ECLI:NL:RBUTR:2010:BN9292
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in verband met onduidelijkheid over de tenlastelegging in een strafzaak betreffende een duikongeval
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 4 oktober 2010, werd de verdachte beschuldigd van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een duiker, [slachtoffer], tijdens een duikcursus. De tenlastelegging stelde dat de verdachte, als aanbieder van duikcursussen, onvoldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen, waardoor [slachtoffer] te lang zonder zuurstof onder water was gebleven. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, omdat de tenlastelegging te vaag was en niet duidelijk maakte of de verdachte als pleger of als feitelijk leidinggever verantwoordelijk werd gehouden voor het letsel van [slachtoffer].
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding inderdaad nietig moest worden verklaard. De rechtbank stelde vast dat de tenlastelegging niet specifiek genoeg was en niet duidelijk maakte welke rol de verdachte had gespeeld in de gebeurtenissen die tot het letsel van [slachtoffer] hadden geleid. De rechtbank benadrukte dat voor een veroordeling eerst vastgesteld moest worden dat de rechtspersoon een strafbaar feit had begaan, voordat de vraag aan de orde kon komen of de verdachte feitelijk leiding had gegeven of opdracht had gegeven tot die gedragingen. Aangezien de tenlastelegging niet sprak van een rechtspersoon, was het onduidelijk op welke basis de verdachte aansprakelijk kon worden gesteld.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de dagvaarding nietig, wat betekende dat de zaak niet verder kon worden behandeld. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. R.P. den Otter als voorzitter, en de andere rechters mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. C.S.K. Fung Fen Chung. De uitspraak vond plaats in aanwezigheid van de griffier D.G.W. van de Haar-Kleijer.