ECLI:NL:RBUTR:2010:BN7284

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/670373-93
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 11 mei 2010 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de verdachte, die ter beschikking was gesteld wegens een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 15 juni 1994, na een vonnis van 31 mei 1994. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden.

De rechtbank heeft onder andere gekeken naar de rapporten van deskundigen, waaronder een psychiater en een reclasseringsadviseur. De deskundigen gaven aan dat de kans op contraproductieve effecten van verlenging groot is en dat de positie van de verdachte inmiddels is verbeterd door de aanstelling van een bewindvoerder. De rechtbank heeft ook de getuigenverklaringen en de standpunten van de officier van justitie en de raadsman in overweging genomen. De verdachte zelf heeft aangegeven dat zij tevreden is met haar huidige situatie op de zorgboerderij en dat zij haar positie daar niet op het spel wil zetten.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de veiligheid van anderen niet meer eist dat de terbeschikkingstelling wordt voortgezet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, waarmee de rechtbank de beslissing van de deskundigen en de wensen van de verdachte heeft gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/670373-93
Beslissing afwijzing verlenging terbeschikkingstelling.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [1954],
thans verblijvende op de [bedrijf], [adres], [woonplaats]
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
• een afschrift van het vonnis van de Rechtbank Utrecht van 31 mei 1994, waarbij [verdachte] ter beschikking werd gesteld, met verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 15 juni 1994;
• de beslissing van de Rechtbank Utrecht d.d. 27 oktober 2008 tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van [verdachte] voornoemd;
• de beslissing van de Rechtbank Utrecht d.d. 16 juni 2009, waarbij de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is verlengd voor de duur van één jaar;
• de beslissing van het gerechtshof van 23 oktober 2009, waarbij de terbeschikkingstelling is verlengd met een termijn van een jaar met instandhouding van de voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, zoals opgenomen in de beslissing van de rechtbank van 16 juni 2009;
• het verlengingsadvies van psychiater G.J.A.M. Bakkeren, d.d. 29 maart 2010;
• het vijfde voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 23 december 2010, opgemaakt door de heer [betrokkene];
• het zesde voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 23 maart 2010, opgemaakt door de heer [betrokkene];
• het adviesrapport van Reclassering Nederland van 15 april 2010, opgemaakt door de heer [betrokkene];
• de vordering van de officier van justitie d.d. 11 mei 2010, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene met één jaar;
1. De procesgang.
Bij vonnis van deze rechtbank van 31 mei 1994 is [verdachte] ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege, wegens een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, namelijk -kort gezegd- diefstal met geweld. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 15 juni 1994.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
Voorts is de getuige-deskundige [betrokkene] gehoord.
2. De beoordeling
Het standpunt van de Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het advies zoals neergelegd in het Reclasseringsrapport van 15 april 2010, zoals hieronder beknopt is weergegeven.
De aandachtspunten van betrokkene zijn alcoholgebruik en financiën.
Op het moment van het opmaken van het rapport gebruikte betrokkene haar oorspronkelijke medicatie (een eerdere medicatiewisseling gaf negatieve gedragsveranderingen) en functioneerde zij stabiel. Ze is de laatste jaren aanzienlijk milder geworden en het reguleren van haar verbale agressie gaat haar beter af.
Volgens mevrouw [naam], destijds werkzaam als beheerder op de zorgboerderij, kan betrokkene bij stabiel functioneren, zoals ze toen deed, ook na beëindiging van de terbeschikkingstelling op de zorgboerderij blijven. Wel bestaat de kans dat betrokkene dan bij een conflict de zorgboerderij verlaat en stopt met de begeleiding in het kader van het individuele vermogensbeheer (IVB), waarna de kans op terugval in alcoholgebruik en financiële problemen groot is.
Bij beëindiging van de terbeschikkingstelling gaat de voorkeur uit naar een bewindvoerder. Betrokkene heeft destijds aangegeven dat zij niets voelde voor bewindvoering. Naar het oordeel van [naam] past het in eerste instantie niet akkoord gaan met een voorstel van buitenaf bij betrokkene. Betrokkene zal de ruimte en tijd worden gegeven om er over na te denken.
Integrale conclusie uit dit rapport: De beïnvloeding op het gedrag van betrokkene door het terbeschikkingstellingskader en het reclasseringscontact wordt naar inschatting van de reclassering steeds geringer.
Betrokkene is blijvend afhankelijk van zorg die haar geboden wordt op de zorgboerderij.
Volgens [naam] is terbeschikkingstelling niet noodzakelijk om betrokkene binnen de zorgboerderij te handhaven. Beëindiging van de terbeschikkingstelling maatregel wordt gezien als een reële optie.
Wat betreft een mogelijk conflict met de zorgboerderij of de bewindsinstelling, met terugval in oude patronen, heeft betrokkene wel een eigen verantwoordelijkheid, die zij wellicht eerder zal nemen als de reclassering zich niet meer met haar bemoeit.
Voortzetting van de terbeschikkingstelling zou een contraproductieve werking kunnen hebben.
Indien de rechtbank terbeschikkingstelling wel nodig acht dan ziet de reclassering dat als een beschermende maatregel die gezien de kwetsbaarheid van betrokkene aangehouden moet worden zolang het kader dat toelaat. Voortzetting zal niet leiden tot groei in functioneren.
De reclassering adviseert beëindiging van de terbeschikkingstelling.
De getuige-deskundige [betrokkene] heeft het rapport en het advies van de inrichting ter zitting toegelicht. Daarbij heeft hij benadrukt dat de kans dat verlenging van de terbeschikkingstelling contraproductief zal werken, groot is. [betrokkene] heeft voorts verklaard dat de positie van betrokkenen nu sterker is dan ten tijde van het opmaken van het rapport, omdat er inmiddels een bewindvoerder is aangesteld en betrokkene volledig akkoord gaat met het laten beheren van haar financiën door het IVB en de bewindvoerder.
Het standpunt van Psychiater Bakkeren:
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het advies zoals neergelegd in het rapport van 29 maart 2010, zoals hieronder beknopt is weergegeven.
Conflicten zullen blijven spelen door de persoonlijkheid van betrokkene, maar betrokkene wil haar huidige situatie - met haar hond wonen op de zorgboerderij - niet op het spel zetten.
Verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar zal waarschijnlijk niets meer opleveren dan wederom enkele conflictsituaties met afloop zoals eerder geschetst, inhoudende dat betrokkene zich hervindt en het conflict niet hoger oploopt. Alles overwegende is het advies tot een onvoorwaardelijke beëindiging verantwoord.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft het naar haar zin op de zorgboerderij en zal haar positie daar niet op het spel zetten. Op het terrein van de zorgboerderij gaan appartementen gebouwd worden en betrokkene zal daar zelfstandig kunnen en mogen gaan wonen. Zij is het er mee eens dat er een bewindvoerder is ingeschakeld die naast het IVB zorg zal dragen voor haar financiën. Gelet op dit alles en de duur van de terbeschikkingstelling is betrokkene van mening dat de terbeschikkingstelling beëindigd kan worden.
Het standpunt van de raadsman.
De raadsman is van oordeel dat de terbeschikkingstelling beëindigd moet worden en dat dit al in een veel eerdere stadium had moeten gebeuren.
Het standpunt van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling niet meer eist en dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
3. De beslissing.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie d.d. 11 mei 2010 af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. A.J.P. Schotman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Janssens-Kleijn en is uitgesproken op de openbare terechtzitting op 24 juni 2010.
Mr. A.J.P. Schotman is niet in de gelegenheid deze beslissing mee te ondertekenen.