ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8019

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600177-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van verdachte in inrichting voor stelselmatige daders na bedreiging en lokaalvredebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 augustus 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 21 november 1981 in Hongarije. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met de dood van een arts assistent op 4 februari 2010 en van lokaalvredebreuk op 15 april 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 februari 2010 de arts assistent heeft bedreigd met de woorden: 'Als je nog een keer tegen mij schreeuwt dan steek ik je neer'. Daarnaast heeft de verdachte op 15 april 2010 wederrechtelijk een besloten lokaal van de Media Markt betreden, terwijl hem de toegang tot deze winkel was ontzegd voor een periode van 12 maanden.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De reclassering heeft aangegeven dat behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte noodzakelijk is om het recidiverisico te verkleinen, maar dat een vrijwillige behandeling niet haalbaar is. Daarom heeft de rechtbank de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de officier van justitie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis moet rapporteren over de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9a, 38m, 38n, 38s, 138 en 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 4 augustus 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het bepalen van de op te leggen maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600177-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Hongarije),
wonende te [woonplaats], [woonadres]
gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht, Wolvenplein 27.
raadsvrouwe mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 augustus 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 februari 2010 te Utrecht een arts assistent heeft bedreigd met de dood, althans met zware mishandeling, en voorts zich op 15 april 2010 te Utrecht heeft schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1. en 2. aan verdachte ten laste gelegde bewezen en bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde:
Op 5 februari 2010 deed [aangever 1] aangifte van bedreiging met de dood .
Zij verklaarde dat zij werkzaam was als arts assistent op de afdeling psychiatrie en verslaving unit 1 in het Willem Arntszhuis van Altrecht te Utrecht. Op 4 februari 2010 zat zij in haar kantoor te werken. Een verpleegkundige kwam haar kantoor binnen en vertelde dat [verdachte] niet wilde meewerken aan de fouillering. [verdachte] schold de verpleegkundige en een andere collega uit. Op basis van dit incident vroeg haar collega toestemming om [verdachte] te schorsen. Zij wilde [verdachte] schorsen. Zij zag dat [verdachte] bij het kantoor stond. Zij zei: "We gaan je schorsen". Zij hoorde [verdachte] tegen haar zeggen: "Als je nog een keer tegen mij schreeuwt dan steek ik je neer".
Verdachte heeft ter terechtiztting verklaard dat hij op 4 februari 2010 te Utrecht [aangever 1], arts assistent, met de dood heeft bedreigd. Verdachte heeft ook verklaard dat het kan zijn dat hij heeft gezegd: "Als je nog een keer tegen mij schreeuwt dan steek ik je neer".
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde:
Op 15 april 2010 deed [aangever 2] namens Media Markt te Utrecht aangifte van lokaalvredebreuk . Hij verklaarde dat hij op 15 april 2010 werkzaam was in Media Markt aan Gildenkwartier 181 te Utrecht. Hij liep zijn ronde als beveiliger en zag een voor hem bekende jongen in de winkel lopen. Hij herkende deze jongen van een eerdere aanhouding. De jongen had op 3 november 2009 een winkelontzegging voor Media Markt gekregen voor de duur van 12 maanden.
De betrokken persoon is [verdachte], geboren op [1981] te [geboorteplaats], Hongarije.
Een schriftelijk stuk, te weten een fotokopie van een formulier winkelontzegging d.d. 2 november 2010 [de rechtbank begrijpt: 2009], vermeldt: Aan de heer [verdachte], 21 november 1981 te [geboorteplaats]. Gelet op uw gedrag in de Media Markt aan Gildenkwartier 181 te Utrecht op 2 november 2009 krijgt u met ingang van heden een verbod om onze winkel te betreden voor de duur van 12 maanden.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij op 15 april 2010 zich heeft bevonden in de Mediamarkt te Utrecht. Hij wist dat hem de toegang tot deze winkel was ontzegd.
4.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 4 februari 2010 te Utrecht [aangever 1] (arts assistent) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd :"als je nog een keer tegen mij schreeuwt dan steek ik je neer";
2.
op 15 april 2010 te Utrecht wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het Gildenkwartier 181 en in gebruik bij de Mediamarkt, welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van 12 maanden, ingaande op 02 november 2009.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
In het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van verdachte heeft primair bepleit om de gevorderde ISD-maatregel af te wijzen en de zaak af te doen met een reguliere straf. Subsidiair heeft zij erop gewezen dat de rapportage over verdachte summier is en dat aanvullend onderzoek wenselijk was geweest. Zij heeft aangevoerd dat, zo de rechtbank tot het opleggen van de ISD-maatregel zou overgaan, de rechtbank in haar vonnis ambtshalve zou moeten bepalen dat na een periode van 6 tot 8 maanden de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal worden beoordeeld.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan overweegt de rechtbank dat het voor wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde om een ernstig feit gaat. Verdachte heeft een arts die hem als hulpverlener bijstond, ernstig bedreigd. Door deze bedreiging zijn bij het slachtoffer gevoelens van schrik en angst teweeggebracht.
