ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8637

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
280965 / HA ZA 10-186
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak inzake diefstal van auto-onderdelen en dekking door ASR

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw die een BMW 530d had verzekerd bij ASR, aangifte gedaan van diefstal van onderdelen van haar auto. ASR weigerde dekking te bieden, met als argument dat eiseres geen belang had bij de verzekering omdat zij geen eigenaar van de auto zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat het zijn van kentekenhouder voldoende is voor dekking onder de verzekeringsovereenkomst. ASR's verweer dat de diefstal niet had plaatsgevonden, werd verworpen omdat het onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank stelde vast dat eiseres wel onware informatie had verstrekt over de herkomst van de auto, maar dat dit niet opzettelijk was gedaan om ASR te misleiden. De rechtbank oordeelde dat ASR niet kon bewijzen dat eiseres betrokken was bij de diefstal en dat de schade die eiseres had geleden onder de verzekering viel. ASR werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van EUR 10.333,59, vermeerderd met wettelijke rente. De reconventionele vordering van ASR werd afgewezen, evenals hun beroep op schending van de alarmclausule, omdat dit als innerlijk tegenstrijdig werd beschouwd. De proceskosten werden aan ASR opgelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 280965 / HA ZA 10-186
Vonnis van 29 september 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. van der Beek te Arnhem,
tegen
de naamloze vennootschap
FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.J.A.A. van Dal te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ASR genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 juni 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 augustus 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. [eiseres] heeft bij ASR voor een personenauto (een BMW 530d met kenteken [nummer]) een verzekering afgesloten onder de naam Fortis ASR Voordeelpakket. De polis bevat een verwijzing naar algemene voorwaarden met de nummers CPM 06-2 (hierna: AV), W 07-1 (Bijzondere Voorwaarden Personenautoverzekering Aansprakelijkheid, hierna: BVPA) en CC 07-1 (Bijzondere Voorwaarden Personenautoverzekering Casco Compleet, hierna: BVPCC).
Artikel 5 lid 3 AV bepaalt:
“Een verzekering eindigt direct zodra u geen belang meer hebt bij een verzekerde zaak en u de feitelijke macht daarover verliest. (…)”
In artikel 6, aanhef en lid 5 AV is bepaald:
“Wij verlenen geen dekking voor schade: als de verzekerde over een schade, ongeval of gebeurtenis opzettelijk onware of onvolledige mededelingen doet of laat doen.”
In artikel 8 AV is onder meer bepaald:
“Bij schade aan of verlies van de verzekerde zaak/zaken wordt de omvang van de schade vastgesteld:
- (…)
- door een door ons benoemde deskundige.
(…) Bij overige schadeverzekeringen mag u bij een geschil met de door ons benoemde deskundige zelf een deskundige benoemen. Voor het geval dat beide deskundigen het niet eens kunnen worden over het schadebedrag, benoemen zij vooraf een derde deskundige. De derde deskundige overlegt met de 2 andere deskundigen en stelt daarna de omvang van de schade bindend vast binnen de grenzen van de door de andere deskundigen vastgestelde bedragen. (…)”
Artikel 10 BVPA bepaalt:
“Het is mogelijk dat wij volgens de W.A.M., een overeenkomende buitenlandse wet of op grond van deze verzekering schade en kosten moeten voldoen, die wij, door het ontbreken van dekking op grond van de Algemene of Bijzondere Voorwaarden van deze verzekering, niet zouden hebben vergoed. In dat geval hebben wij het recht het bedrag van de schade en de kosten te verhalen op de verzekerde aan wie de omstandigheden, die hebben geleid tot het ontbreken van verzekeringsdekking, kunnen worden toegerekend.”
In artikel 27 lid 1 BVPCC is bepaald:
“De verzekerde moet rekeningen van ons of van de Alarmcentrale voor diensten en kosten die niet onder de dekking van de verzekering vallen, binnen 30 dagen na datering van de rekening betalen.”
