ECLI:NL:RBUTR:2010:BN7992

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600048-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van moeder en zus door verdachte met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 juli 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zijn moeder en zus heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 januari 2010 in Amersfoort opzettelijk zijn moeder en zus heeft mishandeld door hen te slaan en te schoppen. De verdachte is eerder veroordeeld voor mishandeling, wat meegewogen is in de beslissing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uur opgelegd, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Een bijzondere voorwaarde van de straf is dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief een meldingsgebod en behandeling bij De Waag of een vergelijkbare instelling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het psychiatrisch onderzoek, waaruit bleek dat de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank achtte het niet noodzakelijk om een aanvullende rapportage op te laten maken, gezien de recente datum van het eerdere onderzoek. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straffen passend zijn, gezien het recidiverisico en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600048-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] (Iran),
wonende te [woonadres], [woonplaats].
raadsvrouw mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 juli 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: zijn moeder heeft mishandeld
Feit 2: zijn zus heeft mishandeld
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen voor zover het het slaan en schoppen van de moeder en zus van verdachte betreft. Zij baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, de verklaringen van moeder en zus en de getuigenverklaring van de buurman. Het stompen, dat bij beide feiten ten laste is gelegd, acht de officier niet wettig en overtuigend bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft de feiten aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het stompen niet bewezen kan worden.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 14 juli 2010;
- het proces-verbaal bevindingen omtrent de verklaring van de moeder van verdachte ;
- het proces-verbaal bevindingen omtrent de verklaring van de zus van verdachte ;
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 13 januari 2010 te Amersfoort opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [aangever 1], meermalen tegen meer lichaamsdelen heeft geschopt en geslagen, waardoor vorenbedoelde persoon pijn heeft ondervonden.
2.
Hij op 13 januari 2010 te Amersfoort, opzettelijk mishandelend [aangever 2] meermalen tegen haar gezicht en hoofd en borst en andere lichaamsdelen heeft geschopt en geslagen, waardoor voornoemde [aangever 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: mishandeling, begaan tegen zijn moeder
Feit 2: mishandeling
5.2. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 01 juli 2010 van C.J.F. Kemperman (psychiater). In dit rapport wordt door de psychiater aan de rechtbank geadviseerd om verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater over en maakt deze tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandeling bij De Waag of een vergelijkbare instelling;
- een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, wanneer de rechtbank een behandeling wil opleggen, een aanvullende rapportage over verdachte te laten uitbrengen. Verdachte heeft aangegeven dat de rapporten tot stand zijn gekomen op een moment dat hij niet lekker in zijn vel zat en dat dit van invloed is geweest op de inhoud van de rapportages. Sinds ongeveer anderhalve maand gaat het een stuk beter met hem. Hij zegt nooit meer agressief te worden. Verdachte zal wel meewerken indien er een behandeling wordt opgelegd, maar hij vindt niet dat hij behandeling nodig heeft.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn zus en moeder mishandeld door hen te slaan en te schoppen. De ernst van het feit wordt mede ingegeven door de omstandigheid dat de mishandeling is begaan tegen personen die in familierechtelijke betrekking staan tot verdachte en dat de mishandelingen in het huis van moeder hebben plaatsgevonden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2010 waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een mishandeling en het Reclasseringsadvies van 7 mei 2010, waarin wordt geadviseerd om verdachte een (gedeeltelijke) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldingsgebod en een behandelverplichting. Gezien de directe samenhang van het agressieve gedrag en de antisociale persoonlijkheidsstoornis met het criminele gedrag van verdachte moet hij volgens de reclassering worden verplicht om zich hiervoor te laten behandelen bij De Waag in Amsterdam.
Daarnaast is er een pro justitia rapportage uitgebracht, zoals reeds genoemd onder 5.2. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd:
“Al met al ontstaat een beeld van leegte en contactarmoede. Dit zijn cluster A persoonlijkheidstrekken waarbij men dat vaak samenvat onder excentriciteit of vreemd zijn. Het zou kunnen dat dit verankerd is in de persoonlijkheid en dat onder invloed van stressoren het decompenseert richting een psychotisch beeld. Ook de achterdocht zou versterkt kunnen worden en dan zou het kunnen gaan handelen om een paranoïde psychose. De leegte die men aantreft zou kunnen duiden op een schizofrene stoornis met affectvlakheid. Toch kan men niet met zekerheid opmerken op dit moment dat betrokkene psychotisch is. Wel kan men op grond van de cluster A en B persoonlijkheidstrekken en de ernstige sociale isolatie zoals die gepresenteerd wordt stellen dat in ieder geval een stoornis, een gebrekkige ontwikkeling, aanwezig is. Deze stoornis lijkt ook aanwezig geweest ten tijde van de litigieuze datum. In de differentiaal diagnose zou men verder kunnen opnemen de autistiforme stoornis, maar om dat met zekerheid te kunnen formuleren is een hetero-anamnese noodzakelijk en die ontbreekt. Betrokkene gaf namelijk geen toestemming voor het opvragen van informatie of het raadplegen van referenten. Het advies aan de rechtbank, alles overziende, luidt dan ook om betrokkene als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het tenlastegelegde. Een behandelverplichting en voortgaande monitoring is noodzakelijk.”
De rechtbank is op grond van de ernst van de bewezen feiten, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd passend is. De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank legt een gevangenisstraf op voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandeling bij De Waag of een vergelijkbare instelling en een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de bovengenoemde rapporten, verdachte gebaat is bij de behandeling bij De Waag, ondanks het feit dat verdachte zelf geen hulpvraag heeft. Zo’n behandeling is voorts nodig om het recidiverisico, dat door de psychiater als matig tot hoog wordt ingeschat, te verkleinen.
De rechtbank merkt over het verzoek van de raadsvrouwe, om een aanvullende rapportage op te laten maken alvorens een behandeling op te leggen, op dat het pro justitia rapport dateert van 1 juli 2010. De gesprekken met de psychiater hebben plaatsgevonden op 14 en 28 juni 2010. Gelet op deze zeer recente datum van de gesprekken, acht de rechtbank het niet noodzakelijk om een aanvullende rapportage te laten opmaken.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: mishandeling, begaan tegen zijn moeder
Feit 2: mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en/of een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. E. Sikkema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 juli 2010.