ECLI:NL:RBUTR:2010:BN9265
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in strafzaak wegens duikongeval met zwaar lichamelijk letsel
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 4 oktober 2010, stond de verdachte terecht in verband met een duikongeval waarbij een duiker, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank diende te beoordelen of de dagvaarding geldig was, aangezien niet duidelijk was wat de verdachte precies werd verweten. De tenlastelegging sprak niet van een rechtspersoon, terwijl de verdachte werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven en/of opdracht geven tot de gedragingen die tot het letsel van [slachtoffer] leidden.
De rechtbank oordeelde dat om te kunnen vaststellen of de verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kon worden gesteld, eerst moest worden vastgesteld of de rechtspersoon een strafbaar feit had begaan. Pas daarna kon worden beoordeeld of de verdachte feitelijk leiding had gegeven of opdracht had gegeven. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding nietig moest worden verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende specifiek was en niet duidelijk maakte of de verdachte als pleger of als feitelijk leidinggever en/of opdrachtgever werd verweten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. De zaak was eerder behandeld op zittingen op 23 juni 2010 en 20 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hadden gepresenteerd. De verdediging had aangevoerd dat de tenlastelegging te vaag was, wat de rechtbank bevestigde door de dagvaarding ambtshalve nietig te verklaren. Dit vonnis benadrukt het belang van een duidelijke en specifieke tenlastelegging in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de aansprakelijkheid van de verdachte voor de handelingen van een rechtspersoon.