ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2405

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600267-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde bedreiging met voorwaardelijke gevangenisstraf en contactverbod

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 5 juli 2010, is de verdachte veroordeeld voor meermalen gepleegde bedreiging jegens zijn ex-echtgenote en zijn kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 maart 2010 in Amersfoort dreigende uitspraken heeft gedaan, waarbij hij zijn ex-echtgenote en kinderen met de dood heeft bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van zijn oudste zoon, omdat deze niet als bedreigd werd ervaren. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd met de ex-echtgenote voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de bedreigingen en het gewelddadige verleden van de verdachte. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot ambulante behandeling, wat door de rechtbank is meegewogen in de beslissing. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600267-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
verblijvende aan het [adres], [woonplaats].
raadsman mr. P. Benders, advocaat te Enschede
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 21 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zijn ex-echtgenote en/of zijn kinderen heeft bedreigd;
feit 2: [verdachtes zoon] heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit, met dien verstande dat verdachte zijn ex-echtgenote en zijn oudste zoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Voor het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie een vrijspraak gevorderd, vanwege het ontbreken van wettig bewijs.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 tenlastegelegde feit, uitsluitend voor wat betreft de bedreiging van de ex-echtgenote. Niet bewezen kan worden verklaard de bedreiging van de oudste zoon van verdachte, aangezien deze zoon zelf heeft verklaard zich niet bedreigd te voelen, aldus de raadsman. De raadsman deelt het oordeel van de officier van justitie dat de onder 2 tenlastegelegde bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, vanwege het ontbreken van wettig bewijs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
4.3.2 Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [verdachtes-ex-echtgenote] ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 tenlastegelegde bedreiging jegens de oudste zoon van verdachte niet bewezen kan worden verklaard en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat deze zoon bij de politie heeft verklaard zich niet bedreigd te hebben gevoeld en niet bang voor zijn vader te zijn.
Aan verdachte is onder 2 tenlastegelegd dat hij bedreigingen heeft geuit jegens zijn jongste zoon, [verdachtes zoon]. Uit het dossier kan niet worden afgeleid of deze zoon op de hoogte is geraakt van de bedreigingen, zodat verdachte van de bedreiging jegens zijn jongste zoon [verdachtes zoon], zal worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen op 10 maart 2010 te Amersfoort [verdachtes-ex-echtgenote] (zijnde verdachtes
-ex-echtgenote) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen en daar meermalen (telkens) opzettelijk voornoemde persoon dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga mijzelf en onze kinderen doden", en (al dan niet via en/of tegen één of meer anderen) "Ik ga eerst mijn vrouw doodschieten, daarna onze kinderen en daarna mezelf" en "Ik pak zo onder de grond een pistool".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een behandeling bij de Waag en een contactverbod met zijn ex-echtgenote voor de duur van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een straf op te leggen, gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens heeft de raadsman aangegeven dat verdachte zich zal houden aan reclasseringstoezicht. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat een contact- en straatverbod naar zijn oordeel te ver gaat. Verdachte is immers reeds op 16 juni 2010 door de voorzieningenrechter een dergelijk verbod opgelegd, inhoudelijk gelijk aan hetgeen hij met zijn ex-echtgenote overeen is gekomen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn ex-echtgenote op één dag meermalen met de dood bedreigd. Dergelijke strafbare feiten leveren in het bijzonder bij de slachtoffers grote gevoelens van angst en onveiligheid op. Voor verdachtes ex-echtgenote geldt dat des te meer omdat zij reeds eerder door verdachte was mishandeld en zij bekend was met zijn gewelddadige verleden.
Dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 maart 2010, reeds eerder is veroordeeld, voor het plegen van strafbare feiten, heeft hem er evenwel niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande en mede in aanmerking genomen de ter terechtzitting door de verdachte geuite bereidheid zich ambulant te laten behandelen van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is, waarbij de rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van vorenbedoelde vrijheidsbenemende straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte een ambulante behandeling zal ondergaan bij De Waag.
De impact van de gebeurtenis voor verdachtes ex-echtgenote, bezien in samenhang met verdachtes justitiële verleden, brengt met zich dat de rechtbank het noodzakelijk acht dat, in het kader van de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf, aan verdachte tevens een contactverbod met zijn ex-echtgenote [verdachtes-ex-echtgenote] wordt opgelegd voor de duur van één jaar.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder behandeling moet stellen bij De Waag;
* dat verdachte zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd zal onthouden van het op welke wijze dan ook anders dan via zijn advocaat – persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact opnemen met zijn ex-echtgenote [verdachtes-ex-echtgenote];
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 juli 2010.