ECLI:NL:RBUTR:2010:BN5069
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onjuiste advisering door advocaat over toevoeging in strafzaak leidt tot gedeeltelijke ontbinding van overeenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 18 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een advocatenkantoor, aangeduid als [X], en een cliënt, aangeduid als [A]. De zaak betreft een vordering van [X] op [A] voor betaling van verrichte juridische werkzaamheden, waarbij [A] zich verweert door te stellen dat hij onjuist is geadviseerd over de mogelijkheid om een toevoeging aan te vragen voor gesubsidieerde rechtsbijstand in zijn strafzaak. De advocaat, mr. [B], die voorheen werkzaam was bij advocatenkantoor [C] en later bij [X], heeft [A] geadviseerd dat het aanvragen van een toevoeging geen zin had, omdat hij niet ingeschreven was in de GBA. Dit advies bleek onjuist, aangezien [A] ten tijde van de opdracht wel voldeed aan de voorwaarden voor een toevoeging.
De kantonrechter oordeelt dat mr. [B] tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens [A] door hem onjuiste informatie te verstrekken. Hierdoor heeft [A] onterecht hogere kosten gemaakt voor juridische bijstand dan noodzakelijk was. De rechter concludeert dat [A] recht heeft op gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, voor zover deze betrekking heeft op de betalingsverplichting die verder gaat dan de eigen bijdrage die hij op basis van de toevoeging verschuldigd zou zijn geweest. De vordering van [X] tot betaling van het restant van de declaraties wordt afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van [A] tot terugbetaling van reeds betaalde bedragen wordt toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte advisering door advocaten en de gevolgen van onjuiste informatie voor cliënten. De kantonrechter veroordeelt [X] in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.