Verder is op het polisblad bepaald dat clausule 0195 van toepassing is. Deze luidt:
“Wij bieden alleen dekking voor schade aan of verlies van het verzekerde motorrijtuig ontstaan door (poging tot) diefstal, braak (…) als de verzekerde zaak is voorzien van een (af-fabriek) anti-diefstalsysteem dat gelijk staat aan een SCM/TNO goedgekeurd anti-diefstalsysteem klasse 3. De verzekerde moet het anti-diefstalsysteem inschakelen zodra hij de verzekerde zaak verlaat. (…)”
2.2. [eiseres] heeft de BMW gekocht van [A], een vriend van haar partner. De BMW dateert uit 2004 en is in 2008 in Nederland ingevoerd.
2.3. Op 27 oktober 2008 doet [eiseres] bij de politie in Rosmalen aangifte van inbraak in de BMW en in de garagebox in Rosmalen waarin deze auto was gestald. In het proces-verbaal van aangifte verklaart [eiseres]:
“Sinds een maand ongeveer huur ik een garagebox (…). Ik huur deze hier omdat in mijn omgeving niets te huur was. Via een kennis kwam ik te weten dat deze hier te huur was. Afgelopen donderdag 23 oktober omstreeks 20.00 uur heb ik mijn (…) BMW (…) onbeschadigt geparkeerd in de box. Ik heb de auto middels afstandsbediening afgesloten waarbij ook het alarm wordt ingeschakeld. Ook de box heb ik afgesloten. Ik ben een weekend naar Parijs, Disney gegaan. Toen ik vandaag, 27 oktober 2008, omstreeks 15.00 uur terugkwam en de sleutel in het slot van de garagedeur deed bemerkte ik gelijk dat deze open was. Zonder de sleutel te draaien ging de deur open. Gelijk zag ik dat de koplampen van mijn bmw eraf waren. Verder gekeken zag ik dat de gehele BMW zogenaamd gestript was. Alle onderdelen waren eraf gehaald. Onder andere de banken, radio koplampen, versnellingspook etc etc alles was eruit. (…)
De verbaliserende politieman [verbalisant] vermeldt op de aangifte:
“Wij verbalisanten zagen boven aan de garagedeur moeten welke vermoedelijk door dader(s) met een breekvoorwerp zijn veroorzaakt om zo de garagedeur te openen. Vervolgens zagen wij dat het slot van de linkerportier was verwijderd. (…)”
Van of uit de BMW zijn in elk geval de volgende (onder)delen verwijderd: de stoelen en de achterbank, airbags, het radio- en navigatiesysteem, de koplampen en de versnellingspook.
2.4. Op 5 november 2008 doet [eiseres] een schademelding bij ASR. Op 25 november 2008 machtigt zij ASR en/of CED Forensic BV (hierna: CED Forensic) nader onderzoek te doen.
2.5. Op 25 november 2008 en 2 januari 2009 factureert Autobedrijf APK Schijndel Duin 2 (hierna: Autobedrijf Schijndel) [eiseres] voor reparatiewerkzaamheden aan de BMW. In totaal bedragen de facturen EUR 12.583,06 (inclusief BTW). Dit bedrag is door [eiseres] voldaan.
2.6. In haar brief van 6 januari 2009 aan ASR schrijft ISB4Europ:
“Het voertuig (de BMW van [eiseres], toevoeging rechtbank) was eerder voorzien van het Belgisch kenteken [nummer]. (…)”
2.7. In haar rapport van 25 maart 2009 schrijft CED Forensic:
“(…) Het was opvallende dat deze dure auto eigendom was van een jonge vrouwelijke verzekerde en dat zij deze dan ook nog eens in een garagebox in Rosmalen stalt terwijl ze zelf in [woonplaats] woont. De vorige auto van verzekerde betrof ook een geïmporteerde dure auto, een Mercedes CLK 320 Cabriolet. (…)
De auto was eigendom geweest van een leasemaatschappij in België. Deze auto had in februari 2008 zware schade aan de voorzijde opgelopen bij een ongeval. Hierna is de auto met schade verkocht aan een bewoner van het woonwagenkamp Vinkenslag in Maastricht.”
