ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0059

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
293143 / FA RK 10-5499
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzonder curator in een conflict van substantiële aard betreffende vrijheidsbenemende maatregelen

Op 10 september 2010 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. De zaak betreft de benoeming van een bijzonder curator voor een minderjarige, die momenteel verblijft op de groep Botter van Groot Emaus. De raadsvrouw van de minderjarige, mr. A.M.C.J. Klostermann, heeft verzocht om deze benoeming vanwege de toepassing van vrijheidsbenemende maatregelen die tegen de minderjarige zijn gebruikt. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en zijn het eens met de toepassing van deze maatregelen, terwijl de minderjarige zelf twijfels heeft over de rechtmatigheid ervan. Dit heeft geleid tot een conflict van substantiële aard, zoals bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek.

De William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ) heeft betwist dat er sprake is van tegenstrijdige belangen en heeft aangevoerd dat de minderjarige geen bijzonder curator nodig heeft. De WSJ stelt dat de minderjarige heeft ingestemd met de toepassing van de dwangmiddelen door het ondertekenen van het behandelplan op basis van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo). De kinderrechter heeft echter overwogen dat de actuele wilsuiting van de minderjarige bepalend is en dat zonder wettelijke grondslag voor de maatregelen sprake kan zijn van buitenwettelijk optreden.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft de kinderrechter geconcludeerd dat er inderdaad sprake is van tegenstrijdige belangen van substantiële aard. De kinderrechter heeft daarom besloten om mr. A.M.C.J. Klostermann te benoemen tot bijzonder curator voor de minderjarige, zodat haar belangen in en buiten rechte kunnen worden behartigd, met name bij de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en is gegeven op 24 september 2010.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Benoeming bijzonder curator
Zaaknummer: 293143 / FA RK 10-5499
Beschikking van 24 september 2010 van de kinderrechter met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [1995],
kind van
[vader], wonende te [woonplaats],
en
[moeder], wonende te [woonplaats].
Beide ouders zijn belast met het ouderlijk gezag.
1. Verloop van de procedure
Op 4 september 2010 heeft de advocaat van voornoemde minderjarige, mevrouw mr. A.M.C.J. Klostermann, verzocht om benoeming van een bijzonder curator voor aangelegenheden die betrekking hebben op de toepassing van vrijheidsbenemende maatregelen op de minderjarige.
Op 10 september 2010 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Ter zitting zijn verschenen:
- mr. A.M.C.J. Klostermann, de raadsvrouw van minderjarige;
- [vader], de vader;
- [A] en [B], namens de William Schrikker Jeugdbescherming.
Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn de minderjarige en de moeder, [moeder], niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft van haar een brief ontvangen.
2. Beoordeling van het verzochte
De raadsvrouw heeft verzocht om benoeming van een bijzonder curator ten behoeve van [minderjarige]. Daartoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. [minderjarige] verblijft momenteel op de groep Botter van Groot Emaus en zal daar vanaf 1 oktober 2010 op vrijwillig basis gaan wonen. Gedurende haar verblijf aldaar zijn verscheidende malen vrijheidsbenemende maatregelen tegen [minderjarige] gebruikt, hetgeen zal blijven plaatsvinden als zij op vrijwillige basis op Groot Emaus zal verblijven. De gezinsvoogd en ouders van [minderjarige] zijn het daarmee eens, terwijl [minderjarige] zelf een mening heeft met betrekking tot de maatregelen die op haar worden toegepast gedurende haar verblijf op de groep Botter van Groot Emaus. [minderjarige] is namelijk van oordeel dat de maatregelen niet altijd terecht worden toegepast en is het dan ook niet altijd eens met de toepassing hiervan. De raadsvrouw voert aan dat hiermede een situatie is ontstaan zoals bedoeld in artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW), aangezien er sprake is van tegenstrijdige belangen van de minderjarige en de ouders. Door benoeming van een bijzonder curator zal worden gewaarborgd dat de middelen en maatregelen niet te snel kunnen worden genomen en als zij worden genomen, dat [minderjarige] een aanspreekpunt heeft waarmee zij een dergelijke vrijheidsbenemende maatregel kan bespreken. Indien deze waarborg wordt geboden en een aanspreekpunt voor [minderjarige] wordt gecreëerd in de vorm van een bijzonder curator is zij bereid die maatregelen te accepteren.
