ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8161

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 09-2415
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kapvergunning voor Kiss & Ridestrook in Baarn

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 augustus 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen een kapvergunning die was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn. De vergunning betrof het kappen van een spar en een beuk op het terrein aan [adres] te [woonplaats], ten behoeve van de aanleg van een Kiss & Ridestrook. Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen de kapvergunning, stelde dat de aanleg van de Kiss & Ridestrook zou leiden tot gevaarlijke situaties voor fietsende kinderen en dat er geen mogelijkheid was om bezwaar te maken tegen de feitelijke aanleg van de strook.

De rechtbank heeft overwogen dat de vergunninghouder de aanvraag voor de kapvergunning had ingediend op 28 april 2009 en dat de gemeente op 15 mei 2009 de vergunning had verleend. Eiser had zijn bezwaar tegen de kapvergunning ongegrond verklaard bij besluit van 22 juli 2009. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgronden uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) niet van toepassing waren, aangezien de bomen waarvoor de vergunning was aangevraagd geen beeldbepalende bomen waren en er voldoende groen overbleef in de vorm van een achterliggende boswal.

De rechtbank concludeerde dat het verkeersbesluit dat ten grondslag lag aan de Kiss & Ridestrook rechtens onaantastbaar was, en dat eiser om hem moverende redenen had besloten geen beroep in te stellen tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat verweerder in redelijkheid gebruik had moeten maken van zijn bevoegdheid om de kapvergunning te weigeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 09/2415
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn, verweerder,
gemachtigde: mr. E.M. Roozeboom en P. Duifhuizen.
Inleiding
1.1 Bij besluit van 15 mei 2009 heeft verweerder aan de gemeente [woonplaats] (hierna: vergunninghouder) vergunning verleend voor het kappen van een spar en een beuk op het terrein [adres] te [woonplaats]. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 22 juli 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daartegen heeft eiser beroep ingesteld.
1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 16 augustus 2010, waar eiser in persoon is verschenen. Namens verweerder zijn ter zitting verschenen mr. E.M. Roozeboom en P. Duifhuizen, werkzaam bij de gemeente Baarn.
Overwegingen
2.1 Op 28 april 2009 heeft vergunninghouder een aanvraag om een kapvergunning ingediend, met het oog op de door hem gewenste aanleg van een Kiss & Ridestrook aan de [adres] te [woonplaats]. Vervolgens heeft verweerder aan vergunninghouder een kapvergunning verleend voor de onder 1.1 genoemde bomen.
Naar aanleiding van de bezwaren van (onder anderen) eiser tegen de kapvergunning heeft verweerder aan de Adviescommissie Bezwaarschriften (hierna: de Adviescommissie) toegelicht dat de aanvraag is beoordeeld op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Baarn (hierna: APV). De Adviescommissie heeft verweerder geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren, aangezien de weigeringsgronden uit de APV niet van toepassing zijn, er in de vorm van een achterliggende boswal veel groen overblijft en de bomen waarvoor een kapvergunning is aangevraagd geen beeldbepalende bomen zijn. Verweerder heeft volgens de Adviescommissie het belang van verkeersveiligheid zwaarder kunnen laten wegen. Verweerder heeft in het bestreden besluit dit advies overgenomen.
2.2 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het aanleggen van de Kiss & Ridestrook zal leiden tot een gevaarlijke situatie voor fietsende kinderen. Ook heeft eiser aangevoerd er nooit een bezwaarmogelijkheid is geweest tegen de feitelijke aanleg van de Kiss & Ridestrook.
2.3 Ingevolge artikel 4.3.2, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.3.3a van de APV kan de vergunning in elk geval worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
2.4 Eiser heeft géén beroep gedaan op het bestaan van een van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4.3.3a van de APV en niet in geschil is dat de bewuste bomen klein en niet beeldbepalend zijn. Bovendien bevindt zich achter deze bomen een grote hoeveelheid groen. Uit de ter zitting door verweerder overgelegde foto’s is voorts gebleken dat de spar in matige toestand verkeert. Nu de weigeringsgronden niet limitatief zijn opgesomd, begrijpt de rechtbank dat eiser zich beroept op de discretionaire bevoegdheid van verweerder de kapvergunning te weigeren om een andere dan een in het artikel genoemde reden. De uitoefening van die bevoegdheid dient door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst.
2.5 Door eiser is in beroep naar voren gebracht dat de Kiss & Ridestrook tot een gevaarlijke verkeerssituatie leidt dan wel zal leiden. Eiser probeert middels het opkomen tegen de kapvergunning te voorkomen dat de Kiss & Ridestrook wordt uitgebreid ten koste van de twee bewuste bomen. Niet betwist is dat het verkeersbesluit dat ten grondslag lag aan de Kiss & Ridestrook rechtens onaantastbaar is – eiser heeft hiertegen wel bezwaar gemaakt, doch heeft om hem moverende redenen ervoor gekozen tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar geen beroep in te stellen. Gelet op die omstandigheid ziet de rechtbank met inachtneming van de hierboven omschreven terughoudendheid in de toetsing geen aanleiding te oordelen dat verweerder onder afweging van de betrokken belangen in redelijkheid gebruik had moeten maken van zijn in artikel 4.3.3a van de APV weergegeven bevoegdheid om de kapvergunning te weigeren.
2.6 Hetgeen door eiser in beroep is aangevoerd kan, gelet op het voorgaande, niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Er is geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.W. Veenendaal, als rechter en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2010.
De griffier: De rechter:
mr. M. de Laat mr. J.W. Veenendaal
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.