ECLI:NL:RBUTR:2010:BO1225

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711687-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van kinderporno met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

Op 18 oktober 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gewoonte had gemaakt van het bezitten van dergelijke afbeeldingen, wat werd versterkt door zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet onomstotelijk kon worden vrijgesproken van het bezit van bepaalde afbeeldingen, maar dat hij wel vrijgesproken werd van het bezit van andere afbeeldingen omdat niet kon worden vastgesteld van welke gegevensdragers deze afkomstig waren.

De rechtbank heeft de ernst van het feit onderkend, vooral gezien de psychische schade die kinderen kunnen oplopen door het vervaardigen van dergelijke afbeeldingen. De verdachte werd als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van twee jaren, en legde daarnaast een werkstraf op van 240 uren. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling en begeleiding door de reclassering, en stelde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd, waaronder het naleven van voorschriften van de reclassering. De uitspraak werd gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/711687-09 en 16/604124-07 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
raadsman mr. A.R.A.L. Norenburg, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 maart 2010 waarop het onderzoek werd gesloten. Nadien is het onderzoek heropend en geschorst waarna op 4 oktober 2010 een zitting heeft plaatsgevonden. Op beide zittingen hebben de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter terechtzittingen is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderpornografie in bezit heeft gehad en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad met uitzondering van afbeelding 25, alsmede dat verdachte van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De officier van justitie baseert zich daarbij op de uit de woning van verdachte afkomstige computer, dvd’s en andere gegevensdragers aangetroffen afbeeldingen, welke volgens het proces-verbaal van de politie zijn aan te merken als kinderporno. Daarbij neemt hij in aanmerking dat sprake is van een bewust opslaan van de betreffende afbeeldingen. Gelet op zijn eerdere veroordeling voor bezit van kinderpornografische afbeeldingen en de aard en het aantal van de thans aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen, is naar de mening van de officier van justitie sprake van een gewoonte.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, aangezien de verdachte deze, op zijn computer en andere gegevensdragers aangetroffen, afbeeldingen niet in zijn bezit heeft gehad als bedoeld in artikel 240b Sr., immers verdachte heeft geen opzet gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op de aanwezigheid van deze afbeeldingen. Dit blijkt onder meer uit de gehanteerde zoektermen, zoals blijkt uit het aanvullend proces-verbaal van de heer Kieskamp van het Team digitale expertise van 4 mei 2010. De kinderpornografische afbeeldingen zijn bij het downloaden van het voetfetishmateriaal meegedownload en zijn aldus te beschouwen als bijvangst. Verdachte had niet de intentie om te zoeken naar kinderpornografische afbeeldingen. Daarbij komt dat het overgrote deel van de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen bestaan uit series van geheel of gedeeltelijk geklede kinderen, die niet direct herkenbaar zijn als kinderpornografisch van aard.
Voorts is de verdediging van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de op de tenlastelegging genoemde 24.436 afbeeldingen kinderpornografisch zijn, aangezien niet is bewezen dat de in de tenlastelegging beschreven foto’s representatief zijn voor de niet beschreven foto’s.
Naar de mening van de verdediging kunnen hooguit de 25 ten laste gelegde en beschreven afbeeldingen als kinderpornografisch beoordeeld worden. Subsidiair dient de officier van justitie de overige op de tenlastelegging genoemde 24.436 afbeeldingen ter beschikking te stellen, om te beoordelen of deze eveneens kinderpornografisch van aard zijn.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Vaststaande feiten en omstandigheden
Op 20 augustus 2009 vond in de woning van verdachte aan de [woonadres] te [woonplaats] een doorzoeking plaats. In de woonkamer van verdachte is een computer, een desktop, aangetroffen en in beslag genomen. Deze desktop is een PC Desktop Asus Bigtower. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de computer in de woonkamer in gebruik had.
Voorts zijn in de woning van verdachte verschillende DVD’s en CD-ROM’s aangetroffen en in beslag genomen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de bij hem aangetroffen DVD’s en CD-ROM’s dateren van voor en na 2006.
