ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0824

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600686-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door werknemer in kantoorpand met gevaar voor personen en goederen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 oktober 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die opzettelijk brand heeft gesticht in het kantoorpand van zijn werkgever. De verdachte, die op 7 juli 2010 zijn laatste werkdag had bij softwareleverancier Unit 4, heeft een stukje plastic op een plafondplaat in de serverruimte gelegd en dit aangestoken met een lucifer. Hierdoor ontstond brand, die gevaar veroorzaakte voor de aanwezige personen en de goederen in het pand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet voldoende had bekommerd om de mogelijke gevolgen van zijn daden. De rechtbank achtte de brandstichting een ernstig feit dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Echter, op basis van een rapport van psychiater C.J.F. Kemperman, waarin werd gesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, besloot de rechtbank tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte werd ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De rechtbank legde als bijzondere voorwaarde op dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering, inclusief mogelijke behandeling bij een instelling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600686-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan de [adres].
Raadsvrouw mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 oktober 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
primair: verdachte brand heeft gesticht waardoor personen en goederen in gevaar werden gebracht;
subsidiair: verdachte heeft geprobeerd brand te stichten waardoor personen en goederen in gevaar werden gebracht
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het onder primair tenlastegelegde feit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De feiten
Op basis van de informatie in het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 7 juli 2010 heeft verdachte zijn laatste werkdag bij softwareleverancier Unit 4, gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. In de middag van die dag wijst verdachte een collega op een brandlucht en zwarte rook die onder de plafondplaten in de serverruimte komt. De gealarmeerde brandweer constateert dat er brand is geweest op de plafondplaten in deze ruimte. Hierdoor zijn een plafondplaat en een zich daarboven bevindende verwarmingsbuis die was omhuld met isolatiemateriaal gedeeltelijk verbrand. Dankzij de vuurdovende folie die is aangebracht om het isolatiemateriaal van de leidingen in de ruimte boven het plafond heeft de brand zich niet verder ontwikkeld. Uit onderzoek blijkt dat de brand is aangestoken.
De betreffende serverruimte is gelegen op de eerste etage van voornoemd pand, dat een begane grond en twee bovenverdiepingen kent. Op het moment van de brandstichting waren ongeveer 10 personen in het pand aanwezig. In de omgeving van de brand bevonden zich diverse computerapparatuur, bekabeling, gegevensbestanden en een aantal machines.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij de betreffende brand heeft aangestoken door een stukje plastic op een plafondplaat in de serverruimte te leggen en dit stukje plastic vervolgens met een brandende lucifer aan te steken. Hij hoopte dat hij indruk kon maken op zijn werkgever als hij de ontdekker van de brand zou zijn en dat hij daardoor langer bij Unit4 zou mogen blijven werken.
Verdachte heeft ook bekend dat er door deze brandstichting gevaar is ontstaan voor het pand zelf, voor de personen die zich in het pand bevonden en tot slot ook voor de goederen in het pand.
4.3.2 Ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde
Gezien de hiervoor onder 4.3.1 genoemde vaststaande feiten acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(primair)
op 7 juli 2010 te [woonplaats], opzettelijk brand heeft gesticht in een perceel gelegen aan De [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- een stukje plastic op een plafondplaat gelegd en
- vervolgens met een brandende lucifer dat stukje plastic in brand gestoken,
ten gevolge waarvan voornoemde plafondplaat en een zich daarboven bevindende verwarmingsbuis omhuld met isolatiemateriaal gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan
* gemeen gevaar voor voornoemd perceel en een zich in voornoemd perceel bevindende hoeveelheid computerapparatuur en bekabeling en gegevensbestanden en machines
en
* levensgevaar voor personen die zich in voornoemd perceel bevonden
te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
primair: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Psychiater C.J.F. Kemperman heeft op 10 september 2010 een rapport uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. Uit dit rapport leidt de rechtbank af dat de problematiek van verdachte in diagnostische zin het beste te omschrijven is als een aanpassingsstoornis bij een jongen met een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en enige kwetsbaarheid in de persoonlijkheidsstructuur op grond van de PDD-NOS-kenmerken. Uit het rapport volgt verder dat deze stoornissen zijn gedragskeuzes en gedragingen zodanig hebben beïnvloed zodat die mede daaruit verklaard kunnen worden. Verdachte dient naar het oordeel van voornoemde deskundige als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Nu de rechtbank van oordeel is dat voornoemde rapportage onvoldoende gronden biedt om te concluderen tot een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, concludeert zij op grond van deze rapportage dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt in zoverre het standpunt van de gedragsdeskundige over en maakt dit tot de hare.
