ECLI:NL:RBUTR:2010:BN5880

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
278234 / HA ZA 09-2733
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzwijging van medische klachten bij aanvraag arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], een verklaring voor recht dat zijn verzekeringen bij Reaal, ABN AMRO en SRLEV in stand zijn gebleven, en veroordeling van Reaal tot betaling van een verzekerde dagrente en premievrijstelling. Eiser had in 1998 verschillende verzekeringsovereenkomsten afgesloten, waaronder een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Na een val bij het skeeleren in 2002 meldde hij zich arbeidsongeschikt met rugklachten. Reaal beëindigde de uitkering in 2005, stellende dat eiser onjuiste informatie had verstrekt over zijn werkzaamheden en eerdere rugklachten had verzwegen. De rechtbank oordeelde dat de vragen op het aanvraagformulier voldoende duidelijk waren en dat eiser had moeten aangeven dat hij fysiek belastende werkzaamheden verrichtte. De rechtbank concludeerde dat eiser het formulier onjuist had ingevuld en dat Reaal zich terecht op artikel 251 K beriep, wat leidde tot de nietigheid van de verzekeringsovereenkomsten. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Reaal, die tot dat moment op € 2.374,00 waren begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
278234 / HA ZA 09-27331 september 2010
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 278234 / HA ZA 09-2733
Vonnis van 1 september 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F.G. Kuiper,
tegen
1. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de naamloze vennootschap
ABN AMRO LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
3. de naamloze vennootschap
SRLEV N.V.,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagden,
advocaat mr. A. Gerritsen-Bosselaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en Reaal genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 17 maart 2010
• het proces-verbaal van comparitie van 7 juni 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft in 1998 een aantal verzekeringsovereenkomsten afgesloten met (rechtsvoorgangers van) Reaal, ABN AMRO en SRLEV. Het betreft hier een kapitaalverzekering/pensioenverzekering geheten ABN AMRO Verzekerd Pensioen gecombineerd met een overlijdensrisicoverzekering met meeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en deels (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsverzekeringen met meeverzekering van premievrijstelling in dat kader.
2.2. Op het aanvraagformulier voor de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is door [eiser] opgegeven dat hij directeur van [eiser] Almkerk B.V. was en dat dit bedrijf actief was in de bloemenexport. Het aanvraagformulier bevat vervolgens de volgende passage, waarbij de gecursiveerde onderdelen de door [eiser] ingevulde antwoorden betreffen:
“ - Werkzaamheden
Gelieve hieronder een omschrijving te geven van de dagelijkse werkzaamheden
Ink- Verk Snijbloemen
•Voor welk percentage bestaat de normale arbeidstijd uit:
Handenarbeid ?
Administratieve werkzaamheden 10%
Toezichthoudend/leidinggevend 70%
Reizen 20%
• Waaruit bestaat de eventuele handenarbeid?
N.V.T.”
2.3. [eiser] is in het kader van de aanvraagprocedure voor de door hem af te sluiten verzekeringen medisch gekeurd. Op het door [eiser] voorafgaand aan de medische keuring ingevulde 'Formulier voor geneeskundig onderzoek' is de vraag “Lijdt u of hebt u ooit geleden aan of gebruikt u of hebt u ooit medicijnen gebruikt tegen: a. …
…j. nekklachten, rugklachten, spit, hernia, ischias, rheumatiek, tennisarm, kromme rug;..” met 'Nee' beantwoord met de handgeschreven toevoeging dat er wel sprake is geweest van een enkel- en een knieblessure.
2.4. In juni 2002 heeft [eiser] zich arbeidsongeschikt gemeld met rugklachten na een val bij het skeeleren. Nadien zijn er ook psychische klachten opgetreden. Reaal heeft naar aanleiding hiervan tot juni 2005 een arbeidsongeschiktheidsuitkering en premievrijstelling verleend, beide berekend naar een volledige arbeidsongeschiktheid van [eiser].
