Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 265663 / HA ZA 09-871
Vonnis van 15 september 2010
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat: mr. B.E. van der Molen te Utrecht,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G4S ALARMCENTRALE BV,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. R.E. Beverwijk te Utrecht,
2. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiseres], G4S Alarmcentrale en [gedaagde sub 2] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 september 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 16 december 2009;
- de brief van 17 december 2009 van [eiseres];
- de brief van 8 januari 2010 van G4S Alarmcentrale.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. Tussen [eiseres] en AMEV Schadeverzekering N.V. (nu: Fortis ASR Schadeverzekering, hierna te noemen: ASR) is door bemiddeling van de toenmalige assurantietussenpersoon [H.] een zogenaamde Briljantverzekering afgesloten.
2.2. Op 23 augustus 1999 is door [H.] een faxbericht verstuurd aan ASR, inhoudende dat [eiseres], verzekeringsnemer, de brandverzekering wil uitbreiden met dekking voor diefstal en dat elektronische beveiliging aanwezig is. [H.] vraagt in het faxbericht of dit voldoende is om een uitbreiding van de dekking te realiseren.
2.3. Door ASR is aan [H.] bij faxbericht van 20 december 1999 onder meer het volgende bericht:
“(…) In het bronformulier wordt uitgegaan van een verzekerde som tussen de f 10.000,-- en f 125.000,--. Bij deze maximale verzekerde som is een beveiliging volgens klasse 1 voldoende.
In de gegeven situatie bedraagt de verzekerde som echter f 550.000,--.
Bij deze verzekerde som (…) is een beveiliging van minimaal volgens klasse 2 noodzakelijk.
Ligt de verhouding van de verzekerde som anders (veel computerapparatuur) dan is zelfs een beveiliging volgens klasse 3 noodzakelijk.
Wilt u uw relatie hiervan in kennis stellen en ons hierover nader berichten, (…)”
2.4. In 2004 is de verzekeringsportefeuille van [eiseres] door [H.] overgedragen aan IJkema, adviseur bij [gedaagde sub 2].
2.5. Op 4 mei 2005 is tussen [eiseres] en Falck Security Systems BV (hierna te noemen: Falck) een onderhouds- en storingscontract tot stand gekomen. In de overwegingen voor de overeenkomst is onder meer bepaald:
“Overwegende dat: (…) Opdrachtgever het reguliere onderhoud wenst op te dragen aan Falck Security Systems;
Opdrachtgever eveneens Falck Security Systems inschakelt in geval van een storing aan de installatie. (…)”
2.6. Op 20 juli 2005 is tussen [eiseres] en Falck een meldkamerabonnement tot stand gekomen. In artikel 2.1 is bepaald:
“Falck zal het er toe leiden dat onder 2.8. gelocaliseerde en gespecificeerde signaleringsinstallatie zal worden aangesloten op een alarmcentrale welke garandeert te voldoen aan de algemene eisen voor particuliere beveiligingsinstallaties (…).”
Artikel 2.3 bepaalt:
“Falck zal het er toe leiden dat de betreffende alarmcentrale zich jegens opdrachtgever zal verbinden om in geval van de, overeenkomstig artikel 2.2.2. ontvangen alarmmeldingen, telefonisch de sleutelhouder te alarmeren, waarna, al naar gelang de aard van de installatie de politie danwel de brandweer van het alarm in kennis zal worden gesteld.”
2.7. Op of na 13 april 2006 heeft Falck haar naam gewijzigd in G4S Securicor Systems BV.
2.8. Blijkens de werkbon heeft op 26 juli 2007 een monteur van G4S Security Systems BV (hierna: G4S Security Systems) in verband met een storing in het alarmsysteem aan deze installatie gewerkt. De werkbon vermeldt tevens de naam Group 4 Securicor. Om herhaling van een storing te voorkomen, heeft de monteur de alarminstallatie van het bedrijfspand van [eiseres] op een ander ‘promnummer’ gezet. Het promnummer dient ter identificatie van de alarminstallatie in het geval van een melding bij de alarmcentrale.
2.9. Blijkens een werkbon heeft op 31 oktober 2007 een halfjaarlijkse onderhoudsbeurt plaatsgevonden door een monteur van G4S Security Systems. De onderhoudsbon vermeldt tevens de naam Group 4 Securicor. De monteur heeft de wijziging van het promnummer niet opgemerkt.
