ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8367
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en onderhoudsverplichtingen in een gemengde huurovereenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, betreft het een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de ontbinding van een huurovereenkomst en de onderhoudsverplichtingen die daaruit voortvloeien. De huurovereenkomst, gesloten in 1980, betreft een pand dat zowel als horecabedrijf als woonruimte wordt gebruikt. [eiseres] vordert ontbinding van de huurovereenkomst, omdat [gedaagde] volgens haar toerekenbaar tekortschiet in zijn verplichtingen, waaronder de onderhoudsverplichting en het gebruik van het pand conform de bestemming. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt dat hij niet tekortgeschoten is en dat de onderhoudsverplichtingen voor rekening van [eiseres] komen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat die zowel woonruimte als horecaruimte omvat. De rechter oordeelt dat de woning als afhankelijke woning moet worden aangemerkt, wat betekent dat deze volgt in het lot van de bedrijfsruimte. De kantonrechter heeft ook gekeken naar de onderhoudsverplichtingen en de vraag of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten. De rechter concludeert dat de tekortkomingen in het verleden, hoewel aanwezig, niet van dusdanig gewicht zijn dat dit leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, terwijl in reconventie wordt verklaard dat het groot onderhoud voor rekening van [eiseres] komt.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in huurovereenkomsten, vooral als het gaat om onderhoudsverplichtingen en de bestemming van het gehuurde. De kantonrechter heeft de vorderingen in conventie afgewezen en de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] toegewezen, terwijl in reconventie slechts één van de drie gevorderde verklaringen voor recht is toegewezen.