2.5. Op 28 oktober 2004 rapporteert de orthopaedisch chirurg Bakx aan de medisch adviseur van de rechtsvoorgangster van Reaal, AXA Verzekeringen, onder meer:
“Patiënt is sinds vele jaren bekend met rugklachten. Met deze rugklachten was patiënt toch altijd in staat redelijk te functioneren. Ondanks de klachten verrichtte hij gewoon zijn werkzaamheden en hield dit ook vol. Wel bezocht hij gemiddeld 1x per week een fysiotherapeut.”
2.6. Naar aanleiding van onderzoek door een arbeidsdeskundige van AXA, rechtsvoorgangster van Reaal, de heer van Aalderen, in februari 2005, concludeert Reaal dat [eiser] ook fysiek belastende werkzaamheden uitvoerde in zijn beroep als directeur van [eiser] Almkerk B.V.
Van Aalderen schrijft onder meer:
“6. Feitelijke beroepsuitoefening door verzekerde
- Beroepsomschrijving op de polis: Eigenaar snijbloemenexporthandel
• Feitelijke beroepsuitoefening: Exporthandelaar in bloemen.
• Kernactiviteiten: Inkoop van bloemen op de veiling, inpakken en verzendklaar maken, verkoop aan afnemers.
De werkzaamheden in verzekerdes bedrijf worden gekenmerkt door het vrijwel volledig fysiek meewerken in de uitvoerende werkzaamheden door alle medewerkers van hoog tot laag, met uitzondering van de administratieve kracht.
8. Toelichting op de taken
Kenmerkende belasting in het beroep:
Inkoop/inpakken en sorteren: Veilingwerk en verwerken van de partijen bloemen. Dit houdt in langdurig aangeengesloten zitten op houten bankjes op de veiling (uren aaneen), alert en geconcentreerd blijven bij het bieden en selecteren van de partijen. Daarnaast veel tillen, dragen van zware lasten (kratten met bloemen bij het in en uitladen en vervolgens omladen in het distributiecentrum). Tevens veel bukken en gebogen werken.“
2.7. Nadien komt Reaal in het bezit van een aanvraagformulier van [eiser] voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij (destijds) Nationale Nederlanden uit 1987 waarin [eiser] mededeelt in of rond 1983 een periode van vier maanden voor 50% arbeidsongeschikt te zijn geweest als gevolg van rugklachten.
2.8. Reaal staakt de uitkering onder de arbeidsongeschiktheidsverzekering en beëindigt de verleende premievrijstelling per 1 juni 2005 met een beroep op onjuiste opgave door [eiser].
2.9. In haar brief van 10 oktober 2005 schrijft (de rechtsvoorgangster van) Reaal aan de raadsvrouwe van [eiser] onder meer het volgende:
“Hoe anders blijkt de praktijk te zijn. Uit de verkregen gegevens is ons gebleken dat de heer [eiser] voor een belangrijk deel ook fysiek meewerkzaam was.
Het dossier van de heer [eiser] kenmerkt zich door vele tegenstrijdigheden ten aanzien van de aard van de werkzaamheden. Voor AXA staat vast dat bij aanvang van de verzekering door de heer [eiser] een geheel andere indruk is gewekt over zijn werkzaamheden dan uit de ons nu bekende gegevens blijkt, onder andere van de verschillende rapporteurs.
AXA is essentiële informatie onthouden danwel is AXA onjuiste informatie verstrekt waardoor een adequate beoordeling destijds niet mogelijk is geweest. AXA acht deze onjuiste opgave van dien aard dat een beroep wordt gedaan op de polisvoorwaarden inzake Onjuiste Opgaven/Verzwijging. Het gevolg hiervan is dat de arbeidsongeschiktheidsdekking vanaf aanvang komt te vervallen.”
