ECLI:NL:RBUTR:2010:BN7124

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600381-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en reclasseringseisen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 juli 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen uit woningen en de diefstal van een auto, waarbij hij gebruik maakte van een eerder gestolen autosleutel. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die onder invloed van harddrugs handelde, een gevoel van onveiligheid in de maatschappij heeft veroorzaakt, vooral omdat in twee van de woningen kinderen aanwezig waren tijdens de inbraken. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, die een hogere straf had geëist, maar heeft besloten tot een lagere straf vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, inclusief een meldingsgebod en behandeling voor zijn drugsverslaving. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de slachtoffers gelast en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, maar de proeftijd met een jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600381-10; 13/457425-07 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein
raadsman mr. C.W. Flokstra, advocaat te Almere
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 juli 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
driemaal diefstal uit een woning heeft gepleegd op verschillende data en een auto heeft gestolen met behulp van bij één van de diefstallen weggenomen sleutel.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De bewezenverklaring van feit 4 baseert zij op de aangifte en de getuigenverklaring van de dochter van aangever, waardoor de officier van justitie ook hier “diefstal uit een woning” bewezen acht.
4.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het bewijs van de ten laste gelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting waarbij hij zijn verklaring bij de politie bevestigt;
- de aangifte van [aangever 1].
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting , waarbij hij zijn verklaring bij de politie bevestigt;
- de aangifte van [aangever 2].
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting , waarbij hij zijn verklaring bij de politie bevestigt;
- de aangifte van [aangever 2].
Ook feit 4 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van
[aangever 3] dat op 8 april 2010 uit zijn woning aan de [adres] in Soest een sleutelbos is weggenomen. Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat verdachte is betrapt bij de achterdeur in bovengenoemde woning ter hoogte van het sleutelbord. Later blijkt de sleutelbos van het sleutelbord te zijn weggenomen. De sleutelbos is van [aangever 3] en bevat een huissleutel, een fietssleutel en een klantenkaart van [naam]. Verdachte heeft de diefstal van de sleutelbos ter zitting bekend, maar ontkent in de woning te zijn geweest en beweert dat de sleutel in de achterdeur zat. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte en bovengenoemde getuigenverklaring en gaat hier dan ook van uit.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 08 april 2010 te Soest met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres], na in die woning te zijn binnengeslopen, heeft weggenomen een handtas bevattende bankpasjes en een portemonnee en een hoeveelheid geld (ongeveer 10 euro) en een mobiele telefoon merk Nokia, type 3110 classic, kleur zwart, toebehorende aan [aangever 1];
2.
op 06 april 2010 te Soest met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres], na in die woning te zijn binnengeslopen, heeft weggenomen een sleutelbos bestaande uit een huissleutel en een autosleutel behorende bij een personenauto BMW 3.18 touring en een portemonnee bevattende een hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro) en bankpasjes en een rijbewijs en een NS-voordeelurenkaart, toebehorende aan [aangever 2];
3.
op 06 april 2010 te Soest met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bij de woning gelegen aan de [adres] staande personenauto merk BMW, type 3.18 Touring, kleur zwart, kenteken [kenteken], toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse (immers kort daarvoor gestolen) autosleutel;
4.
op 08 april 2010 te Soest met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres], na in die woning te zijn binnengeslopen, heeft weggenomen een sleutelbos bestaande uit een huissleutel en een fietssleutel en een klantenkaart van een winkel genaamd [naam], toebehorende aan [aangever 3].
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1, 2 en 4:
telkens diefstal
feit 3:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest. Met als bijzondere voorwaarde Reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandelingsverplichting bij Palier in Den Haag voor de drugsverslaving van verdachte.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, dan wel een duur in de buurt van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich onder invloed van harddrugs schuldig gemaakt aan drie keer een diefstal uit een woning, waarbij verdachte de woning is binnengeslopen en een diefstal van een auto met behulp van een kort daarvoor weggenomen autosleutel. In twee van de woningen waren kinderen aanwezig op het moment dat verdachte daar binnensloop. De diefstallen zijn gepleegd in de buurt van zijn eigen woning. Verdachte heeft met dit gedrag het gevoel van onveiligheid in de maatschappij en in het bijzonder in zijn eigen woonbuurt versterkt. Deze diefstallen veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Slachtoffers van insluipingen moeten vaak lang met een gevoel van onveiligheid leven.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
- het reclasseringsadvies van Centrum Maliebaan d.d. 23 juni 2010 door L. Scheffers, reclasseringswerker, inhoudende een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een ambulante behandeling voor zijn drugsverslaving. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank acht alles afwegend een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Als bijzondere voorwaarde dient verdachte zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandeling bij Palier te Den Haag (of een soortgelijke instelling) voor zijn drugsverslaving, zolang die instelling of de Reclassering dat nodig acht.
De voorwaardelijke gevangenisstraf kan tevens dienen als een “stok achter de deur” ten einde verdachte aan te scherpen zich ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan verdachte zal een proeftijd worden opgelegd van 2 jaar.
7. Het beslag
7.1. De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [aangever 1], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.2. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 6 maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 20 november 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Verdachte heeft volledige openheid van zaken gegeven en probeert nu zijn leven weer op orde te krijgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, hiertoe niet besluiten, maar acht wel verlenging van de proeftijd met 1 jaar op zijn plaats.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, 2 en 4:
telkens diefstal;
feit 3:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandeling bij Palier te Den Haag (of een soortgelijke instelling) voor zijn drugsverslaving;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [aangever 1] van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 13 en 14;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2, 3, 4 en 11;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. J.M. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 juli 2010.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.