De rechtbank acht verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook indien dit inhoudt dat verdachte een behandeling bij Kairos of soortgelijke instelling dient te volgen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd en de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft opzettelijk brand gesticht in het kantoorpand van zijn werkgever en heeft daarbij gevaar veroorzaakt voor het betreffende pand, de goederen in het pand maar zeker ook voor de personen die zich op dat moment in het pand bevonden. De gevolgen van deze brand zijn beperkt gebleven dankzij de aanwezigheid van vuurdovende materialen. Het was de bedoeling van verdachte dat een brandlucht zich zou verspreiden, zodat hij zijn werkgever daarop opmerkzaam zou kunnen maken. Verdachte heeft zich op die manier niet bekommerd om de mogelijke gevolgen van de brand die hij heeft gesticht. Brandstichting is een zeer ernstig feit dat in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Wat betreft de persoon van verdachte neemt de rechtbank - gelet op het onder 5.2 genoemde rapport van psychiater C.J.F. Kemperman - in aanmerking dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van verdachte verder gelet op een de verdachte betreffend rapport van Reclassering Nederland, Adviesunit Haarlem d.d.
21 september 2010, opgemaakt door A. Belhadj. Deze rapporteur schat het risico op recidive laag in indien verdachte hulp krijgt bij zijn problematiek en adviseert verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook als dit inhoudt dat verdachte een behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling dient te volgen.
Dit advies komt overeen met hetgeen voornoemde psychiater in het hiervoor onder 5.2 aangehaalde rapport heeft geadviseerd. De rechtbank houdt verder ten voordele van verdachte rekening met de positieve persoonlijke ontwikkeling die hij sinds zijn schorsing van de voorlopige hechtenis – dankzij de begeleiding door de reclassering – heeft doorgemaakt. De rechtbank houdt in de straftoemeting ook rekening met de omstandigheid dat verdachte ter zitting er blijk van heeft gegeven zeer gemotiveerd te zijn voor een behandeling voor zijn persoonlijke problemen bij voornoemde instelling. De rechtbank heeft voorts gelet op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de persoon van verdachte komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
De rechtbank zal verdachte dan ook conform deze eis een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank heeft daarbij tevens van belang geacht dat ter terechtzitting is gebleken dat de 44 dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht een zodanige indruk op hem hebben gemaakt dat hij nooit weer in een cel terecht wil komen. De rechtbank vertrouwt er om die reden op dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte een flinke stok achter de deur zal zijn om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
Een voorwaardelijke gevangenisstraf biedt verdachte een kader waarin hij begeleid kan worden door de Reclassering, ook als dit inhoudt dat hij een behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling zal volgen.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing te noemen doosje lucifers en een afgebrande lucifer, waarmee verdachte de betreffende brand heeft aangestoken, acht de rechtbank vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
7.2. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen kledingstukken, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt dat hij een behandeling bij Kairos of soortgelijke instelling dient te ondergaan;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Beslissingen ten aanzien van het beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een doosje lucifers van het merk Safety matches/firelight;
* een afgebrande lucifer.
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een vest met opdruk van cassettespeler van het merk Protest;
* een shirt met zwarte opdruk in de kleur blauw en wit;
* een paar zwarte sokken;
* een zwarte spijkerbroek van het merk Canda (C&A).
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en
mr. P.M.E. Bernini, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 oktober 2010.