ECLI:NL:RBUTR:2010:BO1259

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600528-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met geweld in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 oktober 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een poging tot diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten bij de voorbereiding en uitvoering van de overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 24 mei 2010 probeerden de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer, [slachtoffer 1], met geweld te beroven in zijn woning. Het slachtoffer werd onder bedreiging van een nepvuurwapen en met een knuppel mishandeld. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte, samen met anderen, de overval had voorbereid en uitgevoerd, en dat hij een actieve rol had gespeeld in het geheel. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar wogen. De rechtbank kende een schadevergoeding toe aan het slachtoffer van € 1825,95, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor deze schade. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de rechtbank de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijsde en de verdachte ook in de kosten van de rechtsbijstand veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600528-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [woonplaats],
Gedetineerd in Huis van Bewaring Demersluis te Amsterdam,
raadsman mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak van verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Hierna zullen verdachte en zijn medeverdachten worden aangeduid als [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] met geweld te beroven en/of af te persen .
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vordering en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op het volgende.
De aangifte van [slachtoffer 1] waarbij de officier van justitie opmerkt dat hij geen enkele reden heeft om aan de inhoud hiervan te twijfelen, nu belangrijke onderdelen hiervan door andere bewijsmiddelen worden ondersteund. De door het slachtoffer opgegeven signalementen komen overeen met die van de aangehouden verdachten. In de woning van aangever zijn aan aantal spullen aangetroffen die door de verdachten zijn achtergelaten. Deze zijn op sporen onderzocht. Hieruit blijkt dat de TNT-pakketbon kan worden teruggevoerd op [medeverdachte 1]. Aan de binnenkant van de pakketdoos is een vingerafdruk gevonden, welke is terug te leiden tot [medeverdachte 2]. Op de panty wordt DNA aangetroffen dat via een mengprofiel is terug te voeren naar [medeverdachte 2]. Verder baseert de officier van justitie zich op de deels bekennende verklaringen van de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3].
De officier van justitie is van mening dat [medeverdachte 1] gezien moet worden als intellectueel dader en feitelijk uitvoerder, [medeverdachte 2] als feitelijk uitvoerder, [verdachte] als intellectueel dader en chauffeur en [medeverdachte 3] als intellectueel dader en leverancier van cruciale informatie. Er is geen reden om onderscheid te maken in de rollen van de verschillende verdachten. Alle verdachten hebben in bewuste en nauwe samenwerking gewerkt aan de voltooiing van een vooraf bedachte overval, waardoor er bij alle verdachten sprake is van medeplegen van diefstal met geweld.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. [verdachte] was slechts de chauffeur en wist wel wat er ging gebeuren, maar dit maakt hem slechts medeplichtig en geen medepleger. Hij was niet aanwezig bij de uitvoering van het misdrijf en is in die zin aan te merken als een ‘tweederangsfiguur’. De verdediging verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad (HR 9 maart 2010): “lijfelijke aanwezigheid hoeft medeplegen niet in de weg te staan, maar legt de lat van de nauwe en bewuste samenwerking wel hoger. Er moet sprake zijn van een actieve – initiërende, organiserende of coördinerende – rol in de voorfase. Er zal tenminste moeten blijken van een rol die gelijkwaardig is aan die van de andere deelnemers.”
