RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Zaaknummer: 289921 / JE RK 10-1668
Vervangende toestemming afgifte reisdocument
Beschikking van 27 juli 2010 van de kinderrechter met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [2003],
kind van
[de vader], wonende te [woonplaats],
en
[de moeder] (ook bekend onder de naam [de moeder]), wonende te [woonplaats].
1. Verloop van de procedure
Bureau Jeugdzorg Utrecht heeft op 1 juli 2010 een verzoek tot het verlenen van (vervangende) toestemming voor de afgifte van een reisdocument (paspoort) ingediend. De kinderrechter is verzocht deze toestemming te verlenen in verband met een buitenlandse reis van de minderjarige.
Op 20 juli 2010 heeft de rechtbank het verzoek ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader, [de vader],
- de advocaat van de vader, dhr. mr. D. Kotterman,
- de moeder, [de moeder] (ook bekend onder de naam [de moeder]),
- namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, mw. Kolenbrander.
2. Beoordeling van het verzochte
Ter zitting is gebleken dat de vader zich verzet tegen het verzoek van Bureau Jeugdzorg om de vervangende toestemming af te geven. Primair stelt hij zich op het standpunt dat de gezinsvoogd een dergelijk verzoek niet kan indienen, verwijzend naar een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 17 februari 2004 (LJN: AO8259) zodat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Subsidiair heeft hij gesteld dat het niet in het belang van de minderjarige is als het verzoek wordt ingewilligd. De man meent dat er een reëel risico bestaat dat de vrouw met de minderjarige naar het buitenland vertrekt en niet meer terug zal keren. Ook overigens meent de man dat de vrouw geen belang heeft bij toewijzing van dit verzoek, nu het verzoek is gedaan in het kader van een vakantie naar Italië, welke geen doorgang zal vinden.
De vrouw en Bureau Jeugdzorg hebben zich hiertegen verweerd. Zij hebben gesteld weldegelijk belang te hebben bij toewijzing van het verzoek. Aan het eind van de vakantie wil de vrouw, zo mogelijk, met de minderjarige naar Duitsland. Ook wil de vrouw volgend jaar met de minderjarige naar Nigeria voor een familiebezoek, waarvoor zij een paspoort nodig heeft. Het standpunt van de man dat een dergelijk verzoek niet door de gezinsvoogd gedaan kan worden, delen zij niet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooreerst dient de vraag beantwoord te worden of het verzoek van de gezinsvoogd door de rechtbank ontvangen kan worden. De man stelt immers dat de wettelijke bepaling die hier als grondslag dient, namelijk artikel 34 van de paspoortwet, zich daartegen verzet.
Ten tijde van voornoemde uitspraak van het Hof Arnhem was het toenmalige artikel 36 van de paspoortwet, waarin een regeling was opgenomen voor onder toezicht gestelde kinderen, vervallen. In beginsel was het voor de gezinsvoogd toen niet mogelijk een verzoek in te dienen om vervangende toestemming te verkrijgen voor de afgifte van een reisdocument.
Dit gevolg achtte de wetgever onwenselijk, zodat de wet gewijzigd is en het huidige artikel 36 is ingevoerd (stb. 2006, 352), welke wijziging op 2 augustus 2006 in werking is getreden. Sindsdien luidt artikel 36 van de paspoortwet als volgt.
Artikel 36
1.Bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, kan, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd.
2.De rechter kan een verklaring van toestemming afgeven op verzoek van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 254, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in Nederland of een gezinsvoogdij-instelling in de Nederlandse Antillen of Aruba. De rechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde worden gesteld dat de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument wordt beperkt.
Geconcludeerd moet worden dat het verzoek van de gezinsvoogd ontvangen kan worden, nu voornoemd artikel hiervoor immers de rechtsgrond geeft.
De rechtbank is echter met de man van oordeel dat het verzoek van Bureau Jeugdzorg voor het verkrijgen van vervangende toestemming voor de afgifte van een paspoort op dit moment moet worden afgewezen. De vrouw heeft op dit moment geen zwaarwegend belang bij de verkrijging van een paspoort nu de vrouw heeft gesteld dat een vakantie naar een land waarvoor een paspoort nodig is (namelijk Nigeria) volgend jaar zal plaatsvinden. Nu partijen binnen afzienbare tijd naar De Bellenbergh gaan, vertrouwt de rechtbank erop dat partijen zich in gaan zetten hun onderlinge communicatie te verbeteren zodat zij te zijner tijd in onderling overleg een oplossing voor hun geschillen zullen vinden.
Ter zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij in de praktijk heeft gemerkt dat de minderjarige behoefte heeft aan een legitimatiebewijs. Aangezien de rechtbank de bevoegdheid heeft de territoriale werking en geldigheidsduur van een paspoort te beperken en omdat een identiteitsbewijs te zien is als het mindere ten opzichte van een paspoort, acht de rechtbank zich bevoegd om in een zaak als de onderhavige waar vervangende toestemming voor een paspoort wordt afgewezen evenwel te beoordelen of een Europees Identiteitsbewijs kan worden toegewezen.
Hoewel er voor kinderen onder de 14 jaar oud geen legitimatieplicht geldt, acht de rechtbank het wel in het belang van de minderjarige dat de ouders zijn identiteit en nationaliteit kenbaar kunnen maken aan bijvoorbeeld (hulpverlening)instanties. Daarvoor is echter geen paspoort nodig. De rechtbank zal dan ook vervangende toestemming verlenen voor de afgifte van een Europees identiteitsbewijs. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de minderjarige hiermee niet naar Nigeria kan reizen.
De rechtbank verleent toestemming - welke toestemming die van de vader vervangt - tot afgifte van een Europees identiteitsbewijs ten behoeve van [minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [2003],
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 27 juli 2010 door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in bijzijn van G. Hagens LL.B als griffier.