2.10. Op verzoek van (de raadsvrouwe van) [eiser] rapporteert de registerarbeidsdeskundige F.D. Kooistra op 6 december 2005 over de aard van de door [eiser] verrichte werkzaamheden. Uit zijn rapport:
“Betrokkene hoefde weinig te laden. Dit behoorde niet tot zijn taak. Hij hielp wel mee om de chauffeurs zo snel mogelijk op weg te krijgen. Bij het laden van de wagen komt tillen en dragen tussen de 10 en 20 kg voor, waarbij ook bovenhandse werkzaamheden worden uitgevoerd. Tevens moeten er lasten met een dergelijk gewicht van beneden naar boven worden getild. Duwen en trekken tot 20-25 kg komt voor bij het verplaatsen van veilingkarren. Deze werkzaamheden nemen ongeveer 5% van de totale arbeidstijd in beslag.”
2.11. Voorafgaand aan de onderhavige procedure heeft [eiser] tegen het door Reaal gedane beroep op verzwijging geklaagd bij de Ombudsman Financiële Dienstverlening. Na een bespreking van de claimbehandeling door de rechtsvoorgangster van Reaal overweegt de Ombudsman in een brief aan de raadsvrouwe van [eiser] van 6 september 2007 het volgende:
“Wanneer nu al deze omschrijvingen van het werk uit de diverse rapporten en brieven naast elkaar worden gezet, rijst de vraag waar de ware aard, omvang en belasting van het werk ligt. Echte eenduidigheid ontbreekt, maar mijns inziens mag wel geconcludeerd worden dat hier geen sprake is (geweest) van een man die geen tot nauwelijks fysieke arbeid verrichtte.”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat de ABN AMRO Verzekerd Pensioen polis met nummer 0301851W.000 en de (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsverzekering met polisnummer 0301852A.000 in stand zijn gebleven, veroordeling van Reaal tot betaling van de verzekerde dagrente van € 66.894,00 per jaar, een verklaring voor recht dat voor [eiser] vanaf 1 juni 2005 een volledige premievrijstelling geldt terzake van de verzekering ABN AMRO Verzekerd Pensioen ter waarde van een jaarlijkse premie van € 33.864,00 met veroordeling van Reaal in de kosten van het geding.
3.2. Reaal voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat het door haar gedane beroep op artikel 251 K terecht gedaan is en grondt dit op een onjuiste opgave door [eiser] van de aard en inhoud van de door hem verrichte werkzaamheden en verzwijging van het feit dat hij eerder aan rugklachten heeft geleden.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Verzwegen rugklachten
4.1. In het licht van artikel 221 Ow had Reaal zich voor 1 januari 2007, dat wil zeggen binnen één jaar na de inwerkingtreding van titel 7.17 BW over de verzekeringsovereenkomst, dienen te beroepen op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op de voet van artikel 251 K. Als Reaal dit niet gedaan heeft geldt vanaf 1 januari 2007 het regime van artikel 7:929 BW voor (de gevolgen van) een beroep op het schenden van de mededelingsplicht bij het aangaan van een verzekering. Door [eiser] is betwist dat Reaal zich voorafgaand aan deze procedure heeft beroepen op verzwijging van de eerdere rugklachten bij het aanvragen van de onderhavige verzekeringen in 1998. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Reaal hiermee haar recht heeft verwerkt om nog een geslaagd beroep op verzwijging te kunnen doen. Door Reaal is te bewijzen aangeboden dat zij zich in 2005 ook op verzwijging van de rugklachten heeft beroepen. De rechtbank overweegt dat in ieder geval niet afgeleid kan worden uit de onder 2.8 geciteerde brief - en uit de andere van Reaal afkomstige stukken die in het geding gebracht zijn - dat Reaal zich voorafgaand aan deze procedure op verzwijging van de rugklachten heeft beroepen in de zin van een beroep op artikel 251 K. De genoemde brief verwijst expliciet alleen naar de onjuiste opgave door [eiser] van de aard van de door hem verrichte werkzaamheden als grond voor het beroep op verzwijging. Of Reaal tot bewijs van haar stellingen dient te worden toegelaten op dit punt hangt af van de beoordeling van het beroep op verzwijging wegens onjuiste opgave van de aard van de werkzaamheden.
