekking tot de verkeersborden zoals door de raadsman verzocht.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de getuigen [X] en [Y] op dit moment af. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is gezegd niet de noodzaak voor het horen van deze getuigen op dit moment is gebleken.
De rechtbank wijst voorts het verzoek tot het aan het dossier toevoegen van de geluidsfragmenten af omdat dit thans niet relevant is voor enige te nemen beslissing in de zaak tegen deze verdachte (…)”.
4. het standpunt van de officier van justitie.
4.1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Hij heeft bepleit dat toepassing wordt gegeven aan artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
5. de beoordeling
5.1. De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek de toepasselijke norm is gegeven in artikel 512 Sv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Artikel 512 Sv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 512 Sv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
5.3. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de strafkamer jegens verzoeker. Derhalve zal naar objectieve maatstaven worden beoordeeld of is gebleken van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het de strafkamer aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
5.4. De rechtbank stelt voorop dat de beslissingen van de strafkamer, één toewijzing en twee afwijzingen, zijn aan te merken als procesbeslissingen. De kern van het wrakingverzoek wordt gevormd door onvrede over de twee negatieve procesbeslissingen. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking, tenzij die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de strafkamer partijdig is dan wel jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert die – objectief – gerechtvaardigd is. In de door de strafkamer gegeven motivering voor haar beslissingen ziet de rechtbank geen aanleiding voor dit oordeel. De rechtbank overweegt in dit verband dat de strafkamer er blijk van heeft gegeven dat zij elk van de verzoeken op zijn eigen merites heeft beoordeeld. In dit kader is toegelicht dat zij de transcripties van de geluidsfragmenten die ter zitting zijn overhandigd, heeft bekeken en, aan de hand van hetgeen zich in het dossier bevindt, heeft beoordeeld of de geluidsfragmenten relevant zijn voor datgene waarover zij in deze strafzaak moet beslissen. Ter zitting heeft de strafkamer verder benadrukt dat zij, zoals ook in het proces-verbaal is opgenomen, thans geen noodzaak ziet voor het horen van de genoemde getuigen, maar dat dit in een ander stadium van de zaak anders kan komen te liggen. De overgelegde transcripties zullen achter het proces-verbaal van de zitting worden gevoegd, zodat deze onderdeel uitmaken van het dossier.
5.5. De rechtbank moet dan ook concluderen dat er onvoldoende aanleiding is voor het oordeel dat het de strafkamer aan onpartijdigheid heeft ontbroken. Het verzoek dient, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook te worden afgewezen.
5.6. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van misbruik van het recht tot wraking. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. wijst het verzoek tot wraking af;
6.2. draagt de griffier op een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan mr. Schuurman, mr. [A], mr. [B] en mr. [C], alsmede aan de officier van justitie mr. Van Leent, de voorzitter van de sector strafrecht, mr. I.J.B. Corbey en aan de president van de rechtbank mr. H.AE. Uniken Venema;
6.3. bepaalt dat de zaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing in verband met dit wrakingsverzoek.
6.4. Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, en mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. B.J. van Ettekoven, leden van de meervoudige wrakingskamer, en is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2010, in het bijzijn van de griffier.
Deze beslissing is verzonden op 11 november 2010