En verder:
“Aan de hand van de voor de garagebox aanwezige trottoirtegels schatte ik, dat de deur van deze garagebox ongeveer 2.50 meter breed moest zijn en dat de garagebox zelf waarschijnlijk 3.50 meter breed moest zijn. (…)
(…)
Het voertuig is, gemeten aan de bovenbouw van de portieren, met volledig geopende portieren 3.55 meter breed.
Indien het portier volledig wordt geopend dan slaat het portier circa 0.80 meter uit.
De stoelen zijn ongeveer 57 centimeter breed. (…)
Resumé:
(…) Uit het ingesteld onderzoek is gebleken, dat het niet aannemelijk is dat, met name de stoelen en de achterbank van deze auto, in de garagebox uit de auto zijn verwijderd.”
[B.] van CED Forensic heeft een telefoongesprek met [A] gevoerd. Het rapport vermeldt daarover:
“Hij ([A], toevoeging rechtbank) had de auto zelf uit Duitsland geïmporteerd. Hij kon de importpapieren daarvan niet meer vinden. De auto had bij de invoer alleen lichte schade aan de voorzijde – steenslag. Dit was opgeknapt door een kennis van hem. Hij had de auto verkocht aan verzekerde voor het bedrag van € 29.000,00 of € 29.500,00; dat wist hij niet meer zeker. Verzekerde had dit bedrag contant aan hem betaald. Hij moest daar wel een nota van hebben, want die had hij wel gemaakt. (…)”
2.8. In haar rapport van 20 mei 2009 schrijft CED Bergweg BV (hierna: CED Bergweg) onder meer:
“Het voertuig is uitgerust met een af-fabriek klasse III alarmsysteem. Wij hebben de werking hiervan gecontroleerd en een en ander functioneerd naar behoren. (…)
Van de eigenaar (lees: [eiseres], toevoeging rechtbank) hebben wij vernomen dat reeds met het herstel van het voertuig was begonnen bij Autoschade Diamant te Waalwijk.
Wij hebben deze reparateur bezocht en geconstateerd dat het portierslot en de electrische bedrading reeds waren hersteld. Tevens was het voertuig voorzien van een zogenaamde M5 voorbumper. (…)
De door de reparateur, Autobedrijf APK te Schijndel, opgevoerde tijden staan in geen verhouding met de tijden uit het Audatexsysteem.
Het monteren van een M5 voorbumper heeft geen betrekking op de inbraakschade en de takelkosten hebben ons inziens betrekking op het vervoer van het voertuig van Geffen naar Schijndel en Waalwijk.”
Tot slot concludeert CED Bergweg dat de schade bestaande uit reparatiekosten EUR 10.012,29 (inclusief BTW) bedraagt.
2.9. CED Forensic heeft op 25 november 2008 met [eiseres] gesproken. In haar rapport van 19 december 2009 geeft CED Forensic dit gesprek als volgt weer:
“(…) Ik heb deze auto ongeveer drie a vier maanden geleden gekocht. Ik heb deze auto gekocht van een vriend van mij. Deze vriend had de auto zelf geïmporteerd uit Duitsland. (…) De invoer van deze auto in Nederland is helemaal geregeld door deze vriend. Hij heet [A], zijn achternaam weet ik niet precies. (…) Ik heb € 29.500,00 betaald voor die auto aan hem. (…) Ik heb hier geen aankoopnota van. (…) Ik heb geprobeerd in de omgeving van mijn woning een garagebox te krijgen om de auto in te kunnen parkeren. Ik kon echter nergens een garagebox huren. (…) [A] had zelf een garagebox in Rosmalen. Ik weet niet of die zijn eigendom was of dat hij deze huurde. Omdat ik veel in Den Bosch kwam mocht ik die garagebox van [A] gebruiken. (…) Ik huurde die box niet officieel. Ik gaf [A] daar wel wat geld, een vriendenprijsje, voor, maar er was geen huurcontract of zo. (…)
Ik had hiervoor een Mercedes CLK. Deze was overigens ook bij Fortis verzekerd. Deze heb ik verkocht. Van de ontvangst van de Mercedes kon ik deze BMW betalen. Ik had voor die Mercedes zelf een groot deel gespaard. Ik denk dat dit ongeveer € 40.000,00 was. Mijn vader heeft toen ook nog een klein deel betaald. Ik denk dat die Mercedes toen tussen de € 45.000,00 en 50.000,00 gekost heeft.