De William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ) heeft ter zitting betwist dat er sprake is van tegenstrijdige belangen, zodat zich geen situatie voordoet in de zin van artikel 1:250 BW. Hiertoe voert WSJ aan dat het dient te gaan om een wezenlijk probleem dat aan het conflict ten grondslag ligt, mede gezien de aard van de belangenstrijd. [minderjarige] is het achteraf gezien nimmer oneens geweest over de toepassing van een vrijheidsbenemende maatregel. De WSJ is dan ook van mening dat er geen sprake is van een wezenlijk probleem. Aangaande de toepassing van de vrijheidsbenemende maatregel voert WSJ aan dat [minderjarige] heeft ingestemd met de toepassing van de dwangmiddelen door ondertekening van het behandelplan op basis van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo). De WSJ verwijst hiervoor naar een uitspraak van de rechtbank Breda van 28 juli 2006 (LJN: BA1068) waaruit blijkt dat het proportionaliteitsbeginsel met zich brengt dat volstaan kan en moet worden met de op grond van de Wgbo gemaakte afspraken in het behandelplan en dat een rechterlijke machtiging voor het toepassen van middelen en maatregelen niet noodzakelijk is. De WSJ verklaard eveneens dat de minderjarige tegen hen heeft gezegd dat zij de benoeming van een bijzonder curator niet nodig vindt. Daarnaast is het voor [minderjarige] van belang dat alle betrokkenen op één lijn zitten, zodat zij deze personen niet tegenover elkaar uit kan spelen. Door de tussenkomst van een bijzonder curator wordt dit echter in de hand gespeeld. De WSJ verzoekt dan ook op grond van het bovenstaande het verzoek om benoeming van een bijzonder curator af te wijzen.
De vader heeft zich aangesloten bij het standpunt van WSJ en daar aan toegevoegd dat hij bang is dat [minderjarige] de volwassenen tegen elkaar zal uitspelen.
De kinderrechter dient eerst te beoordelen of het verzoek behandeld kan worden aangezien de William Schrikker Jeugdbescherming verklaart dat [minderjarige] bij hen heeft aangegeven geen bijzonder curator te willen. De kinderrechter stelt voorop dat advocaten op grond van hun beroepsregels geen verzoeken kunnen en mogen doen waartoe zij niet door hun cliënten zijn gemachtigd. Het uitgangspunt is dan ook dat een door een advocaat ingediend verzoek in behandeling wordt genomen behoudens buitengewone omstandigheden.
De kinderrechter overweegt aangaande het verzoek om benoeming van een bijzonder curator als volgt. Ingevolge artikel 1:250 BW kan de kinderrechter een bijzonder curator benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen in alle conflicten van substantiële aard tussen degenen die het gezag uitoefenen en de minderjarige. De kinderrechter is van oordeel dat er sprake is van een dergelijk conflict van substantiële aard tussen de ouders en de minderjarige. De ouders zijn van mening dat de inzet van dwangmiddelen altijd terecht is door Groot Emaus, omdat [minderjarige] niet te veel vrijheden en mogelijkheden moet hebben tot het tegen elkaar uitspelen van mensen. [minderjarige] is echter van mening dat in het verleden de dwangmiddelen niet altijd terecht zijn ingezet. Ten aanzien van de stelling van WSJ dat [minderjarige] heeft ingestemd op grond van de Wgbo met de dwangmiddelen door het behandelplan te ondertekenen en dat alleen al daarom geen sprake kan zijn van conflicten overweegt de kinderrechter als volgt. De Wbgo heeft als uitgangspunt dat de actuele wilsuiting bepalend is voor wat kan en mag en dat hier alleen uitzonderingen op mogelijk zijn indien dit een wettelijke grondslag heeft in de vorm van een rechterlijke machtiging. Indien deze maatregelen zonder wettelijke grondslag worden ingezet is er sprake van buitenwettelijk optreden, ondanks de akkoordverklaring in het behandelplan. De stelling van WSJ dat [minderjarige] heeft ingestemd met de toepassing van de dwangmiddelen door ondertekening van het behandelplan op basis van de Wgbo gaat dan ook niet op. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat er sprake is van tegenstrijdige belangen van substantiële aard, namelijk de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen, zodat het verzoek om benoeming van een bijzonder curator toewijsbaar is.
De kinderrechter merkt hierbij op dat zij er van uitgaat dat alle betrokkenen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid zorgvuldig omgaan met [minderjarige] en in haar belang samenwerken en eventuele geschillen van inzicht professioneel bespreken.
3. Beslissing
De kinderrechter benoemt mr. A.M.C.J. Klostermann tot bijzonder curator over de minderjarige [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [1995], voor de duur van haar verblijf op Groot Emaus om haar in en buiten rechte, in het bijzonder door bemiddeling, te vertegenwoordigen bij de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen door Groot Emaus.
De kinderrechter verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van
24 september 2010 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in bijzijn van mr. A.Th. Verweij als griffier.