Beroep op artikel 251 K; het vragenformulier
4.2. In zaken als de onderhavige waarin de aspirant-verzekeringnemer gevraagd wordt een vragenlijst in te vullen op basis waarvan het ter verzekering aangeboden risico beoordeeld wordt door de verzekeraar bepaalt de gebruikte vragenlijst in hoge mate de omvang van de mededelingsplicht van de aspirant-verzekeringnemer. Door expliciet te vragen op het vragenformulier naar de aard van de door [eiser] als directeur verrichte werkzaamheden, onderverdeeld in de vier verschillende onder 2.2 van dit vonnis genoemde categorieën, heeft Reaal te kennen gegeven die informatie van belang te achten voor haar beslissing over de acceptatie, en de voorwaarden waaronder die zou plaatsvinden, van [eiser] als verzekeringnemer.
4.3. Door Reaal is aan haar beroep op verzwijging wegens het onjuist invullen van het vragenformulier ten grondslag gelegd dat [eiser] ingevuld heeft geen 'handenarbeid' te verrichten terwijl uit arbeidsdeskundig onderzoek door een eigen arbeidsdeskundige (zie 2.6) naar voren kwam dat de werkzaamheden van [eiser] deels fysiek belastend van aard waren. Reaal heeft in dit verband erop gewezen dat zij [eiser] blijkens het afgegeven polisblad verzekerd heeft als “DGA (100% administratief)” waarmee door Reaal tot uitdrukking is gebracht dat zij een directeur-grootaandeelhouder had verzekerd die geen handenarbeid verrichtte.
4.4. Door [eiser] is aangevoerd dat de vragen op het aanvraagformulier uiterst summier gesteld zijn en dat hij op het formulier heeft aangegeven als directeur-eigenaar van een bloemenexporthandel met 17 medewerkers te werken met als dagelijkse werkzaamheden de in- en verkoop van snijbloemen en dat hij daarmee een duidelijk beeld heeft gegeven van zijn beroep. Voorzover dat beeld niet duidelijk zou zijn geweest voor Reaal had het op haar weg gelegen om die duidelijkheid te verkrijgen door middel van het stellen van aanvullende vragen, in welk kader [eiser] zich op het standpunt stelt dat de door Reaal gehanteerde categorieën handenarbeid, administratieve werkzaamheden, toezichthoudend/leidinggevend en reizen niet dekkend zijn voor de in zijn functie verrichte werkzaamheden. Verder meent [eiser] dat uit de door hem als contra-expertise aangeduide rapportage van Kooistra een heel ander beeld naar voren komt van zijn werkzaamheden dan uit het rapport van Van Aalderen en dat er volgens Kooistra slechts in zeer beperkte mate sprake was van fysiek belastende arbeid. In dit kader betoogt [eiser] verder dat Reaal als verzekeraar weet of behoort te weten dat de werkzaamheden van een directeur van een bloemenexporthandel voor het overgrote deel bestaan uit de inkoop en verkoop van snijbloemen en derhalve op een veiling de werkzaamheden moeten worden verricht.
