ECLI:NL:RBUTR:2010:BO2890

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
712961 UE VERZ 10-1147 HSt
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegd pensioen en boventalligheid na reorganisatie bij Axent

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 4 november 2010, staat de vraag centraal of een werknemer, [verweerder], recht heeft op een sociaal plan na boventalligheid als gevolg van een reorganisatie. De werknemer was sinds 1 mei 2003 in dienst bij Axent als uitvaartconsulent, maar werd per 15 december 2007 boventallig verklaard na de opheffing van de uitvaartconsulentactiviteiten. In 2008 werd hij tijdelijk tewerkgesteld op de afdeling call centre services, maar deze afdeling werd begin 2010 opgeheven. De werknemer was sindsdien arbeidsongeschikt en stelde dat het sociaal plan van toepassing was op zijn situatie, terwijl Axent betoogde dat dit niet het geval was en dat er een afspraak was gemaakt over vroegpensioen.

De rechtbank oordeelde dat de werknemer boventallig was geworden door de opheffing van de afdeling call centre services en dat het sociaal plan van toepassing was. Axent had niet aangetoond dat er geen mogelijkheden waren voor interne of externe herplaatsing van de werknemer. De rechtbank concludeerde dat er geen duidelijke en ondubbelzinnige afspraak was gemaakt over het vroegpensioen, waardoor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet kon worden gerechtvaardigd op basis van boventalligheid of een dergelijke afspraak. De kantonrechter wees het verzoek van Axent tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af en compenseerde de proceskosten, waarbij beide partijen hun eigen kosten droegen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de verplichtingen van werkgevers bij reorganisaties, vooral met betrekking tot de herplaatsing van werknemers en de toepassing van sociale plannen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 712961 UE VERZ 10-1147 HSt
beschikking d.d. 4 november 2010
inzake
de besloten vennootschap
Axent/Aegon Verzekeringsbemiddeling B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Axent,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. P. Wapsenkamp,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. K.M.G. Terhürne.
1. Het verloop van de procedure
Axent heeft op 9 september 2010 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 27 oktober 2010 behandeld. Daarvan zijn aantekeningen bijgehouden.
Hierna is uitspraak bepaald op 17 november 2010.
Thans wordt bij vervroeging uitspraak gedaan.
2. De motivering
2.1. [verweerder], geboren op [1949], thans 61 jaar oud, is op 1 mei 2003 in dienst van Axent getreden.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt EUR 1.105,34 per maand, exclusief vakantiegeld.
2.2. Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- [verweerder] is met ingang van 1 mei 2003 in dienst getreden in de functie van uitvaartconsulent in welke functie hij uitvaartverzekeringsproducten in de buitendienst heeft verkocht;
- als gevolg van een reorganisatie zijn de activiteiten van uitvaartconsulenten eind 2007 opgeheven en is [verweerder] per 15 december 2007 boventallig verklaard;
- op de boventalligheid van [verweerder] waren de Gedragslijnen bij Reorganisaties van 1 mei 2007 tot 30 april 2009 (verder: de Gedragslijnen) van toepassing;
- begin 2008 is [verweerder] benaderd door mevr. [X] met het verzoek om te komen werken op de afdeling call centre services, de afdeling waar [verweerder] al eerder in het kader van een reïntegratietraject werkzaam was;
- [verweerder] had op die afdeling een meerwaarde;
- begin 2010 is de afdeling call centre services opgeheven;
- op de gevolgen van de opheffing van de afdeling call centre services is het Sociaal Plan van Aegon Nederland N.V. 1 mei 2009 – 30 april 2010 van toepassing (verder: het Sociaal Plan);
- [verweerder] is met ingang van 23 december 2009 ziek en heeft sedertdien niet meer gewerkt.
2.3. De kern van het debat dat partijen hebben gevoerd betreft de vraag of op de boventalligheid van [verweerder] het Sociaal Plan van toepassing is.
Axent stelt dat dat niet het geval is. Zij legt daarbij de nadruk op het feit dat bij uitzondering voor [verweerder] als gevolg van zijn boventalligheid als uitvaartconsulent een bijzonder arrangement is gemaakt. Dat bestond uit zijn plaatsing boven de sterkte op de afdeling call centre services en de afspraak dat hij met ingang van 1 februari 2010 met vroegpensioen zou gaan. Als bewijs van die afspraak legt Axent een afschrift over van de brief van 24 januari 2008 van Aegon Nederland N.V. aan [verweerder].
[verweerder] stelt dat dat wel het geval is. Hij legt daarbij de nadruk op de volwaardige werkzaamheden die hij op de afdeling call centre services heeft verricht. Hij erkent de intentie te hebben gehad om met vroegpensioen te gaan, maar hij betwist daarover een afspraak te hebben gemaakt.
2.4. De meest verstrekkende stelling van Axent is dat zij met [verweerder] een afspraak heeft gemaakt over zijn vroegpensioen. Indien van een dergelijke afspraak sprake is, dan is er geen sprake van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst als gevolg van boventalligheid in de zin van de Gedragsregels of het Sociaal Plan.
