parketnummer: 16/600470-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 september 2010
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de P.I.V Nieuwersluis, Huis van Bewaring, locatie Nieuwersluis.
raadsman mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda.
1. Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar de meervoudige kamer verwezen.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen een envelop met 1050 euro heeft gestolen van mevrouw [benadeelde 1]
Feit 2 en 3: samen met anderen geld heeft gestolen door meermalen met verschillende betaalpassen van anderen geldbedragen op te nemen.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangiftes, de camerabeelden en de herkenning van verbalisant [verbalisant 1] en/of de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat zij zichzelf niet herkent op de beelden ongeloofwaardig, met name in zaak 1 waar de beelden helder zijn en verdachte en haar zus goed herkenbaar in beeld zijn. Ook is op een aantal beelden een vergelijkbare shawl te zien. [verbalisant 1] heeft duidelijk aangegeven dat hij verdachte herkent aan bepaalde gezichtskenmerken, de shawl en de driekwart jas op de verschillende beelden. Er is sprake van schakelbewijs. [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben verdachte ook op meerdere beelden herkend. De officier van justitie is van mening dat met name de herkenning van verbalisant [verbalisant 3] zeer overtuigend is omdat hij in het verleden contact met verdachte heeft gehad. De officier van justitie legt de werkgeversverklaring uit Frankrijk, die zou moeten bewijzen dat verdachte niet in Nederland was, terzijde.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en hij baseert zich daarbij op het volgende.
In zijn algemeenheid is er slechts sprake van herkenningen van verdachte op bepaalde plaatsen. Deze herkenningen worden door de verdediging in twijfel getrokken. Er zijn geen medeverdachten aangehouden, er zijn geen sporen, er zijn geen pasjes gevonden en er heeft in geen enkele zaak herkenning door een benadeelde plaatsgevonden.
Bij feit 1 spreekt aangeefster over twee vrouwen, waarvan er één een piercing draagt en de andere vrouw niet door haar kan worden omschreven. Verdachte draagt geen piercing.
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen verdachte van de foto. Dit duo rechercheurs wordt buitengewoon veel ingezet voor herkenning van zigeunermeisjes. De herkenning van zigeunermeisjes is ongelooflijk moeilijk daar dit allemaal hetzelfde type meisjes zijn. Er zijn geen andere bruikbare bewijsmiddelen zodat de verdediging verzoekt deze herkenning te passeren.
Feit 2 bestaat uit de zaak [benadeelde 2] (zaak 4) en [benadeelde 3] (zaak 5).
In zaak 4 wordt slechts één van de 38 mutaties herleid tot een foto waarop een dame staat afgebeeld bij de kassa van de Blokker. Voor de overige 37 mutaties is geen bewijs. De transactietijd van de Fortis en het tijdstip van de camerabeelden komen niet overeen en voor dit verschil in tijdsregistratie is geen verklaring overgelegd.
In zaak 5 wordt door aangeefster gesproken over twee vrouwen met donker haar. De herkenning van verbalisant [verbalisant 1] is onduidelijk en er wordt gerelateerd over een betaling op 21 juli 2008.
Feit 3 bestaat uit de zaak [naam] (zaak 6), [benadeelde 4] (zaak 3), De [benadeelde 5] (zaak 2) en [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] (zaak 7).
In zaak 6 is geen sprake van een betrouwbare ambtshalve herkenning, gelet op de email waaruit blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] in eerste instantie slechts van mening was dat de persoon op de foto léék op de verdachte. Tevens is op de foto’s louter aanwezigheid te zien van personen en wordt er geen activiteit verricht.
In zaak 3 is de vrouw op de foto beslist niet dezelfde vrouw als de verdachte. Het is duidelijk een oudere vrouw. Ditzelfde is het geval in zaak 2. Daarnaast komt het tijdstip van de transactie volgens de bank niet overeen met het tijdstip bij de foto’s.
