ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2768

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601245-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling wegens niet-naleving van voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 juli 2010 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1984, was op 16 maart 2009 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank veroordeeld tot een onherroepelijke vrijheidsstraf van 18 maanden, met aftrek. De voorwaardelijke invrijheidstelling was verleend op 10 november 2009 en ingegaan op 15 december 2009. De veroordeelde had echter niet voldaan aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn invrijheidstelling waren verbonden, waaronder deelname aan een Leefstijltraining en het gebruik van drugs te vermijden, wat gecontroleerd werd door Reclassering Nederland.

De behandeling van de vordering vond plaats op 12 juli 2010, waarbij de officier van justitie haar standpunt toelichtte. De verdediging was niet aanwezig, en de veroordeelde verscheen ook niet ter zitting. Uit een rapport van Reclassering Nederland bleek dat de veroordeelde meerdere keren niet op afspraken was verschenen en niet had deelgenomen aan de Leefstijltraining, ondanks een officiële waarschuwing. De reclassering concludeerde dat de veroordeelde zijn verantwoordelijkheid niet nam en adviseerde om de voorwaardelijke invrijheidstelling niet te handhaven.

De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling en dat er geen aanleiding was voor een gedeeltelijke herroeping. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie toe en gelastte dat de resterende vrijheidsstraf van 117 dagen volledig moest worden ondergaan. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 15g, 15i en 15j van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK Utrecht
Sector straf
zaaknummer v.i.: 99-000042-43
parketnummer: 16/601245-08
Beslissing van de rechtbank d.d. 26 juli 2010 op een vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak tegen de veroordeelde
[veroordeelde],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
GBA adres: [adres] (Sociale Dienst),
raadsman: mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
Veroordeelde is op 16 maart 2009 door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank veroordeeld tot een onherroepelijke vrijheidsstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek.
De voorwaardelijke invrijheidstelling is bij besluit van 10 november 2009 verleend en is ingegaan per 15 december 2009 (waarna de veroordeelde tot 15 maart 2010 een andere straf heeft uitgezeten).
De officier van justitie heeft op 15 juni 2010 schriftelijk gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde zal worden herroepen, nu veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden, welke aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn verbonden, heeft gehouden. Deze vordering is op diezelfde dag door de griffie van de rechtbank ontvangen.
De behandeling ter terechtzitting
De behandeling van deze vordering heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 juli 2010. De officier van justitie heeft daar haar standpunt toegelicht. De verdediging heeft de rechtbank middels een fax d.d. 12 juli 2010 op voorhand laten weten, niet aanwezig te zullen zijn bij de behandeling ter terechtzitting. De veroordeelde is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gehandhaafd en daaraan toegevoegd dat in haar visie herroeping van de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling dient plaats te vinden.
De beoordeling
Het besluit voorwaardelijke invrijheidstelling is op 13 november 2009 aan de veroordeelde in persoon betekend. De voorwaardelijke invrijheidstelling met een proeftijd van 117 dagen is feitelijk ingegaan op 15 maart 2010 onder de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- met goed gevolg zal deelnemen aan de Leefstijltraining;
- geen drugs zal gebruiken, waarvan de naleving door Reclassering Nederland wordt
gecontroleerd door middel van urinecontroles, waaraan veroordeelde verplicht is mee te
werken;
- zich binnen 5 werkdagen na invrijheidsstelling en vervolgens gedurende de gehele proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden, zo vaak als deze reclasseringsinstelling dit nodig acht. Veroordeelde dient zich derhalve te houden aan de aanwijzingen en opdrachten van Reclassering Nederland.
Uit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 7 juni 2010, opgemaakt door mw. L. Lacrum, volgt onder meer dat betrokkene diverse malen niet op de afspraken bij de reclassering is verschenen, ook niet nadat hij een officiële waarschuwing had gekregen. Tevens is betrokkene meermalen niet verschenen bij de Leefstijltraining, waarna hij is uitgesloten van deelname.
De conclusie van het rapport luidt dat veroordeelde zijn verantwoordelijkheid niet neemt en, ondanks een officiële waarschuwing, twee van de hem opgelegde bijzondere voorwaarden niet nakomt; het volgen van de leefstijltraining en het meldingsgebod. De reclassering ziet hierdoor geen verdere mogelijkheden om het toezicht voort te zetten en verwijst naar haar vóór de voorwaardelijke invrijheidstelling gegeven advies om de veroordeelde voor die v.i. niet in aanmerking te laten komen.
De rechtbank stelt, gelet op het vorenstaande, vast dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden gesteld aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling.
De rechtbank is van oordeel dat er termen zijn de vordering van de officier van justitie toe te wijzen. De rechtbank ziet in de gang van zaken, zoals geschetst in het advies van Reclassering Nederland, geen enkele aanleiding om slechts tot een gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling te komen. De vordering tot herroeping van de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling dient derhalve toegewezen te worden.
Toepasselijke artikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15g, 15i en 15 j van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 117 dagen.
Deze beslissing is gegeven door mr. I. Bruna, voorzitter, mrs. M.J. Grapperhaus en H.A. Brouwer, rechters, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2010.