2.10. In de nacht van 17 op 18 november 2007 is ingebroken in het magazijn van [eiseres]. De alarminstallatie heeft geen melding van de inbraak gegeven.
2.11. Blijkens de werkbon heeft op 20 november 2007 een monteur van G4S Security Systems de wijziging van het promnummer ongedaan gemaakt. Ook deze werkbon vermeldt tevens de naam Group 4 Securicor.
2.12. In haar brief van 25 juli 2008 aan [gedaagde sub 2] schrijft ASR onder meer het volgende:
“Hierbij bevestigen wij u het feit, dat de inventaris/goederenschade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Reeds bij de melding van deze schade hebben wij u erop geattendeerd, dat de dekkingsbeperkingsclausule voor deze dekkingsrubriek schaden in de sfeer van inbraak, diefstal en vandalisme uitsluit. (…)”
In dat verband willen wij benadrukken, dat de verzekering voor inventaris/goederen al jaren op beperkte condities tegen een daarop afgestemde premiestelling heeft gelopen, voordat de onderhavige schade zich voor heeft gedaan. Aangezien verzekeringnemer ([eiseres], toevoeging rechtbank) geen meerpremie vanwege een eventuele bijverzekering van het op het schadetijdstip uitgesloten risico heeft betaald en ook geen polisblad tegemoet heeft mogen zien, waarop een en ander zou zijn aangetekend, had uw cliënt er niet zonder meer van uit hebben mogen gaan, dat wij voor schade door dit evenement eventueel dekking zouden bieden. (…)
2.13. Bij brief van 25 januari 2008 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiseres] G4S Security Systems aansprakelijk gesteld. In deze brief schrijft deze gemachtigde onder meer:
“Namens cliënte [eiseres] VOF stel ik u aansprakelijk voor alle schade veroorzaakt door uw programmeerfout van cliënte’s alarminstallatie (…).
Zoals u bekend is, heeft cliënte de technische klacht direct doorgegeven aan uw bedrijf, en hebben medewerkers van u geconstateerd dat de alarminstallatie verkeerd stond ingeprogrammeerd, hetgeen op 20 november 2007 is verholpen (…).”
2.14. Bij brief van 30 januari 2007 (lees: 2008) heeft de gemachtigde van Group Security Systems het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] bericht:
“Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief van 25 januari 2008 inzake de aansprakelijkstelling betreffende de schade bij uw cliënt Horizon in november 2007.
Namens Group 4 Securicor behandel ik deze aansprakelijkstelling, zowel namens G4S Security Systems bv als namens G4S Beveiliging bv. In eerste instantie zal ik bij de betreffende businessunits informatie opvragen. (…)”
2.15. In opdracht van ASR heeft Biesboer Expertise BV een technisch en tactisch onderzoek ingesteld naar de inbraak. Hiervan is een rapport opgesteld, opgemaakt op 7 mei 2008. In dit rapport staat onder meer:
“Dit systeem had tijdens de inbraak kennelijk geen meldingen gegenereerd. (…)
Uit een uitdraai van de meldingen van het systeem bleek dat tijdens het gebruik van het systeem alleen gebruiker 00002 (PR Factory, toevoeging rechtbank) in- en uitschakelde.
(…)
Op 20 november 2007 worden door monteur [S.] reparatiewerkzaamheden uitgevoerd, (…)
In dit halve uur constateerde de heer [S.] dat in de centrale kast van het systeem twee proms zitten en dat de prom waarop [eiseres] was aangesloten niet binnenkwam bij de meldkamer. Hij repareerde en testte het systeem, waarna het weer functioneerde.”
En voorts:
“Resumé
(…) Na 30 augustus 2007 komen de meldingen van de prom waarop gebruiker 00001 ([eiseres], toevoeging rechtbank) is aangesloten niet meer binnen bij de meldkamer.
Tijdens een circa 3 uur durende onderhoudsbeurt op 31 oktober 2007 merkt de monteur van G4S deze storing niet op.
Op 20 november 2007, naar aanleiding van de inbraak, wordt de storing door een andere monteur van G4S binnen een half uur opgespoord en gerepareerd.”
2.16. Bij brief van 19 februari 2009 heeft Nassau Verzekeringen Maatschappij N.V., de verzekeraar van [gedaagde sub 2] c.s., aansprakelijkheid jegens [eiseres] voor de schade afgewezen.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van G4S Alarmcentrale en [gedaagde sub 2] c.s., hoofdelijk, des dat de één door te betalen de ander zal bevrijden, tot betaling van de schade van EUR 149.177,23, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, rente vanaf 17 november 2007 en kosten.
