ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8160

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601217-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en afpersing

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 augustus 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 november 2009 samen met anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd op aangever [aangever 1] in Soest. Tijdens de overval werd aangever bedreigd en gedwongen om geld en andere waardevolle goederen af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en medeverdachten in overweging genomen, evenals het bewijs dat de verdachte op het moment van de overval de bestuurder was van de auto die gebruikt werd om te vluchten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de teruggave van in beslag genomen goederen aan de benadeelde partij gelast, en werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 1.300,00 aan de benadeelde partij te betalen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, maar ook met het blanco strafblad van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601217-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem, te Haarlem
raadsman mr. J.J. van de Beek, advocaat te Almelo
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 28 mei 2010 en – na heropening van het onderzoek ter terechtzitting bij vonnis d.d. 11 juni 2010 – op 16 augustus 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(feit 1) samen met anderen aangever [aangever 1] heeft beroofd dan wel afgeperst door middel van geweld en/of bedreiging met geweld;
(feit 2) samen met anderen 120 gram hennep in bezit heeft gehad.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde, nu verdachte ontkent op de plaats delict geweest te zijn omdat hij eerst korte tijd nadat de beroving heeft plaatsgevonden en ver van de plaats delict in de auto is gestapt. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden die het relaas van verdachte weerleggen en dat verdachte heeft aangetoond aan de hand van stukken dat het bij hem aangetroffen geldbedrag niet van het tenlastegelegde afkomstig is.
Derhalve verzoekt de raadsman de verdachte van beide ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent het onder 1 tenlastegelegde het volgende.
Aangever [aangever 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 15 november 2009 omstreeks 13.50 uur bij zijn loods aan de [adres] te Soest in zijn auto was gestapt om weg te rijden, maar dat toen een zwartkleurige personenauto achteruit de inrit kwam inrijden en aldus de inrit geheel geblokkeerd werd door die auto. Op datzelfde moment begonnen twee jongens aan beide zijden van de auto te slaan en te stompen op de ruiten en hoorde aangever de jongens meerdere keren roepen: ‘geld geld’ en ‘maak open’.
Volgens aangever werd vervolgens met een rood voorwerp het raam van het voorportier aan de bestuurderszijde ingeslagen. Direct na het inslaan van de ruit werd zijn mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) uit zijn handen gegrist. Volgens zijn verklaring, werd aangever bij de revers van zijn jasje gepakt en voelde hij dat daarbij een vuist tegen zijn kaak werd gedrukt, waardoor zijn hoofd werd weggeduwd. Tegelijkertijd dat zijn hoofd afgewend werd, voelde aangever dat met twee handen zijn bovenkleding werd doorzocht en vanuit zijn linkerbroekzak een stapeltje met 100 bankbiljetten van 50 Euro werd weggenomen. Toen de daders het geld hadden, zag aangever nog een hand en een arm naar binnen komen, die de autosleutel uit het contact van de auto haalde.
Nadat de daders vertrokken waren, constateerde aangever [aangever 1] dat de beide voorbanden van zijn auto lek waren. Ook stonden de beide achterportieren van zijn auto open en was een plastic tas met administratie verdwenen.
De getuige [getuige 1] was op 15 november 2009 bij aangever [aangever 1] en heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat de brandgang was versperd door een personenauto merk Golf, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken]. Eén persoon was op de ruit en de deur van de auto van aangever [aangever 1] aan het slaan en stond te roepen en te schreeuwen naar [aangever 1]. Deze persoon heeft volgens getuige [getuige 1] de ruit van het bestuurdersportier kapotgeslagen met een ruitentikker. De getuige [getuige 1] werd, volgens zijn verklaring, door de tweede persoon op afstand gehouden. Bij de rechter-commissaris d.d. 20 mei 2010 heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat de tweede persoon op 30 centimeter afstand voor hem ging staan om hem van het gebeuren bij de auto van aangever [aangever 1] weg te houden. Tevens zijn de contactsleutels uit de auto van getuige [getuige 1] gehaald.