2.5. Een afspraak om met vroegpensioen te gaan, houdt tevens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in. Vanwege de verstrekkende gevolgen die voor een werknemer aan de beëindiging van een arbeidsovereenkomst verbonden zijn, dient een daartoe strekkende overeenkomst uitdrukkelijk en ondubbelzinnig duidelijk te zijn. Gemeten aan deze maatstaf is van een afspraak over het vroegpensioen van [verweerder] geen sprake. Uit voornoemde brief van 24 januari 2008 blijkt niet met zoveel woorden dat [verweerder] met vroeg pensioen zal gaan. Bovendien is ter zitting door [verweerder] aangetoond dat hij herhaaldelijk, voor het eerst in 2008, Axent heeft gevraagd om informatie over het pensioen dat hij bij gebruikmaking van het vroegpensioen zou gaan ontvangen. Die informatie heeft hij pas in 2009 gekregen. Dit betekent dat [verweerder] op het moment dat volgens Axent afgesproken is dat hij met vroegpensioen zou gaan, geen informatie had over wat dat in financiële zin voor hem zou gaan betekenen. Onder deze omstandigheden heeft Axent er begin 2008 niet op mogen vertrouwen dat [verweerder] door het uitspreken van een intentie zich ook akkoord verklaarde om met vroegpensioen te gaan.
2.6. Omdat van een afspraak over het vroegpensioen geen sprake is, is het verwijt dat Axent aan het adres van [verweerder] maakt, dat hij door het niet nakomen van die afspraak het onderlinge vertrouwen heeft beschadigd, onterecht.
2.7. Vervolgens is het de vraag ten gevolge van welke reorganisatie [verweerder] boventallig is geworden.
Voor de beantwoording van die vraag dient vastgesteld te worden wat de bedongen arbeid van [verweerder] was. Uit de stukken blijkt dat [verweerder] in het kader van zijn reïntegratie reeds werkzaamheden op het call service centre deed voordat zijn functie als uitvaartconsulent vervallen was. Omdat door het verval van zijn functie van uitvaartconsulent, hij die arbeid definitief niet meer kon verrichten, gold zijn passende arbeid op de call centre services als de bedongen arbeid. Hierbij is tevens van belang dat de werkzaamheden bij het call centre services vanaf begin 2008 een structureel karakter hadden.
De oorzaak van het feit dat [verweerder] de van hem bedongen arbeid niet meer kan verrichten ligt in het feit dat het call centre services is opgeheven. Gegeven deze oorzaak is [verweerder] boventallig in de zin van het Sociaal Plan.
Bovendien is van belang dat aan de Gedragslijnen de gedachte ten grondslag ligt om boventallige werknemers zoveel als mogelijk intern of extern te herplaatsen. Dat de aanstelling van [verweerder] op de afdeling call centre services geen herplaatsing is als bedoeld in paragraaf 7 van de Gedragslijnen, blijkt uit de Gedragslijnen niet. Omdat van een interne herplaatsing sprake is, is een beëindiging van de arbeidsovereenkomst als gevolg van de boventalligheid van [verweerder] als uitvaartconsulent niet meer aan de orde.
2.8. De (kennelijke) stelling van Axent dat de plaatsing van [verweerder] op de afdeling call centre services een soort van alternatieve beëindigingsvergoeding is, gaat niet op. Niet is gebleken dat de werkzaamheden die [verweerder] op de afdeling call centre services deed, in enig opzicht niet volwaardig waren. Bovendien is niet gebleken dat met [verweerder] duidelijk is afgesproken dat (en waarom) zijn aanstelling niet als een herplaatsing in de zin van de Gedragslijnen moet worden beschouwd maar in zekere mate gelijkgesteld moet worden met de beëindigingsvergoeding waarop hij aanspraak zou kunnen maken indien van herplaatsing geen sprake zou zijn.
2.9. De huidige beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt dus niet een grondslag in de boventalligheid van [verweerder] als uitvaartconsulent en evenmin in de door Axent gestelde afspraak met [verweerder]. Wel heeft die beëindiging als grondslag de boventalligheid van [verweerder] als gevolg van de opheffing van de afdeling call centre services. Die opheffing staat immers vast, en daarmee is tevens gegeven dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en het dientengevolge (mogelijk) voor hem geldende opzegverbod.
2.10. Onder deze omstandigheden is niet in te zien waarom op de boventalligheid van [verweerder] het Sociaal Plan niet van toepassing is. Axent heeft immers niet gesteld dat van haar niet langer gevergd zou kunnen worden om [verweerder] langer bij de afdeling call centre services te laten werken indien die afdeling niet zou zijn opgeheven.
De toepasselijkheid van het Sociaal Plan betekent dat voor [verweerder] een herplaatsingsprocedure geldt. Er had een plan van aanpak gemaakt moeten worden gericht op het vinden van een andere baan. Aan deze verplichtingen heeft Axent niet voldaan, terwijl de nakoming daarvan ook aansluit op de reïntegratieverplichting die op Axent rust vanwege de arbeidsongeschiktheid van [verweerder]. Evenmin is gebleken dat Axent geen mogelijkheden voor interne of externe herplaatsing van [verweerder] heeft. Axent heeft daarover te weinig gesteld.
2.11. Onder deze omstandigheden, en gelet op het primaire verweer van [verweerder] tegen de gevraagde ontbinding is het verzoek tot ontbinding niet toewijsbaar.
3. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.M. Steenberghe, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 november 2010.