Op 22 juni 2009 heeft op het politiebureau te [woonplaats] een informatief gesprek plaatsgevonden met de ouders van de minderjarige [slachtoffer]. Zij wilden melding doen van seksueel misbruik door de 54-jarige coördinator van de school waar hun dochter [slachtoffer] studeert.
Op 3 juli 2009 doet de moeder van [slachtoffer] hiervan aangifte
Op 8 juli 2009 heeft het slachtoffer [slachtoffer], geboren op [1994] , een verklaring afgelegd bij de politie. Zij heeft onder meer verklaard dat zij in eind 2007/begin 2008 voor het eerst in contact is gekomen met verdachte die toen coördinator was van de onderbouw van het [school] te [woonplaats] waar [slachtoffer] toen op school ging. Na die eerste keer bleef verdachte erg bezorgd over [slachtoffer] en heeft hij haar een mobiele telefoon gegeven, zodat zij hem kon bellen als zij weer problemen had. Haar ouders waren hiervan niet op de hoogte .
Vanwege haar problemen werd [slachtoffer] geplaatst op de groep [naam], een groep voor kinderen die het niet goed doen of problemen hebben en nog 12 weken een kans krijgen op die school. Deze groep zat op de locatie [woonplaats]. [slachtoffer] zat hier de laatste vier weken van het schooljaar 2008. Doordat zij in [woonplaats] zat, sprak zij niet veel meer met verdachte. Hij heeft haar toen gezegd dat zij hem via zijn school e-mailadres kon bereiken en heeft hem toen ook een ander e-mailadres gegeven . Ook in de schoolvakantie van 2008 (de rechtbank begrijpt juli en augustus 2008) heeft er contact plaatsgevonden middels e-mail, sms en via de telefoon.
Verdachte heeft [slachtoffer] gezegd dat zij sms-berichten van hem naar haar beter kon wissen, voor de zekerheid. Aan het einde van die zomervakantie begon verdachte haar “lieverd” te noemen .
Vanaf het derde schooljaar (de rechtbank begrijpt vanaf augustus/september 2008) zat [slachtoffer] op de locatie [woonplaats]. In de derde week van dat schooljaar heeft verdachte gevraagd hoe hij met haar kon afspreken. Zij spraken af op de vrijdagmiddagen. De derde keer heeft verdachte de handen van [slachtoffer] gepakt en haar een kus op de wang gegeven. Dat ging zo door tot de zesde keer dat zij elkaar ontmoetten. Vanaf toen werden de sms-jes intiemer. Verdachte stuurde dan ’s nachts sms-berichten naar [slachtoffer] met onder andere de vraag of hij haar, [slachtoffer], mocht knuffelen .
Eind oktober/begin 2008 zag de vader van [slachtoffer] haar hand in hand fietsen met verdachte.
Naar aanleiding hiervan heeft er anderhalve maand geen contact plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer].
Eind december 2008 heeft [slachtoffer] verdachte een sms-bericht gestuurd en vanaf dat moment is het contact weer begonnen. Verdachte zei dat ze erg voorzichtig moesten doen en dat [slachtoffer] regelmatig haar berichten uit haar telefoon moest verwijderen.
Het contact ging nu verder dan voorheen. Verdachte begon [slachtoffer] nu ook te kussen op haar mond en hij ging met zijn handen onder haar kleding. Dat begon vanaf maart 2009.
[slachtoffer] wist dat het kussen met verdachte niet goed was. Hij was 53 jaar en zij 14 jaar. Het kussen op de mond gebeurde elke keer als zij elkaar ontmoetten. Verdachte wreef ook over de rug van [slachtoffer], zowel op als onder haar kleding.
Bij de laatste ontmoeting, 4 à 5 weken geleden (de rechtbank begrijpt begin juni 2009) ging verdachte met zijn hand in de broek van [slachtoffer] en wreef haar toen over haar blote billen .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 1 oktober 2010 een bekennende verklaring afgelegd .