3.2. G4S Alarmcentrale en [gedaagde sub 2] c.s. voeren verweer en concluderen tot het niet ontvankelijk verklaren van [eiseres] in haar vordering, althans deze vordering af te wijzen.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vaststaat dat er geen uitbreiding van de dekking voor diefstal en inbraak van de verzekering van [eiseres] tot stand is gekomen. Verder staat vast dat er in de nacht van 17 op 18 november 2007 een inbraak heeft plaatsgevonden in het bedrijfspand van [eiseres], waardoor zij schade heeft geleden, welke schade niet door de verzekeraar van [eiseres], ASR, wordt vergoed. Ook staat vast dat er op het moment van de inbraak geen melding vanuit de alarminstallatie in het bedrijfspand is uitgegaan naar de alarmcentrale.
4.2. [eiseres] legt ten eerste aan haar vordering ten grondslag dat ten gevolge van een samenloop van oorzaken schade is geleden door een inbraak en diefstal in het bedrijfspand ter hoogte van een bedrag van EUR 149.177,23. De samenloop van oorzaken bestaat uit:
- enerzijds het feit dat ten gevolge van een schending van de zorgplicht van assurantietussenpersoon [gedaagde sub 2] geen uitbreiding van de dekking van de brandverzekeringsovereenkomst voor het risico van diefstal/inbraak tot stand is gekomen; en
- anderzijds de aan G4S Alarmcentrale toe te rekenen omstandigheid dat het alarm niet functioneerde op het moment van de inbraak, terwijl dit naar behoren had moeten werken.
Immers, alleen als de uitbreiding van de dekking van de verzekering tot stand zou zijn gekomen en het beveiligingssysteem naar behoren had gewerkt, zou zij de schade als gevolg van de inbraak conform de voorwaarden van de verzekeraar vergoed krijgen, aldus [eiseres]. Zij stelt zich op het standpunt dat door deze samenloop van oorzaken zowel [gedaagde sub 2] als G4S Alarmcentrale hoofdelijk aansprakelijk is voor de uiteindelijke schade. Ter onderbouwing van haar stellingen beroept [eiseres] zich onder meer op het rapport van Biesboer Expertise (zie r.o. ?2.15).
4.3. De rechtbank stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat sprake is van een samenloop van oorzaken in de zin van artikel 6:102 van het Burgerlijk Wetboek, en daarmee van hoofdelijke aansprakelijkheid van twee of meer personen, als schade is ontstaan door onrechtmatige gedragingen van twee of meer personen, terwijl voor elk van deze gedragingen geldt dat de(zelfde) schade zonder die gedraging niet zou zijn ingetreden. (zie HR 24 december 1999, LJN: AA4004). Het is niet vereist dat die gedraging de gehele schade zelfstandig heeft of kan hebben teweeggebracht. Voldoende is dat zij dat in samenloop (in samenwerking) met andere oorzaken heeft gedaan. Daarbij is niet vereist dat de aansprakelijkheid van deze personen dezelfde rechtsgrond heeft.
Onrechtmatige daad [gedaagde sub 2] c.s.
4.4. Ter beoordeling ligt allereerst voor of sprake is van een onrechtmatige gedraging van [gedaagde sub 2] c.s. jegens [eiseres], die de schade (mede) heeft veroorzaakt.
4.5. [eiseres] stelt zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt dat [gedaagde sub 2] c.s. haar zorgplicht als assurantietussenpersoon heeft geschonden. Zij voert daartoe aan dat zij al in 1999 haar toenmalig tussenpersoon [H.] heeft verzocht om de dekking van de brandverzekeringspolis uit te breiden naar inbraak/diefstal (zie r.o. ?2.2). Toen vervolgens in september 2004 de portefeuille door [gedaagde sub 2] c.s. van [H.] is overgenomen, behoorde het volgens [eiseres] tot de zorgplicht van [gedaagde sub 2] c.s. als assurantietussenpersoon dat zij haar minimaal één keer per jaar bezoekt om te zien of haar belangen op acceptabele wijze zijn gedekt door de verzekering(en). Verder moet [gedaagde sub 2] c.s. hebben geweten dat de uitbreiding van de dekking niet tot stand was gekomen. [gedaagde sub 2] c.s. had haar hiervan in kennis moeten stellen, omdat zij dan alsnog uitbreiding had gewenst. Omdat [gedaagde sub 2] c.s. heeft nagelaten deze zorgplichten na te komen, heeft zij onrechtmatig gehandeld, aldus [eiseres].