Ik heb een baan in ploegendienst en verdien daar redelijk goed. Ik heb lage maandlasten. Ik heb geen schulden.”
In dit rapport schrijft CED Forensic ook:
“Uit het onderzoek is niet gebleken, dat verzekeringnemer of enige andere belanghebbende bij deze verzekeringnemer, negatief bij deze schade betrokken zou zijn geweest.”
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van ASR tot betaling van EUR 12.583,06, vermeerderd met rente vanaf de dag van de dagvaarding en kosten.
3.2. ASR voert verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [eiseres] in haar vorderingen althans haar deze te ontzeggen.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. ASR vordert samengevat veroordeling van [eiseres] tot betaling van EUR 3.985,56, vermeerderd met rente en kosten.
3.5. [eiseres] voert verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van ASR althans haar vorderingen af te wijzen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de schade die zij heeft geleden als gevolg van het strippen van haar auto (dat wil zeggen: de diefstal van (onder)delen) onder de verzekeringsovereenkomst valt. Deze schade bedraagt de som van de factuurbedragen van Autobedrijf Schijndel (zie r.o. ?2.5). ASR gaat echter ten onrechte niet tot vergoeding van de schade over, aldus [eiseres].
Belang
4.2. ASR voert – met verwijzing naar het bepaalde in artikel 7:941 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 5 lid 3 AV (zie r.o. ?2.1) – aan dat [eiseres] geen belang heeft bij de verzekering, omdat zij geen eigenaar was van de BMW.
Volgens [eiseres] was zij wel eigenaar van de BMW. Daarbij dekt de verzekeringsovereenkomst haar belangen als verzekeringnemer, aldus [eiseres]. Het zijn van eigenaar is geen voorwaarde voor dekking.
4.3. De rechtbank verwerpt het verweer van ASR dat [eiseres] geen belang heeft en overweegt daartoe als volgt.
Ter zitting heeft ASR toegelicht dat de kentekenhouder een verzekeringsovereenkomst als de onderhavige kan sluiten en dat het niet noodzakelijk is dat de verzekeringnemer ook juridisch eigenaar is van de auto. Deze toelichting is in lijn met het bepaalde in artikel 8 lid 6 BVPCC, waarin – kort gezegd – is bepaald dat geen dekking wordt verleend als de verzekerde ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis geen kentekenhouder is.
Vaststaat dat de BMW ten tijde van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst op naam van [eiseres] stond en dat deze overeenkomst de belangen van [eiseres] als verzekeringnemer beoogt te dekken. Zelfs als het juist is dat [eiseres] geen eigenaar van de BMW was, zoals ASR stelt, kan zij dit niet aan [eiseres] tegenwerpen.
Diefstal
4.4. Voorts voert ASR aan dat het niet aannemelijk is dat de door [eiseres] gestelde diefstal zich heeft voorgedaan. Mede in het licht van de voorgeschiedenis van de aankoop bestaat de indruk van oplichting. [eiseres]s verklaringen zijn ongeloofwaardig, aldus ASR. Het is volgens haar niet uitgesloten dat [eiseres] negatief betrokken is bij het strippen van de auto.
Ter onderbouwing van dit verweer wijst ASR op het volgende. Het is volgens haar niet aannemelijk dat een jonge vrouw als [eiseres] (zij was ten tijde van de aangifte 24 jaar) in staat is zo’n dure auto te kopen. Hier komt bij dat [eiseres] geen aankoopnota kan overleggen (terwijl zij contant heeft betaald) noch invoerdocumenten en reparatienota’s.
Verder wijst ASR erop dat het niet voor de hand ligt dat [eiseres] gebruik maakt van een garagebox in Rosmalen wanneer zij haar vriend in Den Bosch bezoekt, gelet op de afstand tussen beide plaatsen. Ook wijst ASR erop dat [eiseres] bij de politie heeft verklaard dat zij de garagebox van [A] huurde (zie r.o. ?2.3), terwijl zij aan CED Forensic heeft verteld dat zij de box niet huurde maar [A] af en toe wat geld gaf voor het gebruik ervan (zie r.o. ?2.9). Kennelijk bedoelt ASR hiermee te zeggen dat het gebruik door [eiseres] van de box onaannemelijk is.