Tot slot wordt in zaak 7 gezegd dat op de beelden te zien is dat een donkerharige vrouw de PIN-code afkijkt. Gelet op de afstand lijkt dit echter onwaarschijnlijk. De herkenning van verbalisant [verbalisant 1] zou alleen iets zeggen over de aanwezigheid van verdachte en niets over strafbare handelingen. Op de foto in de winkel is het overduidelijk niet verdachte die daar pint.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Feit 1
Verdachte ontkent dat zij de envelop met geld heeft gestolen. Zij herkent niemand op de camerabeelden bij de bank en de Dirk van de Broek.
Zo de verdachte al de vrouw op (één van) de foto’s zou zijn, dan nog bewijzen de beelden slechts dat zij op die plek(ken) aanwezig is geweest. Uit haar enkele aanwezigheid bij Dirk van de Broek op dat tijdstip volgt echter niet zonder meer dat zij bij de diefstal van de envelop betrokken is geweest. De rechtbank zal verdachte vrij spreken omdat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte dit feit heeft begaan.
Feit 2 (zaak 5)
Verdachte ontkent geld te hebben gepind met de pinpas van [benadeelde 3] en herkent zichzelf niet op de camerabeelden.
De rechtbank is van oordeel dat de foto’s bij de pinautomaat onvoldoende duidelijk zijn om met zekerheid vast te stellen dat de persoon op de foto verdachte is. Niet is uit te sluiten dat dit een ander persoon is. Er is geen ander bewijs dat duidt op de betrokkenheid van verdachte. De rechtbank zal verdachte vrij spreken vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Feit 3 (zaak 3, 2 en 7)
Verdachte ontkent geld te hebben gepind met de pinpas van [benadeelde 4], De [benadeelde 5] en [benadeelde 6]/[benadeelde 7] en ze herkent zichzelf op geen van de beelden.
De rechtbank is met betrekking tot zaak 3 en 2 van oordeel dat de foto’s bij de pinautomaat onvoldoende duidelijk zijn om met zekerheid vast te stellen dat de persoon op de foto verdachte is. Niet is uit te sluiten dat dit een ander persoon is. Er is geen ander bewijs dat duidt op de betrokkenheid van verdachte. De rechtbank zal verdachte vrij spreken vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Met betrekking tot zaak 7 oordeelt de rechtbank als volgt. Verdachte wordt herkend op de foto’s van de Dirk van de Broek door verbalisant [verbalisant 1] en verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. In het dossier bevinden zich verder foto’s bij de pinautomaat ten tijde van de opname van geld met de betreffende gestolen pinpas. Deze foto’s zijn van zeer slechte kwaliteit. Er is geen proces-verbaal opgemaakt van herkenning van verdachte op deze foto’s. Naar het oordeel van de rechtbank is de kwaliteit van de foto’s dusdanig dat herkenning van verdachte ook niet mogelijk is. Nu niet is komen vast te staan dat verdachte met de betreffende pinpas geld heeft opgenomen bij de pinautomaat zal de rechtbank haar dan ook voor dit feit vrij spreken vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Bewezenverklaring
Feit 2 (zaak 4)
Op 23 juni 2009 is door [benadeelde 2], een vrouw van 76 jaar, aangifte gedaan van diefstal van geld van haar rekening. Zij heeft op 19 juni 2009 haar pinpas voor het laatst gebruikt. Op 22 juni 2009 ontdekte zij dat zij haar bankpas niet meer in haar bezit had. Zij heeft de bank gebeld en er bleek 38 keer gebruik te zijn gemaakt van haar bankrekening. Op 23 juni 2009 is haar bankpas door de bank geblokkeerd. In het totaal is er een bedrag van 9332,90 euro van haar bankrekening geschreven zonder haar toestemming. Volgens het bankoverzicht van Fortis Bank Nederland is er op 21 juni 2009 om 13.16.06 uur bij de Blokker in BaarleNassau een bedrag gepind van 59,94 euro. Op de camerabeelden van de Blokker is te zien dat een vrouw pint op 21 juni 2009 om 13.18.54 uur tot 13.19.11 uur. Deze vrouw wordt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkend als de hun bekende [verdachte]. Deze verbalisanten zijn vanuit hun werkzaamheden regelmatig in contact geweest met de familie [verdachte]. [verbalisant 2] heeft foto’s van verdachte gezien en verbalisant [verbalisant 3] heeft in het verleden persoonlijk contact met verdachte gehad en ook foto’s van haar gezien.