4.6. [gedaagde sub 2] c.s. betwist dat zij niet aan de op haar rustende verplichtingen heeft voldaan. Zij voert daartoe onder meer aan dat het niet tot de zorgplicht van een assurantietussenpersoon behoort de verzekerde minimaal eenmaal per jaar te bezoeken. De frequentie van het voeren van overleg hangt af van de hoeveelheid en de aard van de ondergebrachte verzekeringen, aldus [gedaagde sub 2] c.s. Het betreft in dit geval slechts één standaardverzekering, waarbij de verzekerde som automatisch werd geïndexeerd. Ook als op haar wel een dergelijke plicht zou rusten, is het volgens [gedaagde sub 2] c.s. niet aan haar te wijten dat er geen (jaarlijks) gesprek heeft plaatsgevonden tussen haar en [eiseres]. Na de overname van de portefeuille van [H.] heeft [gedaagde sub 2] c.s. meermalen om een gesprek verzocht, maar [eiseres] vond dit niet nodig.
Tijdens de comparitie heeft [gedaagde sub 2] c.s. toegelicht dat zij met het merendeel van de klanten, die zij van [H.] had overgenomen, gesprekken heeft gevoerd. Tijdens deze gesprekken probeerde zij te achterhalen wat hun wensen waren en of hun belangen afdoende waren afgedekt. [eiseres] wilde echter geen gesprek met haar, omdat zij daarvoor geen tijd zei te hebben. Hierom ging zij ervan uit dat het de wens van [eiseres] was dat het risico van inbreek en diefstal niet verzekerd was, temeer omdat het een al jaren lopende verzekering betrof.
4.7. De rechtbank stelt voorop dat als maatstaf voor de zorgplicht van de assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever geldt dat de assurantietussenpersoon de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen.
4.8. Anders dan [eiseres] kennelijk betoogt, reikt in het licht van voornoemde maatstaf de zorgplicht van de assurantietussenpersoon die een reeds bestaande verzekering in zijn portefeuille opneemt, in beginsel niet zover dat hij onderzoek moet verrichten naar de juistheid van de gegevens die tot de eerdere totstandkoming van de verzekering hebben geleid. Het valt daarentegen in beginsel binnen de risicosfeer van de verzekeringnemer dat hij op het moment waarop hem bekend is geworden dat zijn verzekering bij een andere assurantietussenpersoon is ondergebracht, aan deze tussenpersoon kenbaar maakt welke dekking voor hem essentieel is (vgl. hof Arnhem 19 februari 2008, LJN: BD1306).
4.9. Als onweersproken staat vast dat [gedaagde sub 2] c.s. meermalen heeft geprobeerd met [eiseres] in gesprek te komen over haar wensen en over de vraag of de belangen van [eiseres] met de bestaande verzekering afdoende waren afgedekt. Eveneens staat vast dat deze gesprekken niet hebben plaatsgevonden, omdat [eiseres] daar geen prijs op stelde. Naar het oordeel heeft [gedaagde sub 2] c.s. – wat er ook zij van de stelling dat een tussenpersoon verplicht is ten minste eenmaal per jaar overleg te voeren – onder deze omstandigheden voldaan aan de op haar rustende verplichting te waken voor de belangen van [eiseres].
4.10. Verder heeft [eiseres] ter zitting erkend dat [gedaagde sub 2] c.s. haar diverse polisbladen heeft gestuurd, waaruit bleek dat dekking voor inbraak en diefstal was uitgesloten. Dat [eiseres] kon weten dat de dekking niet was uitgebreid, volgt naar het oordeel van de rechtbank eveneens uit het feit dat [eiseres] geen meerpremie voor bijverzekering heeft betaald (zie r.o. ?2.12). Gelet hierop – en mede gelet op de vergeefse pogingen van [gedaagde sub 2] c.s. om met [eiseres] in gesprek te komen – moet het feit dat diefstal en inbraak niet onder de verzekering bij ASR vallen, voor rekening en risico van [eiseres] blijven. De vordering van [eiseres] ten opzichte van [gedaagde sub 2] c.s. zal worden afgewezen.
Wanprestatie G4S Alarmcentrale
4.11. Voor zover de vordering van [eiseres] jegens G4S Alarmcentrale gebaseerd is op samenlopende oorzaken, wordt deze – gelet op het voorgaande – afgewezen.