Ook stelt ASR zich op het standpunt dat het onaannemelijk is dat de BMW in de garagebox is gestript. Volgens haar zijn de afmetingen van de box daarvoor ontoereikend, waarbij zij verwijst naar het rapport van CED Forensic van 25 maart 2009 (zie r.o. ?2.7). Tevens voert ASR aan dat buurtbewoners het alarm van de BMW niet hebben gehoord, terwijl [eiseres] bij de politie heeft verklaard dat zij dit alarm had ingeschakeld (zie r.o. ?2.3). Uit het feit dat niemand het alarm heeft gehoord, volgt volgens ASR dat het twijfelachtig is of de diefstal werkelijk heeft plaatsgevonden.
4.5. Ter zitting heeft [eiseres] aangevoerd dat zij de voorgeschiedenis van de auto pas uit de dossiers kent. Zij heeft toegelicht dat zij de auto heeft bezichtigd en gelijk enthousiast was. Vervolgens heeft zij met [A] over de prijs onderhandeld. Zij was in staat de auto te kopen uit de opbrengst (EUR 33.000,-) van haar vorige auto, een Mercedes CLK 320. De Mercedes heeft zij gekocht van haar spaargeld, waarbij zij ook financiële hulp van haar vader heeft gekregen (zie r.o. ?2.9). Destijds kon zij ongeveer EUR 1.000,- per maand sparen, omdat zij extra toeslag kreeg vanwege ploegendienst en maandelijks slechts EUR 150,- huur betaalde. [eiseres] heeft verder toegelicht dat het in haar allochtone vriendenkring gebruikelijk is auto’s contant te betalen. Ook heeft zij aangegeven dat zij gek op auto’s is en daarom bereid is veel geld daaraan uit te geven.
Met betrekking tot het ontbreken van documentatie heeft [eiseres] gesteld dat de BMW destijds nog vrij nieuw was (nog geen vijf jaar, zie r.o. ?2.2) en dat zij er weinig mee reed. Er was geen reden de auto aan te bieden voor reparatie. Het ontbreken van invoerdocumenten kan haar niet worden tegengeworpen, aldus [eiseres].
Volgens [eiseres] is het niet vreemd dat zij een garagebox in Rosmalen huurt terwijl haar vriend in Den Bosch woont, omdat het vanaf de garagebox met de bus ongeveer 10 minuten reizen is naar haar vriend.
Verder stelt [eiseres] dat uit het onderzoek van CED Forensic van 25 maart 2009 blijkt dat de vier portieren van de auto in de box geheel of bijna geheel open konden, zodat het mogelijk was daar de interieurdelen te demonteren. CED Forensic heeft immers vastgesteld dat de garage 3,50 m breed is, terwijl de auto met volledig geopende portieren 3,45 tot 3,55 m breed is (zie r.o. ?2.7). Tijdens de comparitie heeft [eiseres] toegelicht dat de achterbank inklapbaar is. Kennelijk bedoelt zij hiermee te zeggen dat de achterbank in ingeklapte toestand makkelijker uit de auto te halen is.
Met betrekking tot het alarm voert [eiseres] aan dat professionele dieven in staat zijn het alarm uit te schakelen. Daarbij zijn er draden doorgeknipt (zie r.o. ?2.8), die mogelijk met het alarm in verbinding stonden.
4.6. Voor zover ASR betwist dat de door [eiseres] gestelde diefstal zich heeft voorgedaan, is de rechtbank van oordeel dat ASR wel zaait twijfel over de toedracht, maar deze diefstal – mede gelet op de door [eiseres] ter zitting gegeven toelichting – onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft betwist. Hierbij betrekt zij in het bijzonder de volgende omstandigheden.
