3.3.6. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 6 februari 2010 omstreeks 15.00 uur naar verdachte [verdachte] heeft gebeld, maar geen contact kreeg. Ongeveer twee/tweeënhalf uur later heeft medeverdachte [verdachte] hem teruggebeld op zijn mobiel, volgens [medeverdachte] met de telefoon van [café].
Uit de historische verkeersgegevens van de gsm met nummer [nummer] van medeverdachte [medeverdachte] volgt dat er op 6 februari 2010 vanaf zijn gsm tweemaal (14.34 uur en 16.49 uur) gebeld is naar de gsm met nummer [nummer] van verdachte [verdachte]. Voorts blijkt dat te 17.09 uur vanaf de vaste aansluiting van café [café] is gebeld naar de gsm van [medeverdachte]
Uit het onderzoek naar telefoonnummer [telefoonnummer] komt naar voren dat kort na de brandstichting op 6 februari 2010, om resp. 23.34 uur, 23.35 uur en 23.51 uur via het nummer [telefoonnummer] contact is gezocht met het nummer van verdachte [medeverdachte] Bij deze contacten wordt door het nummer [telefoonnummer] de paallokatie [adres] te [plaats] aangestraald, welke locatie op korte afstand is gelegen van de woning van verdachte [verdachte]. Uit het dossier volgt dat verdachte [medeverdachte] op dat moment op het politiebureau althans in de drogisterij in bijzijn van politie en brandweer verbleef in verband met zijn verhoor/aangifte ter zake de brandstichting.
Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2010 volgt dat deze simkaart op 6 februari 2010 te 17.44 uur voor het eerst wordt gebruikt en opgewaardeerd en dat dit gebeurt in [plaats]. De simkaart is op dat moment geplaatst in een Siemens SL55 met IMEInummer [nummer].
Tijdens een doorzoeking van de woon-/verblijfplaats van verdachte [verdachte] is deze gsm van het merk Siemens SL55 aangetroffen met daarin een simkaart van Albert Heijn met het hiervoor genoemde telefoonnummer [telefoonnummer].
In de contactlijst van deze simkaart staat, naast enkele servicenummers, slechts (tweemaal) het mobiele nummer van [medeverdachte] ([telefoonnummer]).
Op 22 februari 2010 heeft telefoonnummer [telefoonnummer] contact met een nummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte] Middels stemherkenning wordt vastgesteld dat op dat moment verdachte [verdachte] de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer].
Uit de historische verkeersgegevens blijkt voorts dat telefoonnummer [telefoonnummer] alleen op 6, 7 en 22 februari 2010 gebruikt wordt en daarbij hoofdzakelijk contacten heeft met telefoonnummers in gebruik van medeverdachte [medeverdachte]
[A], de vriendin van verdachte [verdachte], verklaart dat de Siemens met het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij [verdachte], voorts heeft zij het bijbehorende nummer, onder de bijnaam die zij gebruikt voor [verdachte], in haar telefoon staan.
Het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte [verdachte] in de periode van 6 februari 2010 t/m 22 februari 2010 de gebruiker is geweest van telefoonnummer [telefoonnummer] en dat hij contact heeft gehad met [medeverdachte] op de tijdstippen kort voor en kort na de brand.