ECLI:NL:RBUTR:2010:BN9364

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
291915 / HARK 10-323
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 14 september 2010 heeft de Rechtbank Utrecht een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door mr. G. Kaaij, advocaat van de verzoeker, tegen mr. [A], rechter in de sector strafrecht. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 4 augustus 2010, waarbij de verzoeker werd beschuldigd van het overschrijden van de maximumsnelheid. Mr. Kaaij had op 30 augustus 2010 laten weten niet te kunnen verschijnen op de zitting van 2 september 2010, waar het wrakingsverzoek aan de orde zou komen. Tijdens deze zitting was er niemand aanwezig om het verzoek mondeling toe te lichten.

De rechtbank oordeelde dat op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. In dit geval zijn er geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die zouden wijzen op een persoonlijke vooringenomenheid van mr. [A].

De rechtbank concludeerde dat de beslissing van mr. [A] om de zitting niet te schorsen voor het indienen van bewijs in de vorm van een foto van de auto van de verzoeker, een procesbeslissing was die op zichzelf onvoldoende grond bood voor wraking. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en droeg de griffier op om een afschrift van de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De zaak dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 291915 / HARK 10-323
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
14 september 2010
in de zaak van
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. G. Kaaij, advocaat te Alkmaar,
hierna te noemen: mr. Kaaij,
tegen
mr. [A], rechter in de sector strafrecht van deze rechtbank,
hierna te noemen: mr. [A].
1. De procedure
1.1 Tijdens de terechtzitting op 4 augustus 2010, waarbij mr. [A] optrad als kantonrechter in de zaak met parketnummer 16-090254-10, heeft mr. Kaaij namens verzoeker een verzoek tot wraking van mr. [A] ingediend. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.2 Verzoeker, diens gemachtigde en de gewraakte rechter mr. [A] zijn bij brief van 27 augustus 2010 door de griffier van deze rechtbank opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 2 september 2010.
1.3 Mr. Kaaij heeft bij faxbericht van 30 augustus 2010 meegedeeld niet te kunnen
verschijnen op de zitting van 2 september 2010, noch op een ander door de griffier voorgestelde datum. Hij heeft laten weten geen gebruik te maken van de uitnodiging om het wrakingsverzoek mondeling toe te lichten.
1.4 Mr. [A], die niet in de wraking heeft berust, heeft op 31 augustus 2010 per e-mail gereageerd op het wrakingsverzoek. Daarbij heeft hij voorts bericht wegens verblijf in het buitenland niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.5 Het wrakingsverzoek is op de zitting van 2 september 2010 aan de orde gesteld. Daar
is niemand verschenen.
2. De feiten
Verzoeker is gedagvaard voor de zitting van de kantonrechter van 4 augustus 2010 te 11.30 uur. Aan hem is ten laste gelegd, kort gezegd, dat hij als bestuurder van een personenauto de toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer heeft overschreden.
3. Het verzoek
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [A] vanwege de weigering van mr. [A] de zaak te schorsen om verzoeker in de gelegenheid te stellen een foto van zijn auto via de mobiele telefoon door te laten sturen, zodat mr. [A] zich van de kleur van verzoekers auto zou kunnen vergewissen. Bovendien heeft mr. [A] mr. Kaaij geregeld onderbroken toen hij vragen stelde aan de getuigen. Daarbij heeft hij er blijk van gegeven dat hij een nadere uitleg niet nodig vond, waaruit ook vooringenomenheid blijkt.
4. Het standpunt van de rechter
In zijn reactie verwijst mr. [A] naar het proces-verbaal van de zitting. Hij voegt daar nog aan toe dat hij niet heeft gezegd – en ook niet heeft bedoeld te zeggen – dat hij niet geloofde dat de auto van verzoeker bordeauxrood zou zijn. Hij heeft onder de gegeven omstandigheden alleen geen noodzaak aanwezig geacht om de zitting te schorsen om verzoeker de gelegenheid te geven zijn verklaring door middel van een foto te onderbouwen.
5. De beoordeling
5.1 Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, dit alles in samenhang met de door de Hoge raad en door het Europese Hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn, indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
5.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de
rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verdachte bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
5.3 Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond
waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mr. [A] jegens verzoeker. Derhalve zal naar objectieve maatstaven moeten worden beoordeeld of is gebleken van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het mr. [A] aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
5.4 De rechtbank stelt vast dat de weigering van mr. [A] om gehoor te geven aan het verzoek van mr. Kaaij om de zaak enige minuten te schorsen om een foto van de betreffende auto door te laten sturen, een procesbeslissing betreft. Een dergelijke procesbeslissing is op zichzelf onvoldoende grond voor wraking, tenzij die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees van verzoeker dat mr. [A] jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat de afwijzende beslissing van mr. [A] een andere grondslag zou hebben dan de door hem genoemde reden dat hij onder de gegeven omstandigheden geen noodzaak aanwezig achtte de zitting te schorsen. Dat mr. [A] mr. Kaaij geregeld zou hebben onderbroken toen hij vragen stelde aan de getuigen, blijkt niet uit het proces-verbaal. Het beletten dat aan (verdere) vragen aan getuigen gevolg wordt gegeven betreft evenwel het uitoefenen van een bevoegdheid die de kantonrechter op grond van artikel 293 jo 398 Wetboek van Strafvordering heeft, en is eveneens onvoldoende redengevend voor het oordeel dat sprake is van (de schijn van) partijdigheid van mr. [A]. Daarvoor dient sprake te zijn van bijkomende omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval niet gebleken.
5.5 Het verzoek dient, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook te worden afgewezen.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1 wijst het verzoek tot wraking van mr. [A] af;
6.2 draagt de griffier op een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan mr. Kaaij, mr. [A], de officier van justitie mr. E.M. Harbers, de sectorvoorzitter van de sector strafrecht van deze rechtbank en de president van deze rechtbank;
6.3 bepaalt dat de zaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing in verband met dit wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, B.J. van Ettekoven en
mr. L.E. Verschoor-Bergsma, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2010, in het bijzijn van de griffier, mr. M.S.D. de Weerd.
mr. L.E. Verschoor-Bergsma is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.