Op de in beslag genomen PC Desktop Asus Bigtower en de in beslag genomen DVD’s en CD-ROM’s zijn kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen.
Door de politie zijn 25 van de aangetroffen afbeeldingen omschreven.
4.3.2. Bewijsoverwegingen
Bezit
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voor bezit van kinderpornografisch beeldmateriaal als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zoals dit luidde ten tijde van de tenlastegelegde feiten, (voorwaardelijk) opzet is vereist. Dat is aan de orde als sprake is van een zekere (beschikkings)macht en het bewustzijn daarvan. Voor digitale gegevens is vereist dat het materiaal is gedownload en dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid daarvan en beschikkingsmacht daarover. Vereist is een handeling waaruit opzet op het beschikken blijkt.
Met de raadsman gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte niet de intentie heeft gehad om kinderpornografische afbeeldingen te downloaden, maar op zoek is geweest naar materiaal ter bevrediging van zijn voetfetish. De kinderpornografische afbeeldingen moeten derhalve als ‘bijvangst’ worden gezien. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet, dat geen sprake kan zijn geweest van (voorwaardelijk) opzet op het bezit van deze afbeeldingen.
De rechtbank is in het onderhavige geval van oordeel dat verdachte bij het downloaden van voetfetishmateriaal bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee ook kinderpornografische afbeeldingen zou downloaden. Verdachte was er immers van op de hoogte dat hij kinderpornografische afbeeldingen als bijvangst zou kunnen downloaden, gelet op zijn eerdere veroordeling voor het bezit van kinderporno.
Volgens de verdediging is verdachte door aldus te handelen hooguit onzorgvuldig geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze handelwijze van verdachte echter niet alleen onzorgvuldig, maar levert deze tevens voorwaardelijk opzet op, zoals blijkt uit het hiervoor overwogene. Dit klemt temeer nu gebleken is dat de door verdachte gedownloade kinderpornografische afbeeldingen onder meer zijn opgeslagen op de harde schijf van de Asus computer, op de D-schijf in de map miscellaneous, alwaar ook persoonlijke informatie van verdachte is opgeslagen en verdachte voorts ter terechtzitting heeft verklaard bekend te zijn met deze map.
Dat een groot gedeelte van de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen bestaat uit afbeeldingen van kinderen die niet geheel zijn ontkleed doet aan het voorgaande niet af. Als criterium voor aantreffen en beoordelen van de multimediafiles als zijnde kinderpornografie werd gehandeld conform de richtlijn van het college van procureurs-generaal de ‘aanwijzing kinderpornografie (artikel 240b Wetboek van strafrecht)’ van 1 september 2007/Nr. 2007A020 (NOOT: p 263). De beschreven afbeeldingen van de niet geheel ontklede kinderen zijn naar de gehanteerde maatstaven blijkens het proces-verbaal evenzeer als kinderpornografisch aan te merken als de afbeeldingen van geheel naakte kinderen, zodat een onderscheid als door de raadsman wordt voorgestaan naar het oordeel van de rechtbank niet te maken valt.
Wat betreft de afbeeldingen in de tenlastelegging aangeduid met de nummers 6, 7 en 8 echter is de rechtbank niet tot de overtuiging gekomen dat deze als kinderpornografie kunnen worden aangeduid. De stelling van de verdediging dat dat niet volgt uit de beschrijvingen op de pagina’s 267 en 268 van het proces-verbaal kan de rechtbank wel volgen, zeker nu de foto’s zelf geen deel uitmaken van het dossier waardoor er geen verificatie van de beschrijving kan plaatsvinden.
Aangetroffen afbeeldingen
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de voorhanden zijnde stukken het aantal aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen, waarvan het bezit aan verdachte kan worden toegeschreven, niet exact vast te stellen, immers ook op zolder is een doos met materiaal aangetroffen waarvan verdachte naar eigen zeggen niet op de hoogte was. Uit het dossier is van het tegendeel niet gebleken. De rechtbank is echter van oordeel dat op basis van het dossier genoegzaam is komen vast te staan dat in ieder geval sprake is van substantieel meer kinderpornografische afbeeldingen dan de 25 in de tenlastelegging beschreven afbeeldingen.