De getuige [getuige 2], die op de [adres] te Soest woont, hoorde op 15 november 2009 omstreeks 14.00 uur een hoop geschreeuw en zag, volgens zijn verklaring bij de politie , dat bij het linkervoorportier van een Volkswagen Caddy een man stond. Verder zag hij dat deze persoon een grote lichtbruine doos in zijn handen had. Voor de Volkswagen Caddy stond een donkere Golf voorzien van het kenteken [kenteken], die de Volkswagen Caddy de weg versperde.
Nadat de politie kort daarna de Volkswagen Golf had klemgereden, is medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna te noemen: [medeverdachte 1]) weggerend en aangehouden . Op zijn vlucht liet hij een wit met blauwe plastic tas vallen. Deze tas is nadien door aangever herkend als de weggenomen tas met administratie.
Tijdens de fouillering werd in de broekzak van [medeverdachte 1] € 500,00 aangetroffen en in de bossages nabij de lokatie van de aanhouding van verdachte werd een stapeltje van 44 bankbiljetten van 50 euro, samengebonden met een elastiekje, aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij dit geld heeft weggegooid.
Ook verdachte is direct aangehouden . Verdachte was de bestuurder van de Volkswagen Golf. Tijdens de fouillering werd in de linkerbroekzak van verdachte € 2.501,21 aangetroffen, waarvan 30 bankbiljetten van 50 euro. Alle bankbiljetten van 50 euro die zijn aangetroffen bij zowel verdachte als [medeverdachte 1] zijn op dezelfde manier in de stapel opgenomen, namelijk met de bovenzijde naar boven en elk tiende biljet was een halve slag gedraaid.
Bij de politie heeft [medeverdachte 1] d.d. 4 maart 2010 bekend dat hij op 15 november 2009 samen met – onder meer – [medeverdachte 2] en [verdachte] in de Volkswagen Golf is gaan zitten, met zicht op de loods van aangever [aangever 1]. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft met een mes de voorbanden van de auto van aangever [aangever 1] kapot gestoken. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat verdachte de Volkswagen Golf voor de auto van aangever [aangever 1] parkeerde, zodat deze niet meer weg kon rijden. Daarop is [medeverdachte 1] uitgestapt en aan de bestuurderszijde naast aangever gaan staan en vroeg hem om zijn geld.
Volgens [medeverdachte 1] bij de politie hebben de medeverdachten de dozen met weed en de plastic tas uit de auto gehaald en meegenomen. Onderweg heeft verdachte de contactsleutels die uit de auto van getuige [getuige 1] waren gehaald, uit het raam van de auto gegooid.
In de Volkswagen Golf heeft de politie op de vloer voor de rechter voorstoel een plastic zak met hennep aangetroffen , met een gewicht van 120,32 gram. [medeverdachte 1] heeft bij de politie bekend dat deze plastic zak met weed in de auto lag .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 mei 2010 verklaard dat hij niet bij het incident betrokken is geweest en er ook niet aan heeft deelgenomen, maar dat hij rond 14.00 uur naar buiten is gegaan en bij de bushalte een lift kreeg van de auto die voorbij kwam rijden. [medeverdachte 1] was volgens de verklaring van verdachte de enige bekende in de auto en was de bestuurder. [medeverdachte 1] stapte uit en ging op de bijrijdersstoel zitten en verdachte bestuurde vanaf dat moment de auto. Het bij verdachte aangetroffen geld had hij, volgens zijn verklaring ter terechtzitting, van zijn ouders gekregen en was bestemd om nieuwe kleding te komen, een schaap te betalen en om op school € 1.500,00 studiegeld contant te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie en ter terechtzitting, niet aannemelijk is. De rechtbank baseert zich daarbij op de volgende feiten en omstandigheden: - Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie van meet af aan verklaard dat [verdachte] de bestuurder van de Volkswagen Golf was, ook op het moment van het tenlastegelegde; - Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] de jongen was die achter het stuur van de Volkswagen Golf heeft gezeten; - Verdachte was de bestuurder van de Volkswagen Golf toen de politie deze traceerde en er was sprake van een wilde achtervolging, waarbij fietsers en wandelaars opzij moesten springen om te voorkomen dat zij door de auto geraakt werden ; (pag. 112ev) - Bij verdachte is bij de aanhouding geld aangetroffen in de coupures zoals weggenomen bij aangever [aangever 1], te weten 30 biljetten van € 50. Bovendien