ECLI:NL:RBUTR:2010:BO2816
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in kinderpornografiezaak wegens gebrek aan bewijs van opzet en bezit
Op 7 oktober 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verspreiden, vervaardigen, invoeren, uitvoeren en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte 154 kinderpornografische afbeeldingen had, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet en bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte verklaarde dat hij websites bezocht met pornografische afbeeldingen van volwassen vrouwen en dat hij kinderpornografische afbeeldingen die als pop-ups verschenen direct wegklikte. De rechtbank oordeelde dat het enkele bekijken van een afbeelding niet onder de delictsomschrijving valt en dat er geen bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de opslag van de afbeeldingen op zijn computer. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank oordeelde verder dat de in beslag genomen harde schijf, waarop kinderpornografische afbeeldingen waren aangetroffen, onttrokken moest worden aan het verkeer, maar dat de verdachte de mogelijkheid moest krijgen om andere bestanden te kopiëren. De rechtbank heeft de teruggave van de in beslag genomen computer gelast. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2010.