ECLI:NL:RBUTR:2010:BO1082

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/70 R
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens schending van de informatieplicht en sollicitatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 oktober 2010 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, geboren in Thailand en wonende in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet voldeed aan haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, waaronder de sollicitatieplicht, informatieplicht en afdrachtplicht. Sinds februari 2010 had de schuldenares geen schriftelijke sollicitaties ingediend, ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder. Daarnaast had zij verzuimd om de bewindvoerder op de hoogte te houden van haar inkomensgegevens en haar deelname aan een opleiding.

De rechtbank constateerde ook dat de schuldenares drie bovenmatige schulden had laten ontstaan, waarvan er slechts voor één een betalingsregeling was getroffen. De andere twee schulden waren niet geregeld, en er bestond twijfel over de nakoming van de betalingsregeling, aangezien de partner van de schuldenares, die verantwoordelijk was voor de aflossingen, zelf een betalingsachterstand had.

De rechtbank heeft de bewindvoerder, mevrouw [A], gehoord, die verzocht om beëindiging van de schuldsanering. De rechter-commissaris had geadviseerd om de regeling te beëindigen, en de rechtbank volgde dit advies. De schuldenares had ter zitting verklaard dat zij zich had ingeschreven bij een uitzendbureau en een opleiding volgde, maar de rechtbank oordeelde dat deze inspanningen onvoldoende waren om de schuldsanering voort te zetten.

De rechtbank besloot de schuldsanering te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet, met ingang van één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 1.374,50 exclusief btw, en de reiskosten op € 12,69, inclusief reeds toegekende voorschotten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer: 08/70 R
nummer verklaring: UTR0210702885
uitspraakdatum: 18 oktober 2010
uitspraak op grond van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet
(“tussentijdse beëindiging schuldsanering”)
enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 6 februari 2008 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] (Thailand),
wonende [adres], [woonplaats]
voorheen handelend onder de naam [bedrijfsnaam]",
gevestigd [adres], [woonplaats],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Breda,
onder nummer [nummer],
hierna te noemen: de schuldenares.
De bewindvoerder, mevrouw [A], heeft verzocht om de toepassing van de schuldsanering te beëindigen. De schuldenares en haar bewindvoerder zijn opgeroepen ten einde te worden gehoord ter terechtzitting van 11 oktober 2010, waarbij beiden zijn verschenen. De rechter-commissaris heeft geadviseerd de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat de schuldenares niet aan haar sollicitatieverplichting heeft voldaan. Sinds februari 2009 heeft de schuldenares geen schriftelijke sollicitaties overgelegd aan de bewindvoerder. Daarnaast is als grond voor de beëindiging aangevoerd dat de schuldenares zich onvoldoende aan haar informatieplicht heeft gehouden. Wegens het ontbreken van inkomensgegevens is het voor de bewindvoerder niet mogelijk om een berekening te maken van de afdrachtplicht. Ook heeft de schuldenares de bewindvoerder niet ingelicht over een cursus hygiëne die zij volgt. Zij heeft geen toestemming gekregen om deze cursus te volgen. Bij de bewindvoerder bestaat het vermoeden dat de schuldenares deze cursus volgt om een (afhaal)restaurant te starten. Als derde grond voor de beëindiging is aangevoerd dat er drie nieuwe schulden zijn ontstaan bij de zorgverzekeraar, de Belastingdienst en bij de bank, waar een roodstand op de betaalrekening is ontstaan.
Ter terechtzitting is door de schuldenares aangevoerd dat zij zich recentelijk heeft ingeschreven bij een uitzendbureau. Zij heeft opgemerkt vooral ‘s avonds te kunnen werken, vanwege haar schoolgaande dochter. Op dit moment volgt zij een opleiding hygiëne, zodat ze wellicht bij een restaurant zou kunnen gaan werken. De schuldenares heeft ontkend dat zij een bedrijf wil starten.
De schuldenares heeft verklaard dat ze een betalingsregeling heeft getroffen met de zorgverzekeraar van € 150,00 per maand. De partner van de schuldenares, op wie de schuldsaneringsregeling niet van toepassing is, betaalt deze aflossing voor haar. De partner van de schuldenares heeft een alimentatieverplichting, waarbij een achterstand is ontstaan.
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting opgemerkt dat naar haar mening bovengenoemde problemen niet meer kunnen worden gecorrigeerd gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht leidt de rechtbank af dat onvoldoende voldaan is aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatie, informatie- en afdrachtplicht. De schuldenares heeft sinds februari 2010 niet schriftelijk gesolliciteerd, terwijl zij hier door de bewindvoerder meerdere malen per brief op is gewezen. Daarnaast heeft de schuldenares verzuimd om de bewindvoerder actief te informeren over haar inkomensgegevens en het volgen van de opleiding.
Voorts heeft de schuldenares drie bovenmatige schulden laten ontstaan. Hoewel de schuldenares voor één van deze schulden een betalingsregeling heeft getroffen, zijn er nog twee bovenmatige schulden waar geen betalingsregeling voor is getroffen, en bestaat er bij de rechtbank bovendien twijfel over de nakoming van de betalingsregeling. Immers, de partner van de schuldenares draagt zorg voor de nakoming van de regeling, maar deze heeft volgens verklaring van de schuldenares zelf ook een betalingsachterstand.
Derhalve is er voldoende aanleiding de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub c en d van de Faillissementswet.
Nu niet is gebleken dat er voldoende baten zijn om naast het salaris van de bewindvoerder en het salaris van een eventueel te benoemen curator vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, blijft verificatie van de vorderingen, alsmede het opmaken van de uitdelingslijst, achterwege en eindigt de schuldsanering één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
Beslissing
De rechtbank:
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling met ingang van één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis;
stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.374,50 exclusief btw en de reiskosten op € 12,69, waarin begrepen hetgeen reeds bij voorschot is toegekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitge¬spro¬ken op
18 oktober 2010.