waren deze biljetten op dezelfde manier gestapeld als de biljetten van 50 euro die [medeverdachte 1] in de bossages heeft weggegooid en afkomstig waren van aangever [aangever 1] ; - De verklaring van verdachte met betrekking tot het geldbedrag is ook na onderzoek niet aannemelijk geworden. Contante betaling van studiegeld was volgens het door de raadsman ter terechtzitting van 28 mei 2010 overgelegde document van de Hogeschool van Amsterdam d.d. 14 september 2009 niet mogelijk. Ook is niet aannemelijk geworden dat de auto van de moeder van verdachte voor meer dan € 800,00 is verkocht, nu de koper [betrokkene 1] heeft verklaard € 800,00 betaald te hebben en niet is in te zien waarom dat hij daarover niet naar waarheid zou verklaren. Te meer - Uit het proces-verbaal 'tijdlijn' d.d. 6 augustus 2010 is op te maken dat om omstreeks 13.55 uur het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden, waarna de Volkswagen Golf, volgens de verklaring van [medeverdachte 1] , eerst naar zijn woning aan de [adres] te Soest is gereden. [verdachte] en de andere jongens bleven op [medeverdachte 1] wachten. Toen [medeverdachte 1], volgens zijn verklaring, terugkwam bij de auto was [betrokkene 2] naar huis gegaan met de dozen wiet. [betrokkene 2] woont aan de [adres] te Soest. Uit de door de raadsman ter terechtzitting van 28 mei 2010 overgelegde plattegrond blijkt dat de [adres] parallel ligt aan de [adres] te Soest. Daarna zijn zij in de auto weggereden en kwam kort daarna de politie achter hen aan en werden zij achtervolgd. Omstreeks 14.10 uur heeft de politie de vluchtauto in beeld. Niet is in te zien hoe en waarom de auto, gelet op de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde plattegrond en gelet op de korte tijdspanne, aan de andere zijde van de [adres] toevalligerwijs langs de bushalte aan de [adres] te Soest, aan de achterzijde van de woning van verdachte, zou zijn gereden en vervolgens tevens een bestuurderswisseling zou hebben plaatsgevonden; - In de Volkswagen Golf zijn drie mobiele telefoons aangetroffen, te weten twee mobiele telefoons in het vak van het linkervoorportier en één mobiele telefoon in het dashboardkasje, waarop DNA-profielen zijn aangetroffen die met elkaar en met het DNA-profiel van verdachte matchen . De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanaf het begin de bestuurder van de Volkswagen Golf is geweest en derhalve dat verdachte samen met anderen geweld heeft toegepast, teneinde de in de tenlastelegging genoemde goederen wederrechtelijk te verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte als medepleger verantwoordelijk worden gehouden voor het ten laste gelegde. De rechtbank wijst daarbij op het proces-verbaal telecommunicatie , waarbij het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 2] werd afgeluisterd op 15 november 2009. Omstreeks 13.47 uur hoorde de verbalisant dat de telefoon gebruikt werd in een rijdende auto waarin meerdere mannen zaten. Op de achtergrond is te horen dat er werd gezegd: daar is hij, rechts, we moeten hem klemmen, nee wacht, ik weet waar we hem kunnen klemmen, iets verder op, wacht gewoon rustig joh, als hij hier nog een keer naar rechts gaat, dan sta je er. Derhalve was verdachte op de hoogte van hetgeen er ging gebeuren en hij heeft zich daarvan niet gedistantieerd. Na het incident heeft verdachte gedeeld in de buit door € 1.500,00 bij zich te nemen en heeft hij de vluchtauto bestuurd. Daar komt bij dat verdachte de contactsleutel van de auto van getuige [getuige 1] uit het raam heeft weggegooid, zoals [medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld of het geld daadwerkelijk is afgepakt of aangever het geld onder dwang heeft aangegeven. In elk geval is verdachte door zijn handelwijze en het handelen van de medeverdachten in bezit gekomen van de goederen tegen de wil van aangever [aangever 1] en was het oogmerk van verdachte daarop gericht.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 15 november 2009 te Soest tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van 5000,- euro en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en/of een plastic tas (inhoudende administratie) en/of een autocontactsleutel en/of een hoeveelheid weed/hennep, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of
[bedrijf 1],
en
- een autocontactsleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige 1] en/of [bedrijf 1],