Voor wat betreft het onder 2 bewezenverklaarde overweegt de rechtbank dat het een hinderlijk feit betreft.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat het ad informandum gevoegde strafbare feit ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank wordt gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met dat feit rekening houdt.
Nu verdachte het feit heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met het ad informandum gevoegde feit betreffende parketnummer 504031-10: Lokaalvredebreuk in een besloten lokaal van de gemeente Utrecht op 5 februari 2010.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van het Centrum Maliebaan te Utrecht, d.d. 6 mei 2010, opgemaakt door B.H.V. Dolle, reclasseringswerker, die schrijft dat verdachte een 29-jarige, beschadigde man is, die vanaf zijn adolescentie acting out gedrag vertoont. Het recidiverisico op terugval in zowel bedreigend en agressief gedrag als in vermogensdelicten is groot. In de afgelopen jaren staan ADHD en een persoonlijkheidsstoornis NAO op de voorgrond. Daarnaast is betrokkene een poly-gebruiker die alles met overmaat gebruikt wat hij in handen krijgt. Eerder is ook de diagnose schizofrenie gesteld. Betrokkene zou het meest baat hebben bij een behandeling in een zeer strikt kader zoals een FPK. Rapporteur acht oplegging van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk;
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 juli 2010, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor misdrijven en dat hij in de periode van 5 jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten diverse keren onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf wegens misdrijven, te weten op:
- 18 november 2009 tot een gevangenisstraf van 4 weken;
- 29 april 2008 tot een gevangenisstraf van 2 weken en tot een tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 14 dagen;
- 25 juli 2007 tot een gevangenisstraf van 3 weken;
- 13 juni 2007 tot een gevangenisstraf van 17 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk;
- 14 februari 2007 tot een gevangenisstraf van 6 weken.
Uit het voorgaande trekt de rechtbank de conclusie dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de toelichting van reclasseringswerker Dölle die ter zitting is gehoord als deskundige. Hij heeft verklaard dat behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte noodzakelijk is om het recidiverisico te verkleinen. Een behandeling in een vrijwillig kader is niet haalbaar nu verdachte tevreden is met de huidige situatie. Er bestaan voorts geen gronden voor een rechterlijke machtiging tot opname in een psychiatrische kliniek omdat verdachte zich houdt aan de voorwaarden die zijn gesteld in het kader van de voorwaardelijk opgelegde rechterlijke machtiging. De reclassering ziet de ISD-maatregel dan ook als de enige mogelijkheid om het gedrag van verdachte daadwerkelijk te beïnvloeden.
De rechtbank heeft gezien dat, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, de reclasseringsrapportage over verdachte beperkt van omvang en diepgang is. Vooropgesteld wordt dat de oorzaak daarvan bij verdachte ligt nu hij zich weinig coöperatief heeft opgesteld en geen toestemming gaf om referenten uit zijn hulpverleningscircuit te raadplegen. Niettemin heeft de reclassering, onder andere door raadpleging van rapporten van ketenpartners, in voldoende mate een beeld kunnen schetsen van verdachte, zijn achtergrond, de actuele stand van zaken op de leefgebieden en van het recidiverisico. De rechtbank acht zich dan ook voldoende voorgelicht over de persoon van verdachte om een gefundeerde beslissing te kunnen nemen.
Het onder 1. bewezen verklaarde feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
De rechtbank zal de gevorderde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen, aangezien de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de officier van justitie binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis bericht over de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de op te leggen maatregel.
Het onder 2 bewezen verklaarde feit is geen misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Gelet op de strafoplegging voor het onder 1 bewezen verklaarde zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9a, 38m, 38n, 38s, 138 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het onder 1. en 2. tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de hiervoor onder 5.1 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van TWEE jaren.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen NEGEN maanden bericht over de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel.
Beveelt de oproeping van de veroordeelde, diens raadsvrouwe en een deskundige verbonden aan de inrichting voor een zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank tegen een nog nader te bepalen tijdstip gelegen kort voor 31 mei 2011.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. J.M. Bruins en
H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 augustus 2010.