ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0459

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/610109-10; 16/444445-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld en zware mishandeling door echtgenoot met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote heeft mishandeld. De verdachte heeft op 22 juni 2010 in Amersfoort zijn echtgenote een stomp in het gezicht gegeven, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een gebroken jukbeen en neus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 28 september 2010 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. A.J. Kiela. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van zware mishandeling, terwijl de verdediging betoogde dat het letsel niet als zwaar kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft de medische gegevens van de aangeefster in overweging genomen, waaruit bleek dat zij een zygomafractuur en os-nasale fractuur had opgelopen, wat operatief is hersteld. De rechtbank oordeelde dat het letsel als zwaar kon worden aangemerkt, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de reclassering en deelname aan verschillende trainingen.

De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf beoordeeld en besloten om de proeftijd met een jaar te verlengen. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de impact op de slachtoffers, waaronder de angst die de echtgenote heeft ervaren en de aanwezigheid van jonge kinderen tijdens het geweld. De rechtbank heeft de verdachte de opdracht gegeven om zich te houden aan de voorwaarden die door de reclassering worden gesteld, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven zodra deze gelijk is aan de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/610109-10; 16/444445-09 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1961] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring te Haarlem.
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2010. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.J. Kiela, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld als gevolg waarvan zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij een poging daartoe heeft ondernomen, dan wel dat hij haar heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair tenlastegelegde, nu het letsel van aangeefster niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, dan wel dat er geen sprake was van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke vorm.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 28 september 2010;
- de aangifte van [slachtoffer] ;
- medische gegevens betreffende [slachtoffer], waaruit blijkt dat bij haar een zygomafractuur met osnasale fractuur rechts met dislocatie is vastgesteld.
De verdediging heeft betoogd dat het bij aangeefster geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet en overweegt dat lichamelijk letsel als zwaar is te beschouwen, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid (HR 13 maart 2001, NJ 2001, 329). Factoren die van belang zijn om te bepalen of het letsel als zwaar kan worden aangemerkt zijn de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
In het onderhavige geval is bij aangeefster een zygomafractuur (gebroken jukbeen) met os-nasale fractuur (gebroken neusbot) rechts met dislocatie vastgesteld. Dit letsel is, zo blijkt uit de hiervoor aangehaalde medische gegevens, operatief hersteld; op 1 juli 2010 vond onder narcose repositie van de zygomafractuur plaats. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat van zwaar lichamelijk letsel sprake is. Daaraan doet niet af dat de opgemaakte medische verklaring op zichzelf geen mededelingen bevat omtrent het uitzicht op (volledig) herstel.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 juni 2010 te Amersfoort, aan [slachtoffer], zijnde de echtgenote van verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken jukbeen en neus), heeft
toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] éénmaal opzettelijk met grote kracht tegen het gezicht te stompen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen onder aftrek van het voorarrest waarvan 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering zal stellen, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich moet melden bij Centrum Maliebaan, dat verdachte deelneemt aan de Leefstijltraining, de COVA training en de Training Huiselijk Geweld en ten slotte dat verdachte zich onthoudt van het gebruik van cocaïne en zich daarop zal laten controleren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte een straf zal worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Door zijn echtgenote een stomp in het gezicht te geven heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wat in de volksmond “huiselijk geweld” wordt genoemd en heeft hij hun getroebleerde relatie op gewelddadige wijze laten escaleren. Niet alleen heeft de echtgenote van verdachte hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvoor medische behandeling noodzakelijk bleek, maar zij is ook angstig geweest. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat het geweld heeft plaatsgevonden in de nabijheid van zijn jonge kinderen.
Een dergelijk misdrijf rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden noodzakelijk is. Hoewel de rechtbank het positief waardeert dat verdachte reeds plannen heeft gemaakt om zijn leven op orde te brengen, ziet zij geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Een gedeelte van deze straf, te weten 1 maand, zal de rechtbank evenwel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit begeleiding door de reclassering mogelijk. De rechtbank deelt de conclusie van de reclassering, zoals verwoord in het rapport d.d. 26 augustus 2010, dat begeleiding noodzakelijk is inclusief de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. In de duur van de gevangenisstraf wil de rechtbank tot uitdrukking brengen dat verdachte naar haar oordeel zo spoedig mogelijk dient te worden begeleid.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 22 januari 2010 de proeftijd met een jaar zal worden verlengd.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen, nu dit niet in relatie staat met het huidige strafbare feit en een zekere samenhang vereist is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Noch artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht noch enige andere rechtsregel staat hieraan in de weg.
De rechtbank zal hiertoe evenwel niet besluiten, maar acht, gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de strafmaat is overwogen, verlenging van de proeftijd met een jaar opportuun.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, hetgeen onder meer zal inhouden:
- dat verdachte zich op uitnodiging van Centrum Maliebaan moet melden;
- dat verdachte zal deelnemen aan de Leefstijltraining;
- dat verdachte zal deelnemen aan de COVA Training;
- dat verdachte zal deelnemen aan de Training Huiselijk Geweld;
- dat verdachte zich zal onthouden van drugsgebruik en dat hij meewerkt aan controles op drugsgebruik;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 oktober 2010.