ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3653

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
293302 HA RK 10-373
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechter mr. [X] in strafzaak

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Utrecht op 21 oktober 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van kantonrechter mr. [X] door verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. M.P.J. Appelman. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 1 september 2010, naar aanleiding van de zitting van 2 juni 2010, waar mr. [X] de strafzaak tegen verzoeker behandelde. Verzoeker stelde dat mr. [X] blijk gaf van vooringenomenheid tijdens de ondervraging, waarbij hij opmerkte dat verzoeker 'echt wel te hard gereden' had en dat verzoeker niet wilde meewerken met politie en justitie. De officier van justitie heeft het verzoek gemotiveerd afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien verzoeker op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen. De rechtbank benadrukte dat verzoeker, bijgestaan door een ervaren advocaat, ter zitting had moeten reageren op de ondervraging door mr. [X]. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking, omdat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de behandeling van de strafzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 293302 HA RK 10-373
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
21 oktober 2010
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
raadsman mr. drs. M.P.J. Appelman (hierna: mr. Appelman),
verzoeker
tegen
mr. [X],
in zijn hoedanigheid als kantonrechter in de Sector strafrecht van deze rechtbank te Utrecht.
De procedure
1.1 Ter zitting van 2 juni 2010 heeft mr. [X], (optredend als) kantonrechter van deze rechtbank de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak onder parketnummer 425351-09 behandeld. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal is op 21 juli 2010 aan mr. Appelman toegezonden. Bij brief van 1 september 2010 heeft mr. Appelman namens verzoeker een verzoek tot wraking gedaan tegen de hiervoor genoemde rechter.
1.2. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft op 7 oktober 2010 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig verzoeker, mr. Appelman, alsmede de rechter. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. J. Weening.
1.3. Op de zitting heeft de raadsman van verzoeker zijn verzoek nader toegelicht. Mr. [X] heeft niet in het wrakingverzoek berust en heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht. De officier van justitie heeft gemotiveerd geconcludeerd tot afwijzing van het
verzoek.
Het verzoek
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de (kanton)rechter van deze rechtbank.
Mr. Appelman heeft aan dit wrakingverzoek ten grondslag gelegd dat mr. [X] door de wijze van ondervraging ter zitting van 2 juni 2010 blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. Volgens mr. [X] had verzoeker “echt wel te hard gereden” en is verzoeker een persoon die niet wilde meewerken met politie en/of justitie. Voorts ziet verzoeker geen reden om twee verbalisanten als getuigen op te roepen en heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het proces-verbaal van de zitting onvolledig was. Ter zitting heeft verzoeker gesteld in het geheel niet in de gelegenheid te zijn gesteld zijn verklaring af te leggen.
Mr. [X] heeft zich tegen het wrakingverzoek verweerd door ter zitting erop te wijzen dat het verzoek tot wraking niet terstond is gedaan zoals vereist wordt in artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering. Mr. [X] stelt zich derhalve primair op het standpunt dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek omdat het verzoek te laat is ingediend. Subsidiair heeft mr. [X] aangevoerd dat in het proces-verbaal van de zitting geen aanwijzingen te vinden zijn waaruit enige vooringenomenheid van hem/ de rechter blijkt. Voorts kan er naar zijn mening geen sprake van vooringenomenheid zijn nu mr. [X] heeft gelast de twee verbalisanten te laten getuigen, juist om meer duidelijkheid in de zaak te verkrijgen.
De beoordeling
3.1 Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van (onder meer) de verdachte de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, dit alles in samenhang met de door de Hoge Raad en de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3 In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
De wetgever heeft via het middel van wraking de partijen in de door de rechter te behandelen zaak de mogelijkheid gegeven de rechter te wraken en daarmee de behandeling van de zaak door die rechter te stuiten, wanneer het vermoeden is gerezen dat de rechter jegens (een van) die partijen niet onpartijdig is. Op grond van artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt het verzoek tot wraking gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.4 Het verzoek tot wraking van mr. [X] is door mr. Appelman ingediend op 1 september 2010. De feiten en omstandigheden op grond waarvan wordt verzocht om mr. [X] te wraken, hebben zich echter voorgedaan tijdens de zitting van 2 juni 2010. Op het moment dat de rechter verzoeker heeft ondervraagd en vervolgens heeft meegedeeld dat het onderzoek wordt aangehouden teneinde twee verbalisanten als getuigen te horen, waren alle feiten en omstandigheden op grond waarvan verzoeker zegt het vertrouwen in de onbevooroordeeldheid van mr. [X] verloren te hebben, aan verzoeker bekend.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de redenen van het laat ingediende verzoek zijn gelegen in de omstandigheid dat ter zitting geen mogelijkheid bestond om de rechter direct te wraken. Daarna heeft eerst overleg tussen mr. Appelman met verzoeker plaatsgevonden, waarna toestemming gevraagd moest worden aan de Raad voor de Rechtsbijstand om extra proceshandelingen te mogen/kunnen verrichten. Ten slotte waren mr. Appelman en vervolgens verzoeker met vakantie.
3.5 De rechtbank ziet in de door verzoeker naar voren gebrachte argumentatie geen verzachtende omstandigheid om eerst op 1 september 2010 een verzoek tot wraking van
mr. [X] in te dienen en overweegt daartoe dat verzoeker wordt bijgestaan door een professionele gemachtigde die sinds 1999 advocaat is. Het grootste bezwaar tegen mr. [X] is de wijze van ondervraging op zitting. De rechtbank is van oordeel dat verzoekers gemachtigde terstond ter zitting had moeten reageren. Dat er geen mogelijkheid ter zitting bestond om een verzoek tot wraking in te dienen, komt de rechtbank, mede gelet op de praktijkervaring van verzoekers gemachtigde als advocaat, niet aannemelijk voor.
Nu niet ter zitting een wrakingsverzoek is ingediend, stelt de rechtbank vast dat van hetgeen ter zitting besproken is een proces-verbaal is opgemaakt en dat dit aan verzoekers gemachtigde op 21 juli 2010 op verzoek is verzonden en door hem is ontvangen. Van verzoeker(s gemachtigde) mag dan verwacht worden dat vervolgens aanstonds een verzoek tot wraking van mr. [X] wordt ingediend indien hij daarvoor in het proces-verbaal aanleiding zag.
Voor zover het verzoek betrekking heeft op het verwijt dat het proces-verbaal onvolledig zou zijn, geldt dat verzoeker niet aanstonds na ontvangst van dat proces-verbaal heeft gereageerd, maar meer dan een maand heeft laten verstrijken, zonder geldige reden.
Tot slot overweegt de rechtbank dat op de nieuwe gronden die eerst ter zitting van 7 oktober jongstleden zijn aangevoerd geen acht wordt geslagen, nu verzoeker gehouden is de wrakingsgronden tegelijk voor te dragen.
3.6 De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijk voorschrift van artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat het wrakingsverzoek wordt ingediend zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij verzoeker bekend zijn.
3.7 Het voorgaande betekent dat verzoeker niet in zijn wrakingsverzoek kan worden ontvangen en dat de rechtbank niet meer aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek toekomt.
De beslissing
De rechtbank
4.1 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. [X];
4.2 draagt de griffier op een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan mr. Appelman, de betrokken rechter, de sectorvoorzitter van de sector Strafrecht van deze rechtbank en de president van deze rechtbank;
4.3 bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, mr. A.C. van den Boogaard en
mr. G. Perrick, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J.J. van Doorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2010.