Bij de beschrijving van de afbeeldingen is als uitgangspunt genomen dat deze 25 afbeeldingen telkens een algemeen beeld van een deel van de collectie geven, zoals ook blijkt uit de processen-verbaal van politie. Daarom komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen in plaats van uitsluitend de 25 beschreven afbeeldingen, zoals door de verdediging is betoogd.
Nu het om een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen gaat, waarvan is vast komen te staan dat verdachte deze gedurende een langere periode in bezit heeft gehad, acht de rechtbank tevens bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het bezitten van dergelijke afbeeldingen. Hierbij speelt tevens een rol dat is gebleken dat het niet de eerste keer is dat verdachte met justitie in aanraking komt wegens het plegen van dergelijke feiten.
Omdat naar het oordeel van de rechtbank niet onomstotelijk kan worden vastgesteld van welke CD-ROM/DVD de afbeeldingen met de nummers 20 en 25 afkomstig zijn, zal verdachte van het bezit hiervan worden vrijgesproken. Ook wordt verdachte vrijgesproken van het bezit van de afbeeldingen met de nummers 23 en 24, nu deze afkomstig zijn van gegevensdragers die zijn aangetroffen in de doos op zolder en niet duidelijk is geworden of verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze doos.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op meer tijdstippen in de periode 14 juni 2006 tot en met 20 augustus 2009 te Maarssen, één of meermalen telkens een groot aantal afbeeldingen, te weten gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een computer PC Desktop Asus bigtower, en een harde schijf te weten een HD Samsung 500 GB, enDVD(‘s)/CD-ROM’s in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
-het anaal penetreren (met de penis) door een volwassen man van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer de afbeelding genummerd 02 in de Beschrijving multimediafiles, pagina 266 tot en met 276 van het proces-verbaal)
en
-het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon in (erotisch getinte) houdingen poseert die niet bij haar leeftijd past en waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet (onder meer de afbeelding genummerd 10 in de Beschrijving multimediafiles, pagina 266 tot en met 276 van het proces-verbaal)
en
-het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke/erotische getinte) pose en/of de wijze van kleden van die personen nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer de afbeeldingen genummerd 01, 03, 04, 05, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 18A, 19, 21, 22 in de Beschrijving multimediafiles, pagina 266 tot en met 276 van het proces-verbaal),
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is onderzocht door een psycholoog, mevrouw F.J.R. Jonker. Hierover is een rapport gedateerd van 26 oktober 2009 opgesteld. Dit rapport geeft onder meer de volgende psychologische beschouwing, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven.
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van meerdere parafilieën (kindervoetenfetisjisme en pedofiele gevoelens) en narcistische trekken. Van deze ziekelijke stoornis was eveneens sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit.
Uit de rapportage volgt dat een afwijkende seksuele voorkeur - althans bij verdachte - een sterke drang tot het bevredigen van deze seksuele behoefte met zich brengt. Het is moeilijk weerstand te bieden tegen deze drang, net als bij een verslaving. Ook als het bevredigen van deze behoeften risico’s in zich draagt. De narcistische persoonlijkheidstrekken maken dat verdachte eerder vanuit een egocentrische visie met zijn seksuele voorkeur zal omgaan en (te) weinig rekening zal houden met anderen. Verdachte was op de hoogte van het strafbare karakter van zijn daden, gezien het feit dat hij al eerder veroordeeld is voor dergelijke feiten.
Door de deskundige wordt geadviseerd betrokkene als gevolg van zijn ziekelijke stoornis als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank maakt de conclusie van de deskundigen tot de hare.