Vaststaat dat diverse onderdelen en interieurdelen uit de BMW zijn verwijderd en dat [eiseres] hiervan aangifte bij de politie heeft gedaan (zie r.o. ?2.3). Uit het rapport van CED Forensic blijkt niet dat het feitelijk onmogelijk was de stoelen en de achterbank uit de auto te verwijderen. Aannemende dat de auto ongeveer in het midden van de garagebox geparkeerd stond, volgt uit het rapport immers dat de portieren van de auto (bijna) geheel open konden. Voorts valt niet in te zien dat de afmetingen van de garagebox het wegnemen van airbags, het radio- en navigatiesysteem, de koplampen en de versnellingspook hebben verhinderd.
Het enkele feit dat buurtbewoners geen alarm hebben gehoord doet hieraan niet af. Het is een feit van algemene bekendheid dat (in ieder geval) het auditieve signaal van alarmsystemen na verloop van tijd automatisch uitgeschakeld wordt. Bovendien heeft ASR niet toegelicht hoeveel buurtbewoners zij heeft ondervraagd, zodat het niet uitgesloten is dat geen informatie is opgevraagd bij buurtbewoners die het alarm mogelijk wel gehoord hebben.
Het verweer van ASR dat de diefstal niet heeft plaatsgevonden, wordt op grond van het voorgaande als onvoldoende onderbouwd verworpen.
Oplichting
4.7. De rechtbank is van oordeel dat ASR onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van oplichting. Zij overweegt daartoe als volgt.
4.8. Hoewel het wellicht niet gebruikelijk is dat een vrouw van [eiseres]s leeftijd een BMW 530d koopt voor een bedrag van EUR 29.500,-, is dit – gelet op haar toelichting – op zichzelf onvoldoende om de aankoopgeschiedenis ongeloofwaardig te noemen. Als onweersproken staat vast dat [eiseres] de BMW heeft gekocht uit de opbrengst van haar vorige auto en dat zij in staat was laatstgenoemde auto te financieren door middel van haar spaargeld en hulp van haar vader. Dat zij bereid was de auto contant te betalen zonder een bewijs van betaling te verlangen, acht de rechtbank gelet op [eiseres]s toelichting over de cultuur binnen haar vriendenkring niet onaannemelijk.
Met [eiseres] is de rechtbank verder van oordeel dat de enkele omstandigheid dat zij geen reparatiefacturen kan laten zien, niet meebrengt dat sprake is van een ‘opzetje’ om de verzekering op te lichten. Vaststaat immers dat de BMW ten tijde van het strippen nog geen vijf jaar oud was en dat [eiseres] slechts enkele maanden in de auto heeft gereden. Onder deze omstandigheden valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat [eiseres] haar auto had moeten laten repareren. Evenmin kan aan [eiseres] worden tegengeworpen dat zij niet beschikt over invoerdocumenten, omdat tussen partijen vaststaat dat [eiseres] niet voor de invoer van de BMW heeft gezorgd.
Ook kan uit de omstandigheid dat [eiseres] een garagebox in Rosmalen gebruikt, niet worden afgeleid dat haar verklaringen ongeloofwaardig zijn. Zij heeft gesteld dat zij de box gebruikte wanneer zij haar vriend bezocht. Zij heeft ter zitting toegelicht dat de reistijd met de bus van de garagebox naar de woning van haar vriend ongeveer 10 minuten is, welke toelichting niet nader door ASR is weersproken. Een dergelijk reistijd acht de rechtbank niet zodanig lang dat aangenomen moet worden dat [eiseres]s verklaringen ongeloofwaardig zijn, zoals ASR stelt.
4.9. Gelet op het voorgaande – en mede gelet op het feit dat uit het in opdracht van ASR onderzoek door CED Forensic niet is gebleken dat [eiseres] negatief bij de schade betrokken is (zie r.o. ?2.9) – is de rechtbank van oordeel dat ASR vergoeding van de schade niet kan uitsluiten met een beroep op oplichting. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Onware informatie
4.10. ASR wijst dekking af met een beroep op de uitsluitingsclausule van artikel 6 lid 5 AV. Zij stelt dat [eiseres] onware informatie heeft gegeven over de herkomst van de auto alsmede over de hoogte van de schade.