4.5. Door Reaal is nog ingegaan op de betekenis van het woord 'handenarbeid' naar aanleiding van de voorafgaand aan deze procedure daarover namens [eiser] ingenomen stelling dat handenarbeid verstaan moet worden als ambachtelijk werk zoals dat door bijvoorbeeld een timmerman verricht wordt. Met Reaal is de rechtbank van oordeel dat onder handenarbeid verstaan moet worden werk dat met de handen wordt verricht in tegenstelling tot geestelijk werk en mechanisch werk, welk onderscheid ook in het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal wordt gemaakt. Fysiek belastende arbeid zoals tillen, dragen, sjouwen en inpakken is daarmee handenarbeid in de zin van het door [eiser] ingevulde aanvraagformulier. Uit de beschrijvingen van de arbeidsdeskundige Van Aalderen blijkt van een arbeidspatroon waarin tenminste 20% van de door [eiser] verrichte werkzaamheden fysiek belastend van aard was terwijl de door [eiser] zelf ingeschakelde arbeidsdeskundige dit percentage op 5 stelt, waarbij sprake is volgens Kooistra van tillen en dragen van lasten tussen de 10 en 20 kg en duwen en trekken tot circa 20-25 kg bij het verplaatsen van veilingkarren. Net als de Ombudsman Financiële Dienstverlening in zijn brief van 6 september 2007 (zie 2.10) aanneemt is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van het verrichten van fysiek belastende arbeid door [eiser]. Daarbij speelt ook nog dat [eiser] niet in directe zin de bevindingen van Van Aalderen heeft betwist, terwijl die bevindingen tot stand zijn gekomen op basis van een gesprek tussen [eiser] en Van Aalderen. Gelet op het hiervoor overwogene staat daarmee tevens vast dat [eiser] het aanvraagformulier onjuist heeft ingevuld.
4.6. De rechtbank is voorts van oordeel dat het vragenformulier voldoende duidelijk was, in die zin dat [eiser] mede uit de daarin opgenomen onderverdeling had moeten afleiden dat hem bij 'handenarbeid' werd gevraagd of hij ook fysiek belastend werk verrichtte, en zo ja, hoeveel en welk. Door [eiser] is ook zonder voorbehoud geantwoord dat hij geen handenarbeid verrichtte en aansluitend heeft hij de vraag naar de aard van de handenarbeid met 'n.v.t.' beantwoord. Voorzover [eiser] bij het invullen van het formulier zou hebben gemeend dat zijn werkzaamheden daarin niet onder te brengen waren had het op zijn weg gelegen om daarvan melding te maken aan Reaal. Reaal kon en mocht er vanuit gaan dat [eiser] geen fysiek belastende werkzaamheden verrichtte en is daar ook vanuit gegaan blijkens het polisblad waarop vermeld staat dat de werkzaamheden van [eiser] voor 100% als administratief werden aangemerkt. De stelling van [eiser] dat Reaal had moeten weten wat de werkzaamheden van een directeur van een exportbloemenhandel inhouden kan geen stand houden in het licht van de onjuiste beantwoording door [eiser] van het aanvraagformulier. De zorgplicht van een verzekeraar om te voorkomen dat hij onbekend blijft met voor het sluiten van een verzekering van belang zijnde feiten en omstandigheden gaat niet zover dat hij niet mag vertrouwen op antwoorden op concrete vragen en bijvoorbeeld nader onderzoek daarnaar had moeten verrichten.
4.7. De gemotiveerde stelling van Reaal dat zij de verzekeringsovereenkomsten niet of tegen andere voorwaarden had afgesloten indien [eiser] op het aanvraagformulier had aangegeven fysiek belastende arbeid te verrichten als onderdeel van zijn werkzaamheden is door [eiser] niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Dit leidt tot de conclusie dat Reaal zich naar aanleiding van de onjuiste opgave op artikel 251 K heeft kunnen beroepen hetgeen de nietigheid van de door de onjuiste opgave betrokken verzekerings-overeenkomsten met zich brengt. Dat betekent dat Reaal er in deze procedure geen belang bij heeft bewijs te leveren van haar stelling dat zij in 2005 de verzwijging van de eerdere rugklachten aan de orde heeft gesteld in correspondentie met [eiser] zodat zij daartoe ook niet in de gelegenheid zal worden gesteld. De vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
4.8. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van Reaal worden veroordeeld, welke kosten tot op heden begroot worden op:
Vast recht € 1.470,00
Salaris advocaat € 904,00 (2 punten x tarief II € 452,00)
Totaal € 2.374,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst het gevorderde af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van Reaal, tot op heden begroot op € 2.374,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.