Bewijsoverwegingen
De foto’s bij de Blokker zijn helder en duidelijk zodat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de herkenning van verdachte door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Temeer niet nu verbalisanten ook hebben aangegeven waaraan zij verdachte herkennen. Op de beelden is te zien dat verdachte op 21 juni 2009 bij de Blokker is geweest, en laten ook zien dat verdachte aldaar een pintransactie heeft verricht. Verdachte ontkent bij de Blokker te zijn geweest op het bewuste tijdstip en heeft ter zitting geen verklaring gegeven voor haar zichtbaarheid op de beelden.Tussen het tijdstip waarop op de beelden te zien is dat verdachte de pintransactie uitvoert en het tijdstip op het bankafschrift van verdachte zit een verschil van nog geen drie minuten. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat er kleine tijdsverschillen kunnen zitten tussen de tijdinstelling van beveiligingscamera’s en pinautomaten. De rechtbank acht het verschil in tijdregistratie van nog geen drie minuten onder bovengenoemde omstandigheden verwaarloosbaar. Op de beelden van de Blokker is alleen verdachte te zien, zodat niet bewezen kan worden dat zij de diefstal in vereniging met anderen heeft gepleegd. Van de overige 37 transacties is geen beeldmateriaal en heeft geen herkenning van verdachte plaats kunnen vinden. Voor die transacties is onvoldoende wettig bewijs dat verdachte hierbij betrokken was.
De rechtbank acht derhalve zaak 4 wettig en overtuigend bewezen voor wat betreft de transactie bij de Blokker voor een bedrag van 59,94 euro. De rechtbank zal verdachte partieel vrij spreken voor de overige transacties.
Feit 3 (zaak 6)
Op 26 januari 2010 heeft [naam], een vrouw van 84 jaar, aangifte gedaan van diefstal van geld van haar rekening. Zij heeft op 20 januari 2010 om 14.16 uur boodschappen betaald met haar pinpas. Daarna had zij haar pinpas niet meer in haar bezit. Bij thuiskomst zag zij dat er 6 pintransacties met een totaalbedrag van 1585,31 euro met haar pas waren uitgevoerd welke zij niet zelf heeft gedaan. Op het overzicht van de betaalrekening is te zien dat op 20 januari 2010 om 14.32 een bedrag van 1000,- euro bij de ING te Amersfoort is opgenomen, om 14.35 uur een bedrag van 250,- bij de Rabobank te Amersfoort, om 14.57 uur een bedrag van 16,49 euro bij de Van Beest Emiclaer te Amersfoort en drie bedragen bij de C1000 te Amersfoort, een bedrag van 80,94 euro en 75,88 euro om 15.04 uur en een bedrag van 162 euro om 15.07 uur. Er zijn camerabeelden van een van voornoemde pinautomaten op 20 januari 2010 om 14.33.53 tot 14.33.59 uur waar een vrouw op staat afgebeeld en camerabeelden van de C1000 op 20 januari 2010 om 15.03.10 uur tot 15.09.43 uur waar een man en een vrouw op staan afgebeeld. Deze man en vrouw lopen samen door de supermarkt met een mand met boodschappen en staan vervolgens samen bij de kassa af te rekenen. Deze vrouw wordt door verbalisant [verbalisant 1] herkend als de hem ambtshalve bekende [verdachte]. Hij herkende haar aan haar gezicht, haar geblondeerde haar en haar gehele voorkomen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat tussen de geldopname bij de ING en de geldopname bij de Rabobank slechts 3 minuten zit, waardoor de rechtbank er van uit gaat dat deze geldopnames door dezelfde persoon zijn gedaan.
