ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0465

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/442551-09 en 16/444759-07 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en bedreiging met de dood in strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 13 oktober 2010, is de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling en meer subsidiair bedreiging met de dood. De zaak betreft twee parketnummers: 16/442551-09 en 16/444759-07. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte op het slachtoffer is ingereden met zijn auto, en dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde bedreiging. De aangever had tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris verklaard zich niet bedreigd te hebben gevoeld en geen risico te hebben gelopen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging voor parketnummer 16/442551-09, maar de rechtbank verklaarde de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging voor parketnummer 16/444759-07, omdat het feit geseponeerd was onder voorwaarden die de verdachte niet had overtreden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor schorsing van de vervolging en dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/442551-09 en 16/444759-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].
raadsman mr. R.G.J. Booij, advocaat te De Meern
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/442551-09
Primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door met een auto op hem in te rijden
Subsidiair: heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto op hem in te rijden
Meer subsidiair: [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood danwel zware mishandeling door opzettelijk met een auto op hem in te rijden
16/444759-07
[slachtoffer 2] heeft bedreigd door te zeggen: “Ik ga je neerschieten, neersteken en ga je slaan. Straks lig je in een kist van zes bij zes meter”.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van parketnummer 16/442551-09. Over de ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van parketnummer 16/444759-07 zal hieronder onder 4.3 geoordeeld worden aangezien het betreffende feit geseponeerd is onder de voorwaarde dat verdachte tijdens de aan het sepot verbonden proeftijd geen strafbaar feit beging en hieronder eerst aan de orde komt of verdachte in deze proeftijd een strafbaar feit heeft gepleegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit (parketnummer 16/442551-09) niet wettig en overtuigend bewezen, nu de getuigenverklaringen te veel mogelijkheden open laten. Onduidelijk is gebleven hoe hard verdachte met de auto heeft gereden, of verdachte heeft zijn snelheid heeft opgevoerd en of verdachte heeft moeten uitwijken voor [slachtoffer]. Tevens is onduidelijk gebleven wat de afstand van de auto tot [slachtoffer] is geweest. Er is derhalve niet vast te stellen wat er precies is gebeurd. Ook gelet op de verklaring van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, eist de officier van justitie volledige vrijspraak.
De tweede zaak (parketnummer 16/444759-07) kan wettig en overtuigend bewezen worden. De officier van justitie eist echter volledige vrijspraak voor het feit met parketnummer 16/442551-09, waardoor hij in de zaak met parketnummer 16/444759-07 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging gezien het voorwaardelijk sepot van deze zaak.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde onder parketnummer 16/442551-09 en wijst daarbij op het feit dat de snelheid waarmee verdachte heeft gereden niet kan worden vastgesteld. Tevens blijkt uit de verklaring van het vermeende slachtoffer dat hij zelf niet van mening was dat hij risico liep, er geen noodzaak was om opzij te springen en hij het gebeurde niet als bedreigend heeft ervaren. Verdachte heeft niemand geraakt en ook niet te hard gereden, en volgens de inzittenden zelfs de scooters actief ontweken. Daarbij dient overigens meegenomen te worden dat er sprake was van een ernstige mate van eigen schuld als het gaat om het mogelijke risico voor lijf en goed, doordat de groep jongens met scooters de openbare weg blokkeerden. Uit de verschillende verklaringen is geen eenduidig beeld te reconstrueren over afstanden, snelheid en het concrete gevaar. Tevens ontbreekt ieder wettig bewijs voor opzet om iemand te bedreigen, laat staan te verwonden of te doden. De verdediging verzoekt derhalve verdachte vrij te spreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 16/444759-07 is de verdediging van mening dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in haar vervolging. Verdachte heeft zich aan beide voorwaarden van het voorwaardelijk sepot gehouden. Daarnaast is er sprake van een onnodige lange, aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen langzame rechtsgang, hetgeen tevens tot niet-ontvankelijkheid moet leiden.
Indien de rechtbank van mening is dat het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk is, is er sprake van wettig en overtuigend bewijs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 16/442551-09 tenlastegelegde feit heeft begaan op grond van de reeds door de officier van justitie en de verdediging aangedragen punten dat niet is komen vast te staan hoe hard verdachte heeft gereden, of hij extra gas heeft gegeven en hoe groot de afstand was tussen de auto van verdachte en aangever. Daarnaast heeft aangever tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris aangegeven dat hij zich niet bedreigd heeft gevoeld, dat hij niet opzij heeft moeten springen en dat hij geen risico heeft gelopen. De rechtbank zal verdachte dan ook voor dit feit vrijspreken.
Voorwaardelijk sepot 16/444759-07
Aan verdachte wordt bedreiging van mevrouw [slachtoffer 2] ten laste gelegd. Destijds is er een ‘kennisgeving voorwaardelijk niet vervolging’ afgegeven met de voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd van 2 jaren niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken dan wel op andere wijze zich zal misdragen en dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook als dit zal inhouden een ambulante behandeling van een forensische polikliniek en zich zal houden aan de afspraken die met hem daaromtrent worden gemaakt.
Deze strafzaak is aangebracht vanwege het feit dat verdachte één van de voorwaarden zou hebben overtreden door het opnieuw plegen van een strafbaar feit, tenlastegelegd onder parketnummer 16/442551-09. Nu de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat verdachte zal worden vrij gesproken van dat feit, is er geen sprake meer van het overtreden van deze voorwaarde. De officier van justitie dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging in de zaak met parketnummer 16/444759-07.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 16/442551-09 tenlastegelegde feit;
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder parketnummer 16/444759-07 tenlastegelegde feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. J. Ebbens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 oktober 2010.