4.11. Uit de brief van 6 januari 2009 van ISB4Europ blijkt dat de BMW uit België is geïmporteerd (zie r.o. ?2.6). In het kader van het door ASR ingestelde onderzoek heeft [eiseres] aan CED Forensic meegedeeld dat de auto uit Duitsland is geïmporteerd (zie r.o. ?2.9). Aangenomen mag worden dat de BMW niet vanuit België naar Duitsland en vervolgens naar Nederland is geïmporteerd, zodat vaststaat dat [eiseres] onjuiste informatie aan ASR heeft verstrekt. Dit brengt echter niet mee dat ASR een geslaagd beroep op artikel 6 lid 5 AV toekomt. Immers, volgens dit artikel moet de onjuiste informatie opzettelijk zijn gegeven. Ingevolge artikel 7:941 lid 5 BW (waarvan artikel 6 lid 5 AV als contractuele uitwerking heeft te gelden) moet het opzet gericht zijn op het misleiden van de verzekeraar om aldus een schade-uitkering te krijgen.
4.12. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] opzettelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard. ASR stelt enkel (met juistheid) dat de door [eiseres] verstrekte informatie over de herkomst van de auto niet klopt, maar heeft niet gesteld dat zij deze informatie opzettelijk heeft gegeven. Reeds hierom komt ASR op dit punt geen beroep op de uitsluitingsclausule toe. In dit licht overweegt de rechtbank voorts dat de rapportages van CED Forensic geen aanleiding geven opzet bij [eiseres] te veronderstellen. Uit deze rapportages blijkt dat de mededeling van [eiseres] dat de auto uit Duitsland is geïmporteerd, is ingegeven door de informatie die [A] aan haar heeft gegeven (zie r.o. ?2.7 en r.o. ?2.9).
4.13. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de hoogte van de schade. Het enkele feit dat [eiseres] schade claimt die hoger is dan de schade die CED Bergweg namens ASR heeft berekend (zie r.o. ?2.8), is op zichzelf onvoldoende voor een geslaagd beroep op artikel 6 lid 5 AV. De schade die [eiseres] claimt, is gebaseerd op de door haar betaalde facturen van een derde. Zonder toelichting, die ontbreekt, is niet in te zien dat zij door het claimen van deze schade ASR opzettelijk probeert te misleiden.
4.14. Voor zover ASR met haar beroep op artikel 6 lid 5 AV het oog heeft op het vorderen van de kosten voor een M5-bumper (zie r.o. ?2.8), overweegt de rechtbank als volgt.
4.15. Volgens ASR is er geen reden een M5-bumper (een bumper die gebruikt wordt voor een 5-serie BMW M(otorsport, toevoeging rechtbank) te monteren op een standaard-BMW. Een dergelijke bumper is veel duurder dan een standaardbumper, aldus ASR. Kennelijk bedoelt ASR hiermee te zeggen dat [eiseres] ten koste van de verzekeraar opzettelijk in een betere positie tracht te komen dan waarin zij voorheen verkeerde.
Tijdens de zitting heeft [eiseres] toegelicht dat er als gevolg van de diefstal scheuren in de oorspronkelijke bumper zaten die niet meer te herstellen waren. Autobedrijf Schijndel heeft volgens haar contact opgenomen met een andere garage die een M5-bumper bleek te hebben liggen. Deze bumper is vervolgens op [eiseres]s BMW gemonteerd. Uit de factuur van 25 november 2008 blijkt dat Autobedrijf Schijndel EUR 420,- (exclusief BTW) voor deze bumper in rekening heeft gebracht. Omdat een normale bumper voor een BMW 5-serie veel duurder is, is geen sprake van benadeling, aldus [eiseres].
4.16. De rechtbank stelt vast dat ASR de stelling niet heeft weersproken dat de bumper vervangen moest worden en dat een standaardbumper voor een BMW 5-serie duurder is dan de M5-bumper die op de auto van [eiseres] is gemonteerd, zodat deze feiten als vaststaand hebben te gelden. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat [eiseres] door het doen monteren van de M5-bumper ASR opzettelijk heeft geprobeerd te misleiden.