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging van geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 5000,- euro en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en/of een plastic tas (inhoudende administratie) en/of een autocontactsleutel en/of een hoeveelheid weed/hennep, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [bedrijf 1],
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- meermalen heeft/hebben geroepen: "Geld, geld" en "Maak open" en
- daarbij meermalen op/tegen de ruiten van het portier aan de bestuurszijde van de auto van die [aangever 1] heeft/hebben geslagen/gestompt en
- twee voorbanden heeft/hebben lekgestoken en
- een ruit van de auto van die [aangever 1] heeft ingeslagen met een ruitentikker en
- de revers van de jas van die [aangever 1] met kracht heeft vastgepakt en
- met kracht tegen de kaak en/of het hoofd van die [aangever 1] heeft geduwd/gedrukt en
- de jas en de kleding van die [aangever 1] heeft doorzocht;
2.
hij op 15 november 2009 te Soest tezamen en in vereniging met een
anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 120 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en/of
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd, nu zij zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Verdachte heeft samen met anderen een persoon overvallen teneinde zijn geld en andere goederen te verkrijgen. Verdachte en zijn mededaders zijn er niet voor teruggeschrokken geweld te gebruiken. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Wat de relatie tussen aangever en een van de medeverdachten ook is geweest, het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier aan geld te komen. Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij als bestuurder van de auto een forse bijdrage heeft geleverd in het realiseren van het tenlastegelegde. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De door de officier van justitie gevorderde straf acht de rechtbank gelet op het blanco strafblad van verdachte, zijn rol en aandeel in het bewezenverklaarde, te hoog. De rechtbank zal, alles afwegende, daarmee rekening houden.
7. Het beslag
7.1. De teruggave aan [aangever 1]
De rechtbank zal de teruggave gelasten van € 1.500,00 (30 briefjes van € 50,00) aan aangever [aangever 1], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.2. De teruggave aan rechthebbende(n)
De rechtbank zal de teruggave gelasten van een overjas (Botticelli), een mobiele telefoon (Nokia 2700), twee mobiele telefoons (beide van het merk Nokia en kleur zwart), een identiteitsbewijs op naam van [naam] aan degene(n), die redelijkerwijs als rechthebbende(n) kan/kunnen worden aangemerkt.
7.3. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van € 1.001,20 aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Deze schade dient te worden verminderd met de bij verdachte en [medeverdachte 1] in beslag genomen geldbedragen, te weten € 1.500,00 respectievelijk € 2.200,00, en waarvan de rechtbank heeft beslist dat deze geldbedragen aan aangever [aangever 1] dienen te worden teruggegeven.
Derhalve acht de rechtbank de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 1.300,00 ter zake van materiële schade en verdachte voor die schade hoofdelijk aansprakelijk.
Voor het overige acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36f, 47, 57, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of
meer verenigde personen,
en/of
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van
de Opiumwet gegeven verbod.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [aangever 1] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten € 1.500,00;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende(en) van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een overjas (Botticelli), een mobiele telefoon (Nokia 2700), twee mobiele telefoons (beide van het merk Nokia en kleur zwart), een identiteitsbewijs op naam van [naam];
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
€ 1.001,20;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 1.300,00, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 1.300,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. I. Bruna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Monincx, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 augustus 2010.