De foto’s zijn vrij scherp waardoor de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de ambtshalve herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 1]. Ditzelfde geldt voor de beelden van de C1000. De foto’s bewijzen niet alleen dat verdachte op 20 januari 2010 ter plaatse bij de ING en de C1000 is geweest, maar laten ook zien dat de verdachte aldaar pintransacties heeft verricht. De tijdstippen van de camerabeelden bij de C1000 komen ook overeen met de transactietijdstippen op het bankoverzicht van het slachtoffer.
Van de transactie bij de Van Beest Emiclaer zijn geen beelden. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op het tijdstip van de transactie bij de Van Beest Emiclaer dat precies tussen de geldopnames bij de bank en de pinbetalingen bij de C1000 ligt, dezelfde persoon gebruik heeft gemaakt van die pinpas.
Op de beelden van de C1000 is verdachte te zien en een onbekend gebleven man. Zij lopen samen door de supermarkt en houden beiden het mandje met de boodschappen vast. Vervolgens rekenen zij samen af bij de kassa. De rechtbank is van oordeel dat daarmee wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen en in vereniging met die man de geldbedragen van de rekening heeft gestolen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
Zij op één tijdstip in de periode van 19 juni 2009 tot en met 6 juli 2009 te BaarleNassau, alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
[zaak 4]
- in de periode van 19 juni 2009 tot en met 23 juni 2009 te BaarleNassau, één geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft zij in voornoemde periode met één betaalpas met bijbehorende pincode één geldbedrag opgenomen.
3.
op meer tijdstippen in de periode van 20 januari 2010 tot en met 13 maart 2010 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een mededader, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben weggenomen:
[zaak 6]
- in de periode van 20 januari 2010 tot en met 26 januari 2010 te Amersfoort, meer geldbedragen, toebehorende aan [naam], waarbij verdachte en haar mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, immers hebben zij, verdachte en haar mededader, in voornoemde periode met één betaalpas met bijbehorende pincode meer geldbedragen opgenomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van alle feiten.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij de geldbedragen heeft gestolen met behulp van de pinpas van een dame van 76 jaar en de pinpas van een dame van 84 jaar. Verdachte heeft kennelijk bewust gekozen voor een kwetsbaar slachtoffer binnen een doelgroep die vaak veel geld op de rekening-courant heeft staan. Zij heeft zich uitsluitend laten leiden door haar eigen gewin en geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijke feiten, naast financiële schade voor de benadeelden ook, soms gedurende lange tijd, gevoelens van angst met zich brengen.
Dit blijkt ook uit de verklaring van benadeelde [benadeelde 2]. Zij is een aantal weken van slag geweest, hetgeen zich onder andere uitte in slecht slapen, een forse verhoogde bloeddruk en suiker waarvoor zij medicatie heeft gekregen. Tevens dragen dit soort feiten in zijn algemeenheid bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 juli 2010, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen is veroordeeld voor zakkenrollerij, en het reclasseringsadvies van 6 juli 2010. De reclassering heeft zich onthouden van het opstellen van een plan van aanpak of het geven van een strafadvies, nu verdachte ontkent.
Voor feiten zoals de onderhavige, komt naar het oordeel van de rechtbank een vrijheidsbenemende straf in aanmerking. De rechtbank komt tot een, in verhouding, hogere straf dan door de officier van justitie is gevorderd aangezien zij zwaarder laat meewegen dat verdachte al meerdere malen voor dezelfde feiten is veroordeeld en het feit dat de slachtoffers dames op hoge leeftijd is.
De rechtbank zal, gelet op het bovenstaande, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 1100,00 voor feit 1.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 9332,90 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade voor een bedrag van € 59,94 een rechtstreeks gevolg is van het gedeeltelijk bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Dit gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
Verdachte is vrijgesproken voor het overige gedeelte van dit feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 170,00 voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 150,00 voor feit 3.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 145,00 voor feit 3.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 6]
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van € 150,00 voor feit 3.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 1711,90 voor feit 3.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 (zaak 5) en 3 (zaak, 3, 2 en 7) tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 59,94 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] € 59,94 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van 3 september 2010.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 september 2010.
Mr. G. Perrick is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.