ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8871

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711071-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van inktcartridges door werknemer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 1 oktober 2010, stond de verdachte terecht voor verduistering van 16 pallets met inktcartridges, die toebehoorden aan zijn zwager's werkgever. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.C. den Daas, verklaarde dat hij samen met zijn zwager de inktcartridges had verduisterd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het medeplegen van verduistering, gepleegd door iemand die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had. De verdachte had de inktcartridges, met een verkoopwaarde van meer dan twee miljoen euro, samen met zijn zwager verduisterd en een deel daarvan verkocht. De rechtbank achtte de ernst van het feit zodanig dat een werkstraf niet passend was en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en verplicht reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die aangaf zijn leven te willen beteren na eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711071-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht
raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: samen met een mededader 16 pallets met ongeveer 130.752 inktcartridges heeft verduisterd;
Subsidiair: samen met een mededader 16 pallets met ongeveer 130.752 inktcartridges heeft weggenomen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij met name op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit en wijst daarbij op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een mededader op 15 februari 2010 heeft schuldig gemaakt aan verduistering van 16 pallets met 130.752 inktcartridges, welke toebehoorden aan [benadeelde].
De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de aangifte van [aangever], namens de benadeelde [benadeelde] , en de daarbij behorende goederenbijlage ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting
d.d. 17 september 2010.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij bleef bij de door hem bij de politie afgelegde bekennende verklaring . Verdachte werd door zijn zwager, die werkzaam was bij [benadeelde], om hulp gevraagd bij het weghalen van goederen bij [benadeelde]. Verdachte besloot om zijn zwager daarbij te helpen. Verdachte en zijn zwager zijn daarop naar een cartridgeshop gegaan. Via de eigenaar van de cartridgeshop hebben zij een chauffeur en een vrachtwagen geregeld voor het transport van de cartridges, die ze bij [benadeelde] wilden meenemen. Verdachte is samen met de chauffeur in de vrachtwagen naar het terrein van [benadeelde] gereden. Daar is de vrachtwagen geladen door zijn zwager met 16 pallets met inktcartridges. Verdachte heeft twee garageboxen gehuurd om de pallets te kunnen opslaan. Verdachte en zijn zwager hebben een deel van de meegenomen en opgeslagen inktcartridges verkocht.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 februari 2010 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk 16 pallets bevattende 130.752 inktcartridges van het merk Hewlett Packard,
die toebehoorden aan [benadeelde] en welke goederen zijn mededader uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als medewerker van [benadeelde] voornoemd,
onder zich had, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar en verplicht reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een werkstraf en een voorwaardelijke straf met verplicht reclasseringstoezicht, passend zou zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders een aanzienlijke hoeveelheid inktcartridges verduisterd van de werkgever van zijn zwager. De verkoopwaarde van deze cartridges bedroeg ruim twee miljoen euro. Een deel van de partij inktcartridges is teruggevonden, maar een ander deel is nog onvindbaar. Verdachte heeft met zijn handelen het bedrijf [benadeelde] aanzienlijke financiële schade berokkend. Verdachte heeft in het geheel geen rekening gehouden met deze gevolgen voor [benadeelde] en heeft alleen maar gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 juni 2010 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van verduistering, echter wel meerdere keren voor het plegen van vermogensdelicten.
Blijkens het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 31 augustus 2010, opgemaakt door H. Ellen, reclasseringswerker, is verdachte een sociaal vaardig persoon, die echter ook dominant en dwingend kan zijn. Van jongs af aan zou verdachte al moeite hebben met autoriteit. Verdachte lijkt nog steeds iemand te zijn die zijn eigen gang gaat, overtuigd is van zichzelf en weinig openstaat voor andere visies of verandering.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Op een aantal leefgebieden, waaronder de huisvesting en de financiën, bestaan zorgen.
De wens van verdachte om niet meer met justitie in contact te komen en de zorg voor zijn gezin zijn enigszins beschermende factoren ten aanzien van de recidive. De inschatting is dat verdachte wel zal meewerken aan een opgelegde sanctie, echter overwegend vanuit intrinsieke motivatie. De reclassering verwacht dat een reclasseringstoezicht geen meerwaarde zal opleveren met betrekking tot het voorkomen van recidive en acht een werkstraf de meest geschikte straf.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij na zijn detentie in Nieuwegein in 2006 het roer heeft omgegooid en zijn leven heeft veranderd. Verdachte gaf aan dat hij destijds het spoor bijster was en dat hij door de invloed van verkeerde vrienden diefstallen pleegde. In 2006 heeft verdachte een omkeer in zijn leven kunnen maken en hij is nu gelukkig met zijn gezin. Verdachte heeft aangegeven spijt te hebben dat hij toch weer de fout is ingegaan en ziet in dat hij het anders had moeten doen. Verdachte geeft aan geen moeite meer te hebben met autoriteit. Verdachte begrijpt niet dat de reclassering heeft geadviseerd om geen reclasseringstoezicht op te leggen, omdat verdachte niet gemotiveerd zou zijn voor begeleiding door de reclassering. Verdachte ziet zelf in dat er iets moet veranderen en hij heeft daarbij aangegeven de hulp van de reclassering te willen gebruiken.
De rechtbank is van oordeel dat de hoeveelheid en de geldswaarde van de verduisterde inktcartridges het feit dermate ernstig maken dat een werkstraf niet passend is. De door de officier van justitie gevorderde straf houdt voldoende rekening met de ernst van het feit enerzijds en de persoonlijke omstandigheden van verdachte anderzijds. De rechtbank zal verdachte deze straf dan ook opleggen. Uit het rapport van de reclassering wordt duidelijk dat er zorgen bestaan op een aantal leefgebieden. Verdachte heeft ter zitting aangegeven in te zien dat er iets moet veranderen en dat hij daar de hulp van de reclassering bij kan en ook wil gebruiken. De rechtbank acht daarom ook een verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde geïndiceerd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. A. Kuijer en
mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 oktober 2010.