4.12. In haar akte houdende uitbreiding van de grondslag van de vordering van 2 september 2009 stelt [eiseres] subsidiair dat G4S Alarmcentrale op grond van wanprestatie aansprakelijk is voor de geleden schade. Ter zitting heeft [eiseres] betoogd dat G4S Alarmcentrale tekort is geschoten in nakoming van haar verplichtingen ingevolge het onderhoudscontract. Door de handelwijze van de monteur van G4S Alarmcentrale op 26 juli 2007 was haar alarminstallatie immers niet meer op de meldkamer aangesloten en kon de diefstal ongemerkt plaatsvinden, aldus [eiseres].
4.13. Volgens [eiseres] mag zij G4S Alarmcentrale als contractuele wederpartij bij de onderhoudsovereenkomst aanmerken. Zij stelt daartoe dat het haar door de veelheid aan ondernemingen en de onduidelijkheid hieromtrent niet kan worden tegengeworpen dat het onderhoudscontract met Falck is gesloten en niet met G4S Alarmcentrale. Bovendien blijkt uit de werkbonnen (zie r.o. ?2.8, ?2.9 en ?2.11) dat G4S Alarmcentrale zich opwerpt als haar wederpartij bij het onderhoudscontract, aldus [eiseres]. Volgens [eiseres] kan (met verwijzing naar HR 22 mei 1981, NJ 1982, 59) een partij die onder een bepaalde naam aan het economisch verkeer deelneemt, ook onder die naam worden gedagvaard. G4S Alarmcentrale handelt mede onder de naam G4S Security Systems, aldus [eiseres].
4.14. G4S Alarmcentrale betwist dat zij aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade. Zij voert daartoe aan dat zij – anders dan [eiseres] betoogt – niet de wederpartij van [eiseres] is bij de onderhoudsovereenkomst, waarbij zij verwijst naar diverse door haar in het geding gebrachte stukken uit het Handelsregister. De onderhoudsovereenkomst is met Falck gesloten, die nu de naam G4S Securicor Systems BV draagt (zie r.o. ?2.7). Ook het meldkamerabonnement is met Falck gesloten. Op grond van dit abonnement heeft Falck de alarminstallatie van [eiseres] op de alarmcentrale van G4S Alarmcentrale aangesloten. G4S Alarmcentrale fungeert als hulppersoon van Falck. Immers, Falck heeft op grond van het bepaalde in artikel 2.1 van het meldkamerabonnement G4S Alarmcentrale als alarmcentrale ingeschakeld om bij haar alarmcentrale binnengekomen meldingen aan brandweer en/of politie door te geven. Omdat er geen melding van de inbraak in het bedrijfspand van [eiseres] bij haar alarmcentrale is binnengekomen, is G4S Alarmcentrale in de nakoming van deze verplichting niet tekortgeschoten, aldus G4S Alarmcentrale. Onder verwijzing naar uittreksels uit het Handelsregister stelt G4S Alarmcentrale dat zij niet mede onder de naam G4S Security Systems handelt.
4.15. Gelet op de door G4S Alarmcentrale in het geding gebrachte stukken en hetgeen tijdens de comparitie door partijen naar voren is gebracht, heeft [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat G4S Alarmcentrale onder de naam “G4S Security Systems B.V.” aan het economisch verkeer deelneemt, noch dat die indruk door G4S Alarmcentrale wordt gewekt. Dat het meldkamerabonnement door G4S Alarmcentrale in het geding is gebracht en zij dus op de hoogte is van de verschillende contracten, maakt dit oordeel niet anders. Dat G4S Alarmcentrale kennis heeft van het meldkamerabonnement ligt immers voor de hand, omdat zij als hulppersoon van Falck fungeert. Tot slot wijst de rechtbank erop dat uit de werkbonnen evenmin valt af te leiden dat G4S Alarmcentrale partij is bij het onderhoudscontract, omdat deze bonnen alleen de namen G4S Security Systems en Group 4 Securicor noemen.
4.16. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat G4S Alarmcentrale jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten. De vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
4.17. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van G4S Alarmcentrale en [gedaagde sub 2] c.s. worden afzonderlijk begroot op:
- vast recht EUR 3.610,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 6.452,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van G4S Alarmcentrale tot op heden begroot op EUR 6.452,00,
5.3. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] c.s. tot op heden begroot op EUR 6.452,00,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2010.?