4.17. Gelet op het voorgaande zal het beroep van ASR op artikel 6 lid 5 AV worden afgewezen.
Schending alarmclausule
4.18. Ter afwering van aansprakelijkheid beroept ASR zich ook op de alarmclausule, die – samengevat – inhoudt dat de verzekerde bij het verlaten van de auto gehouden is het alarmsysteem van de auto in te schakelen (zie r.o. ?2.1). Volgens ASR heeft [eiseres] het alarm kennelijk niet ingeschakeld, omdat niemand het alarm heeft gehoord.
[eiseres] voert als verweer aan dat zij het alarm wel heeft ingeschakeld en verwijst daarvoor mede naar het proces-verbaal van aangifte (zie r.o. ?2.3). Tijdens de zitting heeft zij toegelicht dat zij haar auto met de afstandsbediening heeft ingeschakeld, waardoor het alarm automatisch werd ingeschakeld.
4.19. Bij haar betwisting van de door [eiseres] gestelde diefstal stelt ASR dat het alarmsysteem ten tijde van de diefstal functioneerde, maar dat niemand het alarm heeft gehoord (zie r.o. ?4.4). In dit verweer ligt de stelling besloten dat [eiseres] het alarmsysteem heeft ingeschakeld toen zij haar auto achterliet. Bij haar beroep op de alarmclausule betrekt ASR evenwel de stelling dat [eiseres] het alarmsysteem niet heeft ingeschakeld. Dit verweer zal als zijnde innerlijk tegenstrijdig worden verworpen.
Hoogte schade
4.20. [eiseres] stelt schade te hebben geleden van EUR 12.583,06, bestaande uit de door haar betaalde facturen van Autobedrijf Schijndel (zie r.o. ?2.5).
Met verwijzing naar het expertiserapport van CED Bergweg voert ASR aan dat de schade EUR 10.012,29 bedraagt (zie r.o. ?2.8), zijnde EUR 8.413,69 (exclusief BTW). Ook stelt zij zich op het standpunt dat op het schadebedrag EUR 150,- eigen risico in mindering moet worden gebracht.
4.21. Vaststaat dat [eiseres] geen deskundige heeft ingeschakeld als bedoeld in artikel 8 AV, zodat de rechtbank bij de vaststelling van de omvang van de schade het rapport van CED Bergweg als uitgangspunt zal nemen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat in het rapport van CED Bergweg ten onrechte de kosten voor de M5-bumper buiten beschouwing zijn gelaten. Rechtens staat immers vast dat de kosten voor deze bumper minder bedragen dan die met een standaardbumper zijn gemoeid (zie r.o. ?4.16), zodat niet valt in te zien waarom de kosten voor deze bumper niet onder de te vergoeden schade vallen. Dit betekent dat het bedrag van EUR 420,- (exclusief BTW) ook voor vergoeding in aanmerking komt.
Het bedrag aan eigen risico van EUR 150,- zal op de schade in mindering worden gebracht.
4.22. Gelet op het voorgaande is ASR gehouden [eiseres] een bedrag van EUR 8.683,69 exclusief BTW (EUR 8.413,69 + EUR 420,00 – EUR 150,00) te vergoeden, zijnde een bedrag van EUR 10.333,59 (inclusief BTW). Omdat op zichzelf geen verweer is gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zal deze worden toegewezen.
in reconventie
4.23. De reconventionele vorderingen van ASR zijn gebaseerd op de stelling dat [eiseres] geen belang heeft, in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 5 lid 3 AV, artikel 10 BVPA en artikel 27 BVPCC dan wel jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten althans onrechtmatig heeft gehandeld. Gelet op hetgeen in conventie is geoordeeld, zullen de reconventionele vorderingen van ASR worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.24. ASR zal in conventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten EUR 87,93
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.307,93
4.25. In reconventie zal ASR als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres], bestaande uit salaris advocaat, worden begroot op € 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt ASR aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 10.333,59 (tienduizend driehonderd drieëndertig euro en negenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag vanaf 13 januari 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt ASR in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.307,93,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt ASR in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 452,00,
5.7. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.?