ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2850

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600102-10; 16/512185-06 (vordering na voorw. veroordeling) [P
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Bruins
  • M.H.L. Schoenmakers
  • Y.A.T. Kruijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gewelddadige overval in een woning met vrijspraak voor afpersing

Op 27 juli 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewelddadige overval in een woning en afpersing. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging. De tenlastelegging omvatte onder andere het samen met anderen plegen van een overval op de woning van [slachtoffer 1] op 27 januari 2010, waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een portemonnee en laptops, waarbij hij en zijn mededaders geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de afpersing van [slachtoffer 2], omdat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en niet wettig en overtuigend bewijs konden leveren voor dit feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van een psycholoog dat wees op verminderd toerekeningsvatbaarheid door ADHD. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vastgesteld op € 650,00 voor immateriële schade, en heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600102-10; 16/512185-06 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring, locatie Haarlem
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2010. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een overval in een woning en
- zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing.
Voluit luidt de – gewijzigde – tenlastelegging dat
1.
hij op of omstreeks 27 januari 2010 te Vianen, althans in het arrondissement
Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
portemonnee (met inhoud) en/of (een of meerdere) laptops,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
(een) ander(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- bij de woning van die [slachtoffer 1] heeft/hebben aangebeld en/of
(nadat de deur van de woning door die [slachtoffer 1] werd geopend)
- met een bivakmuts op die woning zijn binnengegaan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft/hebben geduwd en/of bij de
keel gegrepen en/of (daarbij) tegen de muur geduwd en/of vast/tegengehouden
en/of gezegd/geroepen: "doe maar rustig, er gebeurt niets, wees maar niet
bang" en/of "we komen alleen maar voor het geld" en/of "waar is de kluis",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- onderling naar elkaar gegild en/of geroepen "opschieten, opschieten",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met gebalde vuist) op het (achter)hoofd gestompt
en/of (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) op het hoofd geslagen;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2010 te Nieuwegein en/of te Vianen, althans in
het arrondissement Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een telefoon en/of een paspoort en/of (een) sleutel(s) en/of (munt)geld en/of
een telefoon/simcard,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
mededader(s)
- die [slachtoffer 2] in een (personen)auto heeft/hebben geduwd, althans laten
plaatsnemen en/of
- (vervolgens) met die (personen)auto is/zijn gaan rijden en/of
- tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd "dat hij 2.000 euro moest betalen" en/of
"dat hij
daar twee weken de tijd voor had", althans woorden van gelijke (dreigende)
aard en/of strekking en/of
(op dreigende en intimiderende wijze) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd:
“geef me je spullen” en/of “je hebt met de verkeerde gefucked”en/of “wie denk je wel niet dat je bent, we zullen je te grazen nemen”en/of “pak het pistool, pakt het pistool” en/of
- die [slachtoffer 2] heeft laten uitstappen en/of (vervolgens) (met de handen op de
rug) heeft/hebben vastgehouden en/of
- (nadat hij verdachte, en/of zijn mededader(s) was/waren weggereden en weer
teruggekomen) die [slachtoffer 2] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt
en/of (tegen het gezicht en/of de buik, althans het lichaam geschopt/getrapt;
en/of
hij op of omstreeks 25 januari 2010 te Nieuwegein en/of te Vianen, althans in
het arrondissement Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van
een telefoon en/of een paspoort en/of (een) sleutel(s) en/of (munt)geld en/of
een telefoon/simcard, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn/haar mededader(s), welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] in een (personen)auto heeft/hebben geduwd, althans laten
plaatsnemen en/of
- (vervolgens) met die (personen)auto is/zijn gaan rijden en/of
- tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd "dat hij 2.000 euro moest betalen" en/of
"dat hij daar twee weken de tijd voor had", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of
"dat hij daar twee weken de tijd voor had", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of
(op dreigende en intimiderende wijze) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd:
“geef me je spullen” en/of “je hebt met de verkeerde gefucked”en/of “wie denk je wel niet dat je bent, we zullen je te grazen nemen”en/of “pak het pistool, pakt het pistool” en/of
- die [slachtoffer 2] heeft laten uitstappen en/of (vervolgens) (met de handen op de
rug) heeft/hebben vastgehouden en/of
- (nadat hij verdachte, en/of zijn mededader(s) was/waren weggereden en weer
teruggekomen) die [slachtoffer 2] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt
en/of (tegen het gezicht en/of de buik, althans het lichaam geschopt/getrapt.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 (impliciet) subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van hetgeen hem onder feit 2 wordt verweten behoort te worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de toedracht van het gebeuren niet is vast te stellen, omdat er belangrijke verschillen zitten in de verklaringen van de aangever.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde. De rechtbank constateert dat aangever [slachtoffer 2] wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen dient naar het oordeel van de rechtbank te worden getwijfeld. Zij dienen daarom van het bewijs te worden uitgesloten. Nu verder geen bewijs voorhanden is dat inzicht geeft in de toedracht van het tenlastegelegde, behoort verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 13 juli 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 1] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 januari 2010 te Vianen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud en laptops,
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of (een) ander(en), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- bij de woning van die [slachtoffer 1] heeft aangebeld en nadat de deur van de woning door die [slachtoffer 1] werd geopend
- met een bivakmuts op die woning binnengegaan en
- vervolgens die [slachtoffer 1] met kracht heeft geduwd en bij de keel gegrepen en daarbij tegen de muur geduwd en vastgehouden en gezegd/geroepen: "doe maar rustig, er gebeurt niets, wees maar niet bang" en "we komen alleen maar voor het geld" en "waar is de kluis",
en
- onderling naar elkaar geroepen "opschieten, opschieten", en
- die [slachtoffer 1] met kracht met gebalde vuist op het hoofd gestompt en terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag op het hoofd geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van de verdachte laten voorlichten door E.J. Muller, GZ-psycholoog, die een rapport gedateerd 30 maart 2010 heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt – onder meer – dat verdachte lijdt aan een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). De hieruit voortvloeiende ernstige beperkingen zijn de zeer zwakke concentratie en aandachtsspanne, de impulsiviteit, een slordige en vluchtige waarneming, die bij verdachte leiden tot een verminderd vermogen tot planning en overzicht, aldus Muller. Volgens Muller is verdachte niet in staat de consequenties van zijn handelen in volle omvang te overzien. Op grond van voorgaande kan verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd, aldus de deskundige.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige met betrekking tot de verminderde toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de periode waarin verdachte nog in detentie zal moeten verblijven overzichtelijk is. De verdediging heeft voorts bepleit dat de strafoplegging recht doet aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op de woning van de familie [slachtoffer 1]. Bij deze overval is [slachtoffer 1], die op dat moment alleen thuis was, geduwd, bij de keel gegrepen en vastgehouden en daarbij zijn uit de woning een portemonnee en laptops weggenomen. Verdachte en zijn mededaders hebben zich kennelijk laten leiden door hun zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer en zij zijn volgens een vooropgezet plan doelgericht te werk gegaan.
Een dergelijke overval is een zeer traumatische ervaring voor het slachtoffer en haar familie. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke overval nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. In dit geval speelt daarbij dat de één van de medeverdachten een bekende is van het gezin. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders worden de toch al aanwezige gevoelens van onveiligheid in de samenleving bovendien versterkt. Dat is een ernstig feit, dat verdachte door de rechtbank zwaar wordt aangerekend.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte meewegen dat hij zich oprecht berouwvol heeft getoond en dat hij zelf het initiatief heeft genomen een gesprek met [slachtoffer 1] aan te gaan.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder is veroordeeld.
Over de geestesgesteldheid van verdachte ten tijde van het gepleegde feit is een rapport opgemaakt door de eerder genoemde psycholoog, E.J. Muller. Naast hetgeen in dit rapport is opgemerkt over de toerekenbaarheid van het feit aan verdachte, waarover de rechtbank reeds onder het kopje ‘de strafbaarheid van de verdachte’ heeft overwogen en waarnaar zij thans verwijst, wordt in voornoemd rapport geadviseerd, gelet op het aanzienlijke gevaar op herhaling, om verdachte binnen het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf door de reclassering te laten begeleiden, waarbij een COVA-training is geïndiceerd.
Voornoemd strafadvies komt overeen met het advies dat Reclassering Nederland geeft in haar rapport d.d. 19 maart 2010. Ook van de inhoud van laatstgenoemd rapport heeft de rechtbank kennis genomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 6 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk en deze beoogt verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.481,02 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 650,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Voor het overige, betreffende de materiële schade, acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd onder parketnummer 16/512185-06 zal worden afgewezen.
De rechtbank zal de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank overweegt dat, indien moet worden aangenomen dat de proeftijd reeds bij vonnis van 10 juni 2008 is verlengd – daargelaten de vraag of de door de officier van justitie overgelegde uitdraai uit Compas dit kan aantonen – een tweede verlenging van de proeftijd op grond van artikel 77cc, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk is.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit het volgen van een COVA-training inhoudt;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 16/512185-06;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 650,00, ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], € 650,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. M.H.L. Schoenmakers en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 juli 2010.
Mr. Kruijer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.