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3], dat [verdachte] zou delen in de buit en mee naar binnen zou gaan, zijn niet dermate betrouwbaar dat dit kan leiden tot de overtuiging dat [verdachte] medepleger is. De officier van justitie pikt die dingen uit de verschillende, en soms tegenstrijdige, verklaringen, die voor hem het bewijs rond maken. De verdediging is dan ook van mening dat [verdachte] vrij gesproken moet worden.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een poging tot diefstal met geweld in vereniging heeft begaan. De rechtbank grondt haar overtuiging daartoe op de volgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben met elkaar al vaker gesproken over het feit dat de broers [naam] en [slachtoffer 1] geld in huis hebben. [medeverdachte 3] wilde wel een graantje meepikken en heeft informatie gegeven aan [medeverdachte 1] over de vindplaats van het geld en het tijdstip waarop de overval het best zou kunnen plaatsvinden. Op 22 mei 2010 stuurt [medeverdachte 3] een sms-bericht aan [medeverdachte 1] met de volgende inhoud: “hij is thuis altijd rond 2300 uur. Vandaag en morgen. Kan nu niet bellen.. Lig naast [naam]… Die is nog wakker…Sms kan wel.” Op 23 mei 2010 stuurt [medeverdachte 3] wederom een sms-bericht aan [medeverdachte 1] met als inhoud: “3 opties. Vanavond na 2300 uur. Morgenochtend 0900-1100 uur. Of morgenavond na 2300 uur. Vrijdag komende de anderen terug. Laatste kans is donderdag na 2300 uur.” Op zondagavond 23 mei 2010 was [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben een concreet plan gemaakt hoe zij de volgende dag, 24 mei 2010, het geld zouden gaan halen. [medeverdachte 3] kon daar niet naar binnen omdat hij dan herkend zou worden, dus hadden ze afgesproken dat hij in de omgeving zou wachten. Op 23 mei 2010 heeft [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] gebeld met het verzoek de volgende dag naar hem te komen tussen 07.00 uur en 07.30 uur en zijn werkkleding van TNT aan te trekken. [medeverdachte 1] heeft ook op die zondag aan zijn broer [verdachte] gevraagd of hij hen wilde rijden. [medeverdachte 1] en [verdachte] zouden de buit verdelen. Iedereen zou een deel van de buit krijgen.
Op de ochtend van 24 mei 2010 waren [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] in de woning van [medeverdachte 1] in Diemen en zijn ze samen naar IJsselstein gereden. Onderweg heeft [medeverdachte 1] een aantal keer naar [medeverdachte 3] gebeld en is er met [medeverdachte 3] afgesproken op de parkeerplaats bij het winkelcentrum in IJsselstein. [medeverdachte 3] kwam op de parkeerplaats bij [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] in de auto zitten. In de auto is gesproken over hoe de overval zou worden uitgevoerd en [medeverdachte 3] heeft uitgelegd waar het huis van het slachtoffer is. [medeverdachte 1] had een nepvuurwapen en een knuppel meegenomen. [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 2] wisten dat de knuppel en het (nep) vuurwapen in de auto aanwezig waren. [medeverdachte 3] is uit de auto gestapt. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn naar het huis van het slachtoffer gereden. In de auto heeft [medeverdachte 2] een panty over het hoofd gedaan en een pet opgezet. [medeverdachte 1] heeft een pet opgezet.
[medeverdachte 2] heeft in zijn TNT-kleding aangebeld bij het slachtoffer met een pakket in zijn handen. Het slachtoffer heeft uit het keukenraam gevraagd waarvoor hij bij hem aanbelde. [medeverdachte 2] vertelde dat er een pakket was voor [naam], de broer van het slachtoffer, waarop het slachtoffer vertelde dat die niet thuis was. [medeverdachte 2] zei daarop dat hij even moest overleggen. Even later is [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 1] terug gegaan naar de woning met wederom een pakket in zijn handen. Hij heeft aangebeld en het slachtoffer heeft hierop de entreedeur van het flatgebouw geopend en zijn eigen voordeur open gedaan. [medeverdachte 2] stond kort met het slachtoffer te praten in de deuropening, waarna [medeverdachte 1] erbij kwam. [medeverdachte 2] duwde het slachtoffer de woning in. [medeverdachte 1] kwam binnen met een (nep)pistool en richtte dit op het slachtoffer. [medeverdachte 1] pakte het slachtoffer bij zijn T-shirt ter hoogte van zijn borst. [medeverdachte 2] pakte het slachtoffer bij zijn voeten, waardoor het slachtoffer op de grond viel. [medeverdachte 2] probeerde tape rond de voeten van het slachtoffer te doen, hetgeen niet lukte. [medeverdachte 1] pakte het slachtoffer bij zijn handen. Het slachtoffer schreeuwde en vervolgens pakte [medeverdachte 1] hem bij de keel. Vervolgens stopte [medeverdachte 1] een vinger in de mond van het slachtoffer, tot achter in de keel. Het slachtoffer heeft [medeverdachte 1] in zijn vinger gebeten. Vervolgens gaf [medeverdachte 1] het slachtoffer een vuistslag in zijn gezicht. [medeverdachte 2] haalde een knuppel uit zijn sok en sloeg het slachtoffer een aantal maal op zijn onderbenen. De buurvrouw hoorde lawaai en klopte op de voordeur van het slachtoffer. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben toen de voordeur open gedaan en zijn weggerend naar de auto, waar [verdachte] op hen was blijven wachten. Ze zijn weggereden en [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 3] gebeld om te vertellen dat het mislukt was. Later zijn [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] in de auto aangehouden. [medeverdachte 2] had een T-shirt van TNT aan en [medeverdachte 1] had een bijtwond op zijn rechter middelvinger.
