parketnummer: 16/600597-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 oktober 2010
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [woonadres]
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te ’s-Gravenhage
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak is tegelijk, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1].
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 en 2: op 13 juni 2010 een vuurwapen, patronen en een busje traangas voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het ad informandum gevoegde feit: op 13 juni 2010 een ploertendoder voorhanden heeft gehad.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte, nu zij naar het oordeel van de verdediging opzettelijk beginselen van de goede procesorde heeft geschonden. Primair door het verhoor van een der getuigen bij de rechter-commissaris door te laten gaan, terwijl het gerechtelijk vooronderzoek door de dagvaarding van verdachte al was gesloten. Daarbij komt dat deze getuige zou worden gehoord inzake een feit, dat door de officier van justitie is weggedagvaard. Er was aldus geen grond of belang om deze getuige nog te horen. De verdediging is subsidiair van mening dat de officier van justitie niet zondermeer bevoegd was om verdachte te dagvaarden tijdens een lopend gerechtelijk vooronderzoek. Hierdoor is het dossier naar de mening van de verdediging onvolledig.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte en overweegt daartoe dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Ingevolge artikel 258 van het Wetboek van Strafvordering kan de dagvaarding geschieden ook al is het gerechtelijk vooronderzoek nog niet gesloten. De officier van justitie mag voorts feiten wegdagvaarden. Daarbij komt dat de bedoelde getuige zou worden gehoord ter zake van een ander feit dan thans is tenlastegelegd. Bovendien is de getuige uiteindelijk niet gehoord. Door de verdediging is voorts niet nader aangegeven waarom het dossier in de onderhavige zaak onvolledig zou zijn.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het wapen en de munitie die bij verdachte zijn aangetroffen en op het busje traangas dat bij doorzoeking in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen. Deze goederen zijn door de technische recherche onderzocht.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2 en voert daartoe het volgende aan. Nergens blijkt uit dat de slaapkamer waarin het busje traangas is gevonden ook daadwerkelijk de slaapkamer van verdachte was. Voorts is er geen enkel ondersteunend bewijs waaruit blijkt dat het aangetroffen busje traangas van verdachte was.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Op 13 juni 2010 werd bij de aanhouding van verdachte te Beesd en zijn overbrenging naar Utrecht bij verdachte een pistool met patroonhouder aangetroffen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 september 2010 bekend dat hij dit pistool voorhanden had.
Het pistool en de patroonhouder zijn onderzocht door de technische recherche. Het vuurwapen betrof een pistool van het merk Glock, type 19. Dit is een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Bij het wapen waren 15 scherpe patronen van het merk PMP, kaliber 9 mm luger aanwezig. Dit is munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2
Op 13 juni 2010 werd in de slaapkamer van verdachte aan de [woonadres] te Vleuten een busje traangas aangetroffen.
Het busje traangas is onderzocht door de technische recherche. Uit de beschrijving van de technische recherche blijkt dat het gaat om een busje traangas (CS-gas) van het merk Body Guard. Het voorwerp is bestemd voor het afschieten van munitie met een weerloosmakende of traanverwekkende stof en is derhalve een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 6° van de Wet Wapens en munitie.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het busje traangas van verdachte was. De rechtbank verwerpt dit verweer nu uit het proces-verbaal relaas van doorzoeking van de woning blijkt dat het busje in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen. De rechtbank wordt in haar overtuiging dat het busje van verdachte was gesterkt doordat verdachte niet heeft ontkend dat het zijn kamer was en doordat verdachte heeft nagelaten een plausibele verklaring te geven voor de aanwezigheid van het busje traangas in zijn slaapkamer, terwijl deze vondst wel om uitleg riep.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 juni 2010 te Vleuten en Beesd een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock, type 19) en munitie van categorie III, te weten 15 scherpe patronen (merk PMP, kaliber 9 mm luger), voorhanden heeft gehad;
op 13 juni 2010 te Vleuten een busje traangas (CS-gas, merk Body Guard), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een weerloosmakende of traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Ten aanzien van feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerst lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III.
Ten aanzien van feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerst lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de door de officier gevorderde straf dient te worden gematigd. Verdachte droeg het pistool en de munitie bij zich, omdat hij door de politie was gewaarschuwd voor het feit dat hij op de liquidatielijst stond.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een pistool, 15 patronen en een busje traangas voorhanden gehad. Deze goederen vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens, munitie en busjes traangas dient dan ook streng te worden opgetreden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte heeft de rechtbank voorts geen inzicht gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
Het ad informandum gevoegde
De rechtbank heeft het op de dagvaarding ad informandum vermelde strafbare feit bij de strafbepaling buiten beschouwing gelaten, nu verdachte dit feit ter terechtzitting van 27 september 2010 niet heeft bekend.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en op artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
ten aanzien van feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerst lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III;
ten aanzien van feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerst lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 106 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-De Bruijn, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 oktober 2010.
Mr. Y.M.J.I. Baauw-De Bruijn en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.