ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8123

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
703983 AE VERZ 10-318
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst op basis van bedrijfseconomische redenen en verboden onderscheid naar arbeidsduur

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 16 september 2010 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van Green Seed The Netherlands B.V. tegen een werkneemster, hierna aangeduid als [verweerster]. Green Seed verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische redenen, waarbij zij stelde dat de functie van [verweerster] niet langer nodig was door een daling van het werkaanbod en financiële verliezen in de voorgaande jaren. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Green Seed niet op de juiste wijze heeft bepaald welke arbeidsplaats moest komen te vervallen. De functies van [verweerster] en een collega, aangeduid als [A], waren onderling uitwisselbaar, en de vennootschappen Green Seed en Food & Drink Experience B.V. (FDE) waren zodanig met elkaar verweven dat zij als één geheel moesten worden beschouwd voor de toepassing van het afspiegelingsbeginsel.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Green Seed zich niet kon verschuilen achter de formele stelling dat het om twee separate vennootschappen ging. De directeur van Green Seed had bovendien een verboden onderscheid naar arbeidsduur gemaakt door [verweerster] niet in de afwegingen te betrekken, terwijl zij meer werkervaring had dan [A]. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dan ook afgewezen en Green Seed veroordeeld in de proceskosten van [verweerster]. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging bij ontslagprocedures en de toepassing van het afspiegelingsbeginsel in situaties waarin vennootschappen nauw met elkaar verbonden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 703983 AE VERZ 10-318 AC
beschikking d.d. 16 september 2010
inzake
de besloten vennootschap
Green Seed The Netherlands B.V.,
gevestigd te Leusden,
verder ook te noemen Green Seed,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J. de Waard,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerster],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. E.C. Douma.
Verloop van de procedure
Green Seed heeft op 14 juli 2010 een verzoekschrift ingediend.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
Green Seed heeft nadere producties toegezonden voor de zitting.
Het verzoek is ter zitting van 1 september 2010 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1. De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
1.1. [verweerster], geboren op [1977] en derhalve 33 jaar oud, is op 1 maart 2006 in dienst getreden van Green Seed in de functie van Promotional Support Executive.
Het laatstgenoten salaris van [verweerster] bedraagt € 2.280,00 bruto per maand exclusief emolumenten, op basis van 32 uur per week.
1.2. Green Seed richt zich op het geven van adviezen over, het bemiddelen bij of het zelfstandig verrichten van marktonderzoek, verkoop van stimulerende en andere promotionele activiteiten in de ‘food and drink’-sector.
1.3. Per 1 januari 2010 is Green Seed intensief gaan samenwerken met Food & Drink Experience B.V. (hierna: FDE). De aandelen in beide genoemde vennootschappen zijn ondergebracht in CAN Beheer B.V. (hierna CAN), die ook bestuurder van de vennootschappen is.
1.4. [verweerster] heeft in de eerste helft van 2010 zwangerschaps- en bevallingsverlof genoten. Zij heeft thans ouderschapsverlof gedurende één dag per week. Gedurende haar zwangerschaps- en bevallingsverlof is [verweerster] vervangen door een uitzendkracht, [A] (hierna: [A]), met wie per 16 mei 2010 door FDE een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten.
Het verzoek en het verweer
2. Green Seed verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, bestaande uit een verandering van omstandigheden welke zodanig is, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op de kortst mogelijke termijn behoort te eindigen.
Green Seed voert ter onderbouwing van haar verzoek aan dat bedrijfseconomische redenen haar tot haar spijt nopen tot het doen vervallen van de functie van [verweerster]. In 2008 is nog winst gemaakt, maar in 2009 is een verlies geleden van
€ 36.057, = en het geschat verlies over 2010 bedraagt € 214.678, =. De verwachtingen voor 2011 zijn ook drastisch verslechterd. Ingrijpende maatregelen zijn dan ook noodzakelijk geworden. Het werkaanbod is gedaald en de ondersteunende werkzaamheden van [verweerster] kunnen worden overgenomen door collega’s. Nu [verweerster] niet bereid is te praten over een passende regeling is het noodzakelijk geworden een verzoekschrift tot ontbinding in te dienen.
3. [verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij concludeert tot afwijzing van het verzoek, omdat zij haar baan bij Green Seed wil behouden en stelt daar aanspraak op te kunnen maken. De argumenten daartoe komen hierna aan de orde.
De beoordeling
4. Allereerst is er tussen partijen debat gevoerd over de vraag of sprake is van voldoende (onderbouwde) dringende bedrijfseconomische redenen om tot de conclusie te moeten komen dat een arbeidsplaats moet komen te vervallen. Beantwoording van deze vraag kan in het midden blijven, nu [verweerster] met recht heeft aangevoerd dat zo al een arbeidsplaats moet komen te vervallen, zij niet de eerste is die voor ontslag in aanmerking zou moeten worden gebracht.
5. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Allereerst is ter zitting door Green Seed erkend dat de functies die [verweerster] en [A] bij respectievelijk Green Seed en FDE vervullen, onderling uitwisselbaar zijn. In zoverre zou het afspiegelingsbeginsel dus moeten worden toegepast. Green Seed beroept zich echter op het feit dat sprake is van twee separate vennootschappen, die voor de toepassing van het afspiegelingsbeginsel en voor de bepaling van de anciënniteit niet als één onderneming mogen worden gezien. Zij meent om die reden juist te hebben gehandeld. De kantonrechter volgt Green Seed hierin niet.
De vennootschappen zijn beide 100% dochterondernemingen van CAN en zijn dus in concernverband met elkaar verbonden. Bij Green Seed zijn - naast de directeur - vier werknemers in dienst, bij FDE naast de directeur uitsluitend [A]. Ter zitting is komen vast te staan dat beide ondernemingen in één en hetzelfde pand gehuisvest zijn en dat de werkzaamheden van de vennootschappen door elkaar heen lopen. Als de telefoon gaat wordt deze, al naar gelang het signaal dat wordt gegeven, door alle voornoemde werknemers beantwoord met hetzij de naam van de ene onderneming hetzij die van de andere onderneming. Op de websites van beide ondernemingen staan de namen en foto’s van alle werknemers van beide ondernemingen en in de uittreksels van de Kamer van Koophandel is bij beide vennootschappen vermeld dat er zes werknemers werkzaam zijn.
Het Ontslagbesluit spreekt van afspiegeling “per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging (…)”. Het begrip bedrijfsvestiging wordt in de Toelichting op het Ontslagbesluit omschreven als “elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband”. De ondernemingen van Green Seed en FDE zijn aldus niet alleen via de moedervennootschap maar ook feitelijk - en zowel intern als extern kenbaar - dusdanig met elkaar verweven dat naar het oordeel van de kantonrechter niet meer gesproken kan worden van zelfstandige eenheden als bedoeld in voornoemde Toelichting. Green Seed kan zich onder de gegeven omstandigheden niet verschuilen achter de formele stelling dat sprake is van twee separate vennootschappen en had bij de toepassing van het afspiegelings- en het anciënniteitsbeginsel [A] in de afwegingen moeten betrekken.
Hier komt nog het volgende bij. De directeur van Green Seed heeft ter zitting uiteengezet waarom het logisch was [A] op de loonlijst van FDE te zetten en niet op die van Green Seed. Hij heeft echter eveneens uiteengezet dat bij de afweging welke functie moet komen te vervallen, is meegewogen dat [A] vijf dagen per week werkt en [verweerster] vier dagen per week, terwijl zij grofweg hetzelfde salaris ontvangen. Voor hetzelfde bedrag krijgt Green Seed bij [A] dus een hogere beschikbaarheid en meer output, aldus de directeur. Nog daargelaten dat [verweerster] erop wijst dat zij meer werkervaring heeft en in vier dagen waarschijnlijk ongeveer dezelfde output heeft als [A] in vijf dagen, heeft Green Seed met deze afweging een in artikel 7:648 BW verboden onderscheid naar arbeidsduur gemaakt. Ook in dit opzicht is de gemaakte keuze onjuist.
6. Gelet op het voorgaande moet de conclusie luiden dat ook indien juist is dat Green Seed een arbeidsplaats moet laten vervallen, zij niet op de juiste wijze heeft bepaald welke arbeidsplaats dat moet zijn. Nu de werkzaamheden in de functies van [verweerster] en [A] onderling uitwisselbaar zijn, Green Seed en FDE in het kader van de hier aan de orde zijnde beoordeling als één geheel moeten worden gezien, [verweerster] langer in dienst is dan [A] en de motieven om [verweerster] en niet [A] voor ontslag in aanmerking te laten komen, ook nog eens gelegen zijn in een verboden onderscheid naar arbeidsduur, stelt [verweerster] terecht dat het verzoek tot ontbinding niet moet worden gehonoreerd. De kantonrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.
7. Green Seed heeft ter zitting nog aangevoerd dat de situatie voor haar en voor FDE sinds de indiening van het ontbindingsverzoek verder is verslechterd en dat waarschijnlijk naast [verweerster] alsnog andere werknemers - mogelijk ook [A] - zullen moeten afvloeien, zodat een eventuele overwinning van [verweerster] slechts een Pyrrusoverwinning zal zijn. De kantonrechter acht dit geen argument om thans de gevraagde ontbinding niet af te wijzen. [verweerster] heeft terecht opgemerkt dat deze opmerking van Green Seed niet is onderbouwd met kopieën van ontbindingsverzoeken, zodat nog geenszins vaststaat wat er gaat gebeuren. Indien Green Seed nieuwe ontbindingsverzoeken wil indienen voor meerdere werknemers, waaronder mogelijk ook voor [verweerster] (dan wel vergunningen wil aanvragen bij het UWV Werkbedrijf), zal alsdan de situatie opnieuw op haar merites worden bezien. Dat de door Green Seed gewenste kostenreductie vertraging oploopt is spijtig voor haar, maar is gevolg van het feit dat zij niet een juiste afweging heeft gemaakt.
8. Green Seed zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten
van [verweerster], vastgesteld op basis van het binnen de rechtspraak gehanteerde liquidatietarief.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Green Seed in de proceskosten aan de zijde van [verweerster], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400, = aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 september 2010.