Verbalisanten hebben het slachtoffer aangetroffen onder het bloed en een grijs stuk tape om zijn nek. Het slachtoffer had een kneuzing aan zijn rechter oogkas en een schaafwond, een stijve nek en een kneuzing aan zijn linker bovenbeen.
In de woning van het slachtoffer zijn een aantal spullen aangetroffen die door de daders zijn achtergelaten. Deze spullen zijn onderzocht op sporen.
Op het aangetroffen postpakket, zit aan de binnenkant van de doos een vingerafdruk van [medeverdachte 2]. De aangetroffen TNT-brief blijkt na onderzoek terug te leiden naar een postpakket dat afgeleverd moest worden op het adres van [medeverdachte 1], maar bij de buren is afgeleverd. De buurman heeft bevestigd dat er een pakket voor de buren bij hem is afgeleverd en dat [medeverdachte 1] dit is komen ophalen. Het DNA op de aangetroffen panty is vergeleken met het DNA van [medeverdachte 2]. De uitkomst is dat het DNA afkomstig kan zijn van het slachtoffer en van [medeverdachte 2]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met deze DNA-mengprofielen is ongeveer één op 6 miljoen. Bij bemonstering van de rol tape kan niet worden uitgesloten dat er DNA afkomstig is van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] onderdeel uitmaakte van de groep die het slachtoffer in zijn woning met geweld heeft geprobeerd te overvallen om daar geld te halen. [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] op zondag aan hem heeft gevraagd of hij hen wilde rijden naar de plaats van de overval. Onderweg naar IJsselstein heeft hij het (nep)wapen en de knuppel al gezien. [medeverdachte 3] kwam in IJsselstein in de auto en er is gesproken over de overval. Vervolgens zijn ze naar het slachtoffer gereden en zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar boven gegaan. [verdachte] is op de parkeerplaats blijven wachten.
De verdediging heeft bepleit dat er geen sprake is van medeplegen, maar slechts medeplichtigheid omdat [verdachte] chauffeur was. Hij was niet betrokken bij de uitvoering en had geen actieve rol in de voorfase. Bovendien heeft [verdachte] ter zitting verklaard dat zijn verklaring bij de politie gelogen is omdat hij onder druk werd gezet.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan zowel het voorbereiden als uitvoeren van het plan voor de overval. Hij was namelijk op de hoogte van het plan om geld te gaan halen bij het slachtoffer, hij heeft ingestemd om met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het slachtoffer toe te rijden en hij zou meedelen in de buit. Daarbij is hij blijven wachten tot [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer terug waren en is vervolgens terug naar Amsterdam gereden. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat [verdachte] bij de politie onder druk heeft verklaard over de overval. Zijn raadsman was bij het verhoor aanwezig en heeft ook gezegd dat [verdachte] moest vertellen wat hij wist.
Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake was van een dermate nauwe en bewuste samenwerking bij de voorbereiding en uitvoering van het plan voor de overval, waarbij voor [verdachte] en zijn medeverdachten een specifieke rol is weggelegd, dat er sprake is van medeplegen. De rechtbank acht dan ook het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken voor dat gedeelte van de tenlastelegging waarin verdachte wordt verweten dat hij het slachtoffer door middel van (dreiging met) geweld heeft geprobeerd af te persen. Ui de afgelegde verklaringen volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het plan hadden om het geld zelf te pakken en niet het slachtoffer wilden dwingen tot afgifte van dat geld. Deze kwalificatie past ook niet bij de handelingen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], met name dat zij de benen van het slachtoffer wilden vasttapen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 mei 2010 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van
het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en
in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal heeft laten voorafgaan en/of laten vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
als volgt heeft gehandeld: zijnde of hebbende hij, verdachte, en één van zijn mededaders
- zich meermalen voorgedaan als (TNT) postbezorger en
- gekleed in een TNT-shirt en met een op een pakketje gelijkend voorwerp
bij die [slachtoffer 1] aangebeld en
- aldus die [slachtoffer 1] bewogen de voordeur te openen en
- daarna plotseling/onverhoeds die [slachtoffer 1] de woning ingeduwd en
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond aan en
gericht op die [slachtoffer 1] en
- de benen en mond van die [slachtoffer 1] met tape trachten vast en/of
dicht te plakken en
- de handen van die [slachtoffer 1] vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] bij de keel vastgepakt en vastgehouden en
- een vinger in de keel van die [slachtoffer 1] geduwd en gehouden en
- die [slachtoffer 1] meermalen met een (gebalde) hand in het gezicht
geslagen en met een knuppel meermalen geslagen tegen de benen;
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de strafmaat, nu de verdediging van mening is dat [verdachte] dient te worden vrij gesproken.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders het hem bekende slachtoffer, dat een familielid is van de vriendin van [medeverdachte 3] in zijn woning overvallen. Een van de overvallers heeft aangebeld en zich voorgedaan als TNT-pakketbezorger, om ervoor te zorgen dat het slachtoffer de deur zou openen. De tweede overvaller kwam erbij en richtte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het slachtoffer. Het slachtoffer werd naar binnen geduwd. Daar ontstond een worsteling en probeerden de overvallers de benen van het slachtoffer te tapen. Het slachtoffer is in zijn gezicht en op zijn benen geslagen en heeft hier ook letsel van. Enkel en alleen doordat de buurvrouw gealarmeerd werd door het geschreeuw van het slachtoffer, zijn de daders gestopt en zonder buit vertrokken.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. In de bijlage bij het schadeformulier, de brief van de raadsman d.d. 31 augustus, heeft het slachtoffer aangegeven dat hij geregeld het voorval weer voor ogen krijgt. Naast de schrik is er ook sprake van psychische schade. Met name het beeld van het op hem gerichte vuurwapen boezemt hem nog steeds angst in. Hij voelt zich thuis niet meer veilig en is wantrouwend tegenover iedereen. Hij durft de deur niet meer open te doen voor onbekenden en probeert te voorkomen dat hij alleen thuis is.
Ook heeft het zelfbeeld van het slachtoffer een deuk opgelopen waarbij het hem erg steekt dat de daders indirect bekenden van hem zijn ([medeverdachte 3] is de vriend van zijn tante), waardoor hij het idee heeft dat hij werkelijk niemand meer kan vertrouwen. Verdachte heeft kennelijk in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen van zijn daad. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen.
Wat betreft de persoon heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het uittreksel van de justitiële documentatie van 26 mei 2010. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 20 juli 2010. De reclassering is niet in staat om verbanden te leggen tussen het delict, de persoon van verdachte en diens persoonlijke omstandigheden omdat hij ontkent. Zij heeft onvoldoende handvatten of aanknopingspunten voor de indicatie van reclasseringstoezicht of gedragsinterventies. Vanwege het ontbreken van een delictpatroon kan er ook geen uitspraak worden gedaan over het mogelijke recidive- en gevaarsrisico. Geadviseerd wordt om een passende straf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijk feiten is veroordeeld.
In dit licht bezien komt de rechtbank tot dezelfde straf als door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar opleggen.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5625,95.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1825,95 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 325,95 ter zake van materiële schade en € 1500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade.
Materiële schade
Bij de begroting van de materiële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende materiële schadeposten:
- Een gescheurd T-shirt € 7,95;
- Een bebloede Nike trainingsbroek € 48,00;
- Kosten studievertraging € 270,00 (2/12 schoolgeld €1620,00);
Immateriële schade
Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de bedragen zoals die gewoonlijk worden toegewezen voor slachtoffers van dit soort geweld. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 1500,00 redelijk is. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Kosten rechtsbijstand
Voor de kosten voor de rechtsbijstand is € 1800,00 gevorderd. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij het puntensysteem voor rechtsbijstand en is van oordeel dat een bedrag van € 550,00 redelijk is. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank, met uitzondering van de kosten voor rechtsbijstand van € 550,00, tevens de schademaatregel opleggen voor het bedrag van € 1825,95.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1825,95, waarvan € 325,95 ter zake van materiële schade en € 1500,00 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 550,00;
- verklaart de benadeelde partij, voor zover deze ziet op de kosten van rechtsbijstand, voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 1825,95 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 28 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 oktober 2010.