De rechtbank constateert dat uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een zodanige straf op te leggen dat de baan en de therapie van verdachte niet in gevaar komen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografische afbeeldingen op zijn computer te downloaden en vervolgens op te slaan op de D-schijf. Daarnaast was hij in bezit van digitale gegevensdragers waarop dergelijk materiaal was opgeslagen. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door het downloaden van de kinderporno, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag naar kinderporno. Verdachte heeft hierbij ten tijde van het plegen van de feiten kennelijk nimmer stilgestaan terwijl hij dit wel had moeten doen, zeker gezien zijn eerdere veroordeling wegens het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno downloaden en verzamelen.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in overweging dat niet is gebleken dat verdachte de bedoeling had om actief op internet te zoeken naar kinderpornografische afbeeldingen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 20 augustus 2010, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 26 oktober 2009 van F.J.R. Jonker, psycholoog, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, op grond waarvan verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht;
- een rapportage van Reclassering Nederland van 24 februari 2010, opgemaakt door A. Balfoort, waaruit blijkt dat de kans op recidive gemiddeld tot hoog is indien geen behandeling volgt en waarin wordt geadviseerd om bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf een bijzondere voorwaarde op te leggen, bestaande uit een behandeling bij De Waag.
Blijkens een brief van De Waag van 20 september 2010, startte verdachte in november 2009 de behandeling bij De Waag en is hij sindsdien trouw zijn afspraken nagekomen, is zijn inzet goed en is hij actief in het zelfonderzoek en in zijn bijdrage aan andere groepsleden.
Uit een bericht van de reclassering van 13 september 2010 heeft verdachte zich tijdens het toezicht eveneens aan de afspraken met de reclassering gehouden.
De rechtbank deelt de conclusie van de reclassering, zoals verwoord in het rapport d.d. 24 februari 2010, dat behandeling en begeleiding noodzakelijk is.
Gelet op de hiervoor beschreven trouw en inzet bij de behandeling bij De Waag zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de behandeling bij De Waag doorkruisen. Ondanks het gegeven dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie zou kunnen rechtvaardigen, zal de rechtbank hiertoe niet overgaan, nu de rechtbank het noodzakelijk acht dat verdachte zijn behandeling bij De Waag voort zal zetten. Bij de keuze voor de strafmodaliteit heeft in het onderhavige geval uitdrukkelijk een grote rol gespeeld dat de rechtbank er van uit gaat dat verdachte nimmer de intentie heeft gehad om kinderporno te downloaden.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur alsmede een werkstraf voor de maximale duur passend en geboden. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf wil de rechtbank enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking brengen. Anderzijds maakt de voorwaardelijke gevangenisstraf een verplichte behandeling en begeleiding door de reclassering mogelijk, ook indien dit behandeling bij De Waag inhoudt.
7. Het beslag
7.1. De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene.
7.2. Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de verbeurdverklaring gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en het tenlastegelegde begaan is met behulp van de voorwerpen.
7.3. De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer.
Dit voorwerp behoort toe aan verdachte en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal over de onder de nummers 25, 26, 27 en 28 inbeslaggenomen goederen van de beslaglijst (bijlage II) geen beslissing nemen, aangezien het de rechtbank op basis van het dossier niet duidelijk is geworden dat deze goederen onder verdachte in beslag zijn genomen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 14 oktober 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
De gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden wordt omgezet in een werkstraf voor de duur van 120 uren.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14 b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet (blijven) gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een (voortgezette) behandeling bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan de beslagene van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 (uitsluitend de delen 2, 5, 6, 7, 8-10, 12, 13 en 15) 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 (met uitzondering van de cd net hierop een film genaamd [naam] en bestaand uit 6 delen) 20, 21, 22, 23 en 24.
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd onder 1 en 10 (waarvan de delen 1, 3 en 4, nummers 1, 3, 4, 11, 17, 18 en 19);
- verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd onder 19, voorzover dit ziet op de cd met een film genaamd [naam] en bestaand uit 6 delen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 14 oktober 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/604124-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bruna, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. N. van der Velden, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 oktober